ECLI:NL:RBSGR:2007:BB9753

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/9525, 06/9526, 06/9527
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Azerbeidzjaners en de beoordeling van individuele ambtsberichten

In deze zaak hebben eisers, een gezin van Azerbeidzjaanse en Armeense nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van de afwijzing van deze aanvragen door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De eisers hebben hun asielrelaas onderbouwd met verklaringen over hun politieke activiteiten en de vervolging die zij in Azerbeidzjan hebben ondervonden. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de door eisers overgelegde documenten, waaronder een politieoproep en identiteitsbewijzen, vervalst zijn. Dit heeft geleid tot twijfels over de geloofwaardigheid van hun asielrelaas.

De rechtbank heeft ook het rapport van de Nationale Ombudsman in overweging genomen, waarin kritiek wordt geuit op de totstandkoming van individuele ambtsberichten. De rechtbank oordeelt echter dat de kritiek onvoldoende is om de waarde van het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken in twijfel te trekken. De rechtbank concludeert dat de Minister in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het asielrelaas van eisers ongeloofwaardig is, en dat er geen klemmende redenen van humanitaire aard zijn die een terugkeer naar Azerbeidzjan onaanvaardbaar maken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eisers ongegrond verklaard, waarbij zij benadrukt dat het aan de vreemdeling is om de feiten en omstandigheden die hun aanvraag onderbouwen aannemelijk te maken. De rechtbank heeft geen aanleiding gevonden om te twijfelen aan de deugdelijkheid van het ambtsbericht en de conclusies die daaruit voortvloeien. De eisers hebben geen recht op een verblijfsvergunning op basis van de Vreemdelingenwet 2000, en de rechtbank heeft de kostenveroordeling afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Groningen, vreemdelingenkamer
Zaaknummers: Awb 06/9525 en Awb 06/9526 en Awb 06/9527
Uitspraak in het geschil tussen:
[vreemdeling],
geboren op [geboortedatum],
van Azerbeidzjaanse nationaliteit,
V-nummer: 270.513.6252,
eiser,
[vreemdeling],
geboren op [geboortedatum],
van Armeense nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
eiseres 1,
alsmede hun minderjarige kind:
[vreemdeling],
geboren op [geboortedatum],
van Azerbeidzjaanse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
eiseres 2,
gemachtigde: mr. D. Gürses, advocaat te Utrecht,
en
DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. M.D. Gunster, ambtenaar ten departemente.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Op 13 september 2004 hebben eisers een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft bij beschikkingen van 23 januari 2006 afwijzend op de aanvragen beslist.
1.2. Bij beroepschrift van 21 februari 2006 hebben eisers tegen de hiervoor genoemde beschikkingen beroep ingesteld. De gronden van beroep zijn op 20 maart 2006 ingediend.
1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eisers
toegezonden en hen in de gelegenheid gesteld om nadere gegevens te verstrekken.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 23 oktober 2007. Eiser en eiseres 1 zijn aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Rechtsoverwegingen
Eiseres 2 heeft geen zelfstandig asielrelaas. Om die reden worden in deze uitspraak eiser en eiseres 1 samen aangeduid als eisers, eiseres 1 zal worden aangeduid als eiseres.
Feiten en standpunten van partijen
2.1. Eisers hebben het navolgende aan hun asielrelaas ten grondslag gelegd. Eiser is een Azeri afkomstig uit Azerbeidzjan. Eiser is een actief lid van de Musavat partij. Op 23 maart, 23 augustus en op 16 oktober 2003 heeft hij gedemonstreerd tegen de regering. Tijdens de laatste demonstratie is eiser samen met vele anderen opgepakt en overgebracht naar het politiebureau. Daar is hij zodanig ernstig mishandeld dat hij moest worden opgenomen in het ziekenhuis, alwaar hij na een operatie 20 dagen heeft verbleven. Omstreeks 6 november 2003 heeft eiser met behulp van een vriend uit het ziekenhuis kunnen ontsnappen en is hij ondergedoken in een boomgaard, waar hij tot 30 december 2003 is gebleven. Op die dag is eiser met zijn gezin naar het vliegveld van Baku gereisd waarna eisers per vliegtuig naar de plaats Nakhichevan zijn gevlogen. Door een kennis zijn zij vervolgens naar een dorpje, genaamd Sadrak, gebracht waar zij tot ongeveer 15 of 20 juli 2004 zijn gebleven. Vervolgens zijn ze met de auto naar Istanbul, Turkije gereisd om vandaar per vrachtwagen naar Nederland te vluchten.
