ECLI:NL:RBSGR:2007:BB9761

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 07/597
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige ontruiming van woonwagen door gemeente 's-Gravenhage

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 13 juli 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, de dochter van de voormalige huurders van een woonwagen, en de Gemeente 's-Gravenhage. Eiseres vorderde dat de gemeente haar zou toelaten tot de woonwagen en deze in oude staat zou terugbrengen, nadat de gemeente de woonwagen had ontruimd op basis van een eerder vonnis van de kantonrechter. Dit vonnis, dat op 13 maart 2007 was gewezen, had de voormalige huurders, [A.] c.s., veroordeeld tot ontruiming van de woonwagen. Eiseres stelde dat zij niet onder 'de zijnen' viel en dat de gemeente onrechtmatig had gehandeld door de ontruiming uit te voeren zonder haar als partij te beschouwen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres, door zich op 24 april 2007 in te schrijven op het adres van de woonwagen, met toestemming van de voormalige huurders was ingetrokken. Dit betekende dat zij als 'een van de zijnen' kon worden aangemerkt, wat haar positie in deze zaak beïnvloedde. De rechter concludeerde dat de gemeente niet onrechtmatig had gehandeld door het vonnis van de kantonrechter ten uitvoer te leggen, aangezien eiseres op het moment van ontruiming nog in de woonwagen verbleef. De vorderingen van eiseres werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de kosten van het geding.

