ECLI:NL:RBSGR:2007:BC1030
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige voortduring van vreemdelingenbewaring en toekenning van schadevergoeding
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 30 oktober 2007 uitspraak gedaan over de voortduring van de vreemdelingenbewaring van eiser, een Algerijnse vreemdeling die al meer dan dertien maanden in bewaring zat. Eiser had op 18 oktober 2007 beroep ingesteld tegen de voortduren van de bewaring, nadat de rechtbank eerder had geoordeeld dat de Staatssecretaris van Justitie binnen twee weken na de uitspraak van 13 september 2007 het onderzoek naar de echtheid van zijn geboorteakte diende te voltooien. Deze termijn was echter ruimschoots verstreken zonder dat er enige voortgang was geboekt in het onderzoek.
De rechtbank overwoog dat, volgens de Vreemdelingencirculaire, na zes maanden bewaring het belang van de vreemdeling om in vrijheid te worden gesteld doorgaans zwaarder weegt dan het belang van de staat om de vreemdeling in bewaring te houden. In dit geval was de termijn van zes maanden ruimschoots overschreden en had de verweerder niet kunnen aantonen dat er op korte termijn een resultaat van het onderzoek te verwachten was. De rechtbank concludeerde dat de voortduring van de bewaring onrechtmatig was en dat eiser recht had op schadevergoeding voor de periode dat hij ten onrechte in bewaring was gehouden.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 30 oktober 2007, en kende eiser een schadevergoeding toe van € 2170,-. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die vastgesteld werden op € 322,-. De uitspraak werd gedaan door mr. G. Laman, fungerend voorzitter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier P.W. Karsowidjojo.