Eiseres baseert zich op het asielrelaas van eiser. Zij heeft zich met hun dochter op een gegeven moment bij eiser in de boomgaard gevoegd, waarna zij het land gezamenlijk zijn ontvlucht. Eiseres is van Armeense afkomst en is op 3 jarige leeftijd in Azerbeidzjan gaan wonen. Zij heeft in Azerbeidzjan veel problemen gehad vanwege haar Armeense afkomst. In 1993, net na de bevalling van haar zoon, werd haar Armeense afkomst bekend en deden ontheemde Azeri’s een inval in de woning van eiseres. Eiseres werd fysiek mishandeld en haar zoon werd onder de voet gelopen, als gevolg waarvan hij overleed. Eiser heeft eiseres vervolgens overgebracht naar het huis van haar stiefvader, waar zij is verzorgd. Eisers hebben in die buurt vervolgens een huurwoning gezocht, waar zij zijn gaan wonen. Vanwege haar afkomst vertoonde eiseres zich amper meer buiten, enkel onder toezicht van eiser. In juli 2007 heeft eiseres zich alleen buitenshuis getoond, waarna zij vervolgens door omstanders is geslagen en buiten bewustzijn is geraakt. Door een onbekende man is eiseres naar het ziekenhuis gebracht. Door de mishandelingen had zij een miskraam gehad en waren haar beide eileiders beschadigd. De politie heeft het onderzoek naar de daders gestaakt vanwege haar afkomst. En eiseres heeft door de gebeurtenissen psychische problemen gekregen.
2.2. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers afgewezen omdat wordt getwijfeld aan de door eisers gestelde identiteit. Eisers hebben ter staving van hun asielaanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden overgelegd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de asielaanvragen. Verweerder heeft geconcludeerd dat dit aan eisers is toe te rekenen. Verweerder heeft naar aanleiding van de door eiser afgelegde verklaringen de Minister van Buitenlandse zaken verzocht om onderzoek te doen naar eiser in Azerbeidzjan. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft de resultaten van dit onderzoek neergelegd in het individuele ambtsbericht van 19 augustus 2005 (kenmerk: DPV/AM-U050329.0068/882512). Hieruit blijkt dat de door eiser overgelegde politieoproep om op 24 december te verschijnen een afschrift is van een vervalst document. Voorts is uit onderzoek bij de voor bevolkingsregistratie verantwoordelijke autoriteiten te Azerbeidzjan gebleken dat eisers niet staan ingeschreven, noch ingeschreven hebben gestaan op het door hen genoemde adres. Voorts is in de periode van 16 oktober tot 7 november 2003 geen persoon met de naam [naam] opgenomen geweest in het door eiser genoemde ziekenhuis. Medewerkers en kaderleden van de Musavat partij verklaren verder eiser niet te kennen en zij gebruiken een andere indeling van (sub)afdelingen van de Musavat partij dan eiser heeft gebruikt. Nu eisers niet staan ingeschreven bij de voor bevolkingsregistratie verantwoordelijke autoriteiten, is evenmin aan hen een Azerbeidzjaans paspoort afgegeven. Tenslotte is uit onderzoek gebleken dat het door eiser overgelegde kopie van zijn rijbewijs een afschrift is van een vervalst document, dat het huwelijk van eiser en eiseres niet is ingeschreven en dat eiser niet voorkomt op de lijst van gearresteerden bij de demonstraties van 24/25 maart, 24/25 augustus en 16 oktober 2003. Gezien de informatie uit het ambtsbericht heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er geen geloof kan worden gehecht aan de door eisers gestelde identiteit. Tevens zijn de door eiser afgelegde verklaringen omtrent zijn lidmaatschap van de Musavat partij en zijn arrestatie niet geloofwaardig. Verder is gebleken dat het ambtsbericht qua inhoud en procedure zorgvuldig tot stand is gekomen en inhoudelijk inzichtelijk is. Er bestaat geen aanleiding aan de inhoud ervan te twijfelen. Ten aanzien van de verklaringen van eiseres over de door haar gestelde ontstane problemen omtrent haar Armeense afkomst, is verweerder van mening dat geen geloof kan worden gehecht aan de door eiseres opgegeven identiteitsgegevens. Het feit dat eiseres een authentieke geboorteakte heeft overgelegd, maakt dit niet anders, nu dit geen identiteitsdocument is en er geen pasfoto op staat. Ook de overgelegde medische verklaring ondersteund haar asielrelaas niet, nu hieruit enkel blijkt dat iemand genaamd [naam] door een arts is gezien. Hieruit blijkt niet dat dit eiseres betreft, temeer nu eisers heeft verklaard dat zij in deze periode van die naam geen gebruik heeft gemaakt. Derhalve bestaat er geen enkele reden om aan te nemen dat eisers in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29 Vw 2000.