De uitspraak benadrukt de juridische interpretatie van de term 'de zijnen' en de rechten van personen die zich in een gehuurde woning bevinden, evenals de verantwoordelijkheden van verhuurders bij ontruimingen. De voorzieningenrechter heeft de gemeente in het gelijk gesteld, wat betekent dat de eerdere beslissing van de kantonrechter standhield en de ontruiming rechtmatig was.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 13 juli 2007,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 07/597 van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. M. de Boorder,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon,
Gemeente 's-Gravenhage,
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
procureur mr. A.R. de Jonge,
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 6 juli 2007 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Gedaagde verhuurde de woonwagen aan de [a-straat huisnummer X] te [plaats A.] (hierna: de woonwagen) aan [persoon A.] en [persoon B.] (hierna: [A.] c.s.).
1.2. Bij vonnis van 13 maart 2007 heeft de kantonrechter te 's-Gravenhage de huurovereenkomst tussen gedaagde en [A.] c.s. ontbonden, alsmede [A.] c.s. veroordeelt tot ontruiming van de woonwagen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en vermeldt ten aanzien van de veroordeling tot ontruiming het volgende:
"veroordeelt [A.] en [B.] om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de woonwagenstandplaats en de woonwagen gelegen aan de [a-straat huisnummer X] te [plaats A.] [postcode], met al die en wat zich daarop van de zijde van [A.] en [B.] mocht bevinden, te ontruimen en te verlaten en ter vrije en algehele beschikking van Gemeente Den Haag [te stellen] [toevoeging voorzieningenrechter] (…), met machtiging van Gemeente Den Haag om, indien (…) [A.] en [B.] in gebreke mochten blijven om aan voormelde veroordeling te voldoen, deze veroordeling op hun kosten zonodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie te realiseren;"
1.3. Gedaagde en [A.] c.s. zijn overeengekomen dat [A.] c.s. vrijwillig de woonwagen en standplaats op 9 mei 2007 ontruimd zullen hebben en ter beschikking aan gedaagde zullen stellen. [A.] c.s. hebben zich op 4 mei 2007 in de gemeentelijke basisadministratie laten uitschrijven van het adres [a-straat huisnummer X] te [plaats A.].
1.4. Bij brief van 2 april 2007 hebben de bewoners van de woonwagenlocatie [a-straat], eiseres, dochter van [A.] c.s., en haar zoontje aan gedaagde voorgedragen met het verzoek om eiseres de vrijgekomen woonwagen te laten huren.
1.5. Gedaagde heeft bij brief van 20 april 2007 voornoemd verzoek afgewezen, omdat - kort gezegd - eiseres, ingevolge de regelgeving in de Regionale Huisvestingsverordening stadsgewest Haaglanden, niet in aanmerking komt voor deze woonwagen.
1.6. Op 24 april 2007 heeft eiseres zich laten inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [a-straat huisnummer X] te [plaats A.].
1.7. Gedaagde is op 9 mei 2007 komen inspecteren of [A.] c.s. de woonwagen daadwerkelijk hadden ontruimd. Tijdens die inspectie is haar de toegang tot de woonwagen door onder andere eiseres geweigerd.
1.8. Gedaagde heeft op 23 mei 2007 eiseres de toegang tot de woonwagen ontzegd en zij heeft de woonwagenstandplaats laten ontruimen, waarbij onder meer de woonwagen is gedemonteerd en afgevoerd.
2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
Eiseres vordert - zakelijk weergegeven - gedaagde op straffe van een dwangsom te veroordelen om eiseres toe te laten tot de woonwagen [a-straat huisnummer X] te [plaats A.] en de woonwagen in oude staat terug te brengen.
Daartoe voert eiseres het volgende aan.
Gedaagde heeft onrechtmatig gehandeld door de woonwagenstandplaats te ontruimen zonder titel en zonder aankondiging van de ontruiming. Het ontruimingsvonnis van 13 maart 2007 is gericht tegen [A.] c.s. en niet tegen eiseres. Zij dient niet gerekend te worden onder 'de zijnen', omdat [A.] c.s. de woonwagen reeds op 4 mei 2007 hebben ontruimd en verlaten. Zowel eiseres als een buurtbewoonster hebben dat op 9 mei 2007 aan de heer [X.], een medewerker van gedaagde, meegedeeld. Gedaagde wist derhalve dat een andere partij dan [A.] c.s. de woonwagen in gebruik had genomen, zodat zij geen gebruik meer kon maken van het vonnis van 13 maart 2007.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Partijen houdt verdeeld het antwoord op de vraag of gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door voormeld vonnis van de kantonrechter te 's-Gravenhage ook jegens eiseres ten uitvoer te leggen, nu eiseres in deze procedure geen partij was. In voormeld vonnis is [A.] c.s. veroordeeld tot ontruiming, 'met al die en wat zich daarop van de zijde van [A.] en [B.] mocht bevinden'. Onderzocht dient mitsdien te worden of eiseres als zodanig kan worden aangemerkt, of zij met andere woorden tot "de zijnen" kan worden gerekend.
3.2. Bij de beoordeling wordt als uitgangspunt genomen dat onder 'de zijnen' dient te worden verstaan degenen die zich vanwege of met toestemming van de huurder in het gehuurde bevinden. Hieronder vallen in beginsel familieleden en kennissen. Tussen partijen staat verder vast dat eiseres zich op 24 april 2007 heeft laten inschrijven op het onderhavige adres. Mitsdien moet het ervoor gehouden worden dat zij mét toestemming van [A.] c.s. is ingetrokken op een moment dat [A.] c.s. daar zelf nog verbleven en de woonwagen nog niet hadden ontruimd. Volgens de eigen stelling van eiseres is dit immers eerst op 4 mei 2007 gebeurd. Dat eiseres op grond van een eigen recht tegenover gedaagde als huurder dient te worden aangemerkt is vooralsnog niet komen vast staan. Zo er al sprake is van een coöptatierecht in de door eiseres gestelde zin, heeft te gelden dat eiseres wist dat gedaagde haar in dat kader in ieder geval niet als huurder had geaccepteerd. Onder deze omstandigheden dient eiseres naar voorlopig oordeel te worden aangemerkt als "een van de zijnen" in de onder 3.1. bedoelde zin. Vaststaat verder dat zij zich op 9 mei 2007 - de overeengekomen datum tussen [A.] c.s. en gedaagde - nog in de woonwagen bevond, zodat [A.] c.s. niet aan de uit het vonnis voortvloeiende verplichting hebben voldaan.
3.3. Gegeven het voorgaande heeft gedaagde naar voorlopig oordeel niet onrechtmatig gehandeld door het vonnis van 13 maart 2007 op 23 mei 2007 ten uitvoer te leggen. Dat leidt tot de conclusie dat de vorderingen zullen worden afgewezen.
3.4. Eiseres zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.067,--, waarvan € 816,-- aan salaris procureur, € 251,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.G.M. van Rens en uitgesproken ter openbare zitting van 13 juli 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
nve