2.3. Bij de zienswijze van 13 december 2005, gericht tegen een voornemen tot afwijzing van de aanvragen van verweerder van 15 november 2005, hebben eisers nadere stukken overgelegd. Het betreft een tweetal medische verklaringen, een brief d.d. 3 oktober 2005 van de gynaecoloog die eiseres heeft behandeld en een brief d.d. 16 november 2004 van de sociaal geneeskundige die eiseres behandelt.
2.4. Eisers hebben zich in de gronden van beroep d.d. 20 maart 2006 op het standpunt gesteld dat verweerder ten onrechte heeft aangegeven dat hun asielrelaas ongeloofwaardig is. Eisers hebben gedetailleerd verklaard over de reisroute. De documenten waarmee zij zijn gereisd hebben zij niet zelf in handen gehad, noch gezien. Voorts hebben zijn gebruik gemaakt van een nationale vlucht waar de controles niet streng waren. Aan eisers kan derhalve niet worden toegerekend dat zij geen documenten hebben overgelegd van de reis. Eisers hebben voorts de resultaten van het individuele ambtsbericht van 19 augustus 2005 gemotiveerd betwist en hebben hun standpunt met diverse stukken onderbouwd. Daarbij is ondermeer een oproep over gelegd, waarin staat dat eiser op 23 juni 2005 om 11.00 uur op het politiebureau in Bakoe moet verschijnen.
2.5. Bij brief van 13 juli 2006 hebben eisers nog nadere stukken ingediend. Het betreft twee brieven van het ziekenhuis, waar eiseres door een gynaecoloog wordt behandeld, een brief van de GGZ in Venlo, correspondentie van eisers zelf en/of hun gemachtigde, brieven van familieleden en een afschrift van een rijbewijs.
Ook bij brief van 9 februari 2007 heeft de gemachtigde van eisers medische informatie met betrekking tot eiseres overgelegd.
2.6. In het verweerschrift heeft verweerder een nadere toelichting op zijn standpunt gegeven en gereageerd op hetgeen van de kant van eisers is betoogd. Ten aanzien van de in beroep overgelegde oproep van politie is verweerder van oordeel dat dit stuk niet in het kader van artikel 83 Vw 2000 kan worden beoordeeld omdat het eerder ingebracht had kunnen en moeten worden. Met betrekking tot de overgelegde medische stukken is verweerder van oordeel dat, indien daarmee wordt beoogd een beroep op artikel 3 EVRM te doen, dit beroep faalt omdat de medische situatie van eiseres niet zodanig ernstig is dat uitzetting van haar om medische redenen in strijd zou komen met artikel 3 EVRM.
2.7. Bij brief van 6 april 2007 heeft de rechtbank bij de Minister van Buitenlandse Zaken de onderliggende stukken, behorende bij het ambtsbericht van 19 augustus 2005 opgevraagd. Deze stukken zijn bij brief van 20 april 2007 door deze Minister aan de rechtbank ingezonden, waarbij een beroep op geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 Awb is gedaan. Dit verzoek om geheimhouding is door de rechtbank bij uitspraak van 13 juni 2007 gehonoreerd. Partijen hebben toestemming gegeven als bedoeld in artikel 8:29 vijfde lid Awb.
2.8. Bij brief van 5 februari 2007 heeft de gemachtigde van eisers persberichten overgelegd.
2.9. Bij brief van 4 mei 2007 heeft de gemachtigde van eisers de rechtbank toestemming gevraagd om een contra-expertise te laten uitvoeren. Subsidiair is verzocht een nieuw ambtsbericht te laten opmaken, waarbij door eisers naar voren gebrachte informatie (getuigen, foto’s) betrokken kunnen worden. Eisers twijfelen aan een objectieve en inzichtelijke informatieverschaffing, onder aanduiding van de bronnen waaraan die informatie is ontleend.
2.10. Bij brief van 8 juni 2007 heeft de gemachtigde van eisers een persbericht d.d. 19 april 2007 overgelegd met betrekking tot een inval bij het bestuurscentrum van de Musavatpartij. Ook zijn enkele andere persberichten overgelegd.
2.11. Bij brief van 22 juni 2007 is nogmaals medische informatie met betrekking tot eiseres overgelegd.
2.12. Ter terechtzitting van 23 oktober 2007 hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. Door eisers is een beroep gedaan op het rapport van de Nationale Ombudsman van 27 september 2007, inzake “de geloofwaardigheid van ambtsberichten”.
Beoordeling van het beroep
2.13. De rechtbank constateert dat op diverse momenten in de beroepsfase door eisers nadere stukken zijn overgelegd. De rechtbank dient dan ook allereerst te beoordelen of deze stukken in de beoordeling van het beroep kunnen worden betrokken. Voor zover het medische stukken ten aanzien van eiseres betreft is de rechtbank van oordeel dat dit kan omdat het een nadere onderbouwing betreft van reeds in de zienswijze ingenomen standpunt, die er –kort gezegd- op neer komt dat eiseres medische klachten ondervindt die asiel gerelateerd zijn. Voor zover krantenberichten en andere berichten uit de pers zijn overgelegd, kunnen deze, naar het oordeel van de rechtbank, eveneens worden aangemerkt als nadere onderbouwing van een eerder ingenomen standpunt, in dit geval het standpunt dat eiser gevaar loopt in verband met zijn (actief) lidmaatschap van de Musavatpartij.
Met betrekking tot de oproep van politie is de rechtbank met verweerder van oordeel dat deze oproep eerder had kunnen en moeten worden overgelegd. Het stuk is pas bij de gronden van beroep op 20 maart 2006 overgelegd. De in dit stuk vermelde oproepdatum is 23 juni 2005. Niet gebleken is dat dit stuk niet eerder overgelegd had kunnen worden, zodat de rechtbank het dan ook niet in het kader van artikel 83 Vw 2000 in de beoordeling van het beroep zal betrekken.
2.14. De rechtbank overweegt voorts als volgt.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000, wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van die wet, afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlenen vormen. Het is derhalve aan de vreemdeling om de door hem aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden tegenover verweerder aannemelijk te maken. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder f van dit artikel, wordt bij het onderzoek naar de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel mede betrokken dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen.
2.15. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de omstandigheid dat eisers ter staving van hun aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden hebben overgelegd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van hun aanvraag en het feit dat dit, ook naar het oordeel van de rechtbank, aan hen is toe te rekenen, reeds op voorhand afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van hun asielrelaas.
2.16. In het licht van het vorenstaande dient ingevolge artikel 31 van de Vw 2000, mede gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling (Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 1998-1999, 26 737, nr. 3, p. 40/41) en volgens de ter uitvoering daarvan vastgestelde beleidsregels het relaas niet alleen consistent en niet onaannemelijk te zijn, doch mogen daarin ook geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen; van het asielrelaas moet dan een positieve overtuigingskracht uitgaan.
2.17. Verweerder heeft, naar het oordeel van de rechtbank, in het bestreden besluit, in samenhang met het voornemen, afdoende gemotiveerd dat het asielrelaas van eisers aan deze eisen niet voldoet. Ten aanzien van verklaringen van eiser met betrekking tot zijn adres, zijn paspoortgegevens, een rijbewijs op zijn naam d.d. 25 december 2002, zijn politieke activiteiten voor de Musavatpartij, zijn problemen met de Azerbeidzjaanse autoriteiten en een in dat kader overgelegde politie oproep om op 24 december 2003 te verschijnen heeft verweerder door de Minister van Buitenlandse zaken een onderzoek laten uitvoeren. Op 19 augustus 2005 is ter zake een zogenoemd individueel ambtsbericht uitgebracht door deze Minister. Volgens dit ambtsbericht staan eisers onder de door hen opgegeven personalia niet geregistreerd bij officiële instanties als de paspoortregistratie of de bevolkingsregistratie in Azerbeidzjan. Op de door eisers opgegeven naam is geen paspoort afgegeven. Het door eiser overgelegde rijbewijs is vals bevonden. Eisers hebben nooit onder de door hen opgegeven personalia ingeschreven gestaan op het door hen genoemde adres in Baku tussen 1996 en 16 oktober 2003. Verder blijkt uit het ambtsbericht dat eiser niet bekend is als (actief) lid van de Musavatpartij, dat hij niet voorkomt op lijsten van aangehouden personen bij de door eiser genoemde demonstraties, dat hij niet in de door hem genoemde periode in het ziekenhuis opgenomen is geweest en dat tenslotte de politieoproep vals is bevonden.
2.18. De door eiseres overgelegde geboorteakte kan niet als een identiteitsbewijs worden aangemerkt. Reeds hierom kan dit stuk geen afbreuk doen aan het individueel ambtsbericht.
Voorts oordeelt de rechtbank als volgt.
2.19. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) wordt een individueel ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken aangemerkt als een deskundigenbericht. Indien het op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze informatie verschaft onder aanduiding van –zo mogelijk en verantwoord- de bronnen, mag verweerder bij besluitvorming op asielaanvragen van de juistheid van die informatie uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.
2.20. De rechtbank stelt vast dat de door eisers aangekondigde contra-expertise niet heeft plaatsgevonden. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van de onderliggende stukken van het individuele ambtsbericht van 19 augustus 2005. De rechtbank constateert dat bij de totstandkoming daarvan gebruik gemaakt is van een groot aantal bronnen. De rechtbank heeft geen aanleiding gevonden om op basis van gebruikte bronnen te twijfelen aan de deugdelijkheid van het uitgevoerde onderzoek. De rechtbank verwerpt de ter zake door eisers opgeworpen gieven dan ook. De onderzoeksresultaten ondersteunen vervolgens geheel de conclusies in het individuele ambtsbericht en de conclusie die verweerder met betrekking tot de ongeloofwaardigheid van de beide asielverzoeken heeft getrokken. Dat kopieën van stukken zijn onderzocht doet aan die conclusies niet af, aangezien dit voor de uitkomst van het onderzoek niet relevant is geweest.
2.21. Met betrekking tot de ter zitting opgeworpen grief, overigens in het verlengde liggend van de beroepsgronden, naar aanleiding van het op 27 september 2007 door de Nationale Ombudsman uitgebrachte rapport “De geloofwaardigheid van ambtsberichten” merkt de rechtbank het volgende op. De door de Nationale Ombudsman in dit rapport geuite kritiek op (de totstandkoming van) individuele ambtsberichten biedt, naar het oordeel van de rechtbank, onvoldoende aanknopingspunten om in het algemeen te oordelen dat aan individuele ambtsberichten van de Minister van Buitenlandse Zaken niet langer de waarde kan toekomen die er door verweerder en in de rechtspraak aan wordt gegeven. In de rechtspraak van de ABRS wordt reeds verondersteld dat door verweerder getoetst wordt of is voldaan aan de eis dat individuele ambtsberichten op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze informatie dienen te verschaffen en dit dan, zo veel mogelijk, onder aanduiding van gebruikte bronnen.
Van geval tot geval zal dit moeten worden getoets. Verweerder maakt bij deze toets gebruikt van de zogenoemde “Rek-check”. De rechtbank kan bij de beoordeling in beroep gebruik maken van de onderliggende stukken die de Minister van Buitenlandse Zaken, veelal onder het verzoek tot geheimhouding, aan de rechtbank pleegt te verstrekken.
Indachtig de kritische opmerkingen die door de Nationale Ombudsman ter zake zijn gemaakt, is de rechtbank in de onderhavige zaak niet gebleken van zaken die afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van het op 19 augustus 2005 uitgebrachte ambtsbericht.
2.22. De rechtbank komt tot de slotsom dat verweerder in redelijkheid het asielrelaas van eisers ongeloofwaardig heeft kunnen achten. De door eisers in beroep overgelegde informatie kan niet afdoen aan deze conclusie. Deze informatie vormt, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, geen ondersteuning van het individuele asielrelaas van eisers. De rechtbank kan zich vinden in verweerders standpunt ter zake.
2.23. Het is, gelet op het vorenoverwogene evenmin aannemelijk dat eisers bij uitzetting een reëel risico lopen om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen, zodat eisers aan artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw 2000 evenmin aanspraak op een verblijfsvergunning kunnen ontlenen. De medische klachten van eiseres zijn voorts niet zodanig ernstig dat uitzetting van eiseres om medische redenen in strijd zou komen met artikel 3 EVRM.
2.24. Voorts is er geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet is gebleken van zodanige klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van vertrek uit het land van herkomst dat van eisers niet verlangd kan worden terug te keren.
Eisers kunnen derhalve aan artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, Vw 2000 evenmin aanspraak op een verblijfsvergunning ontlenen.
2.25. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag terecht afgewezen. Het beroep is dan ook ongegrond.
2.26. Voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus gegeven door mr. D.M. Schuiling en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. H.W. Wind als griffier op 12 november 2007.
Tegen de uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC te ’s-Gravenhage. Ingevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift, in aanvulling op de vereisten gesteld in artikel 6:5 Algemene wet bestuursrecht één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: