ECLI:NL:RBSGR:2007:BB9751

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
275999 - HA ZA 06-3670
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van het partijprogramma van de Partij voor Naastenliefde, Vrijheid en Diversiteit (PNVD)

In deze zaak vorderde eiseres een verklaring voor recht dat het partijprogramma van de Partij voor Naastenliefde, Vrijheid en Diversiteit (PNVD) onrechtmatig is. Eiseres, werkzaam als juriste bij een juridisch adviesbureau voor kinderen, stelde dat de inhoud van het partijprogramma schadelijk is voor kinderen en in strijd is met het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind. De PNVD en de Staat voerden verweer en stelden dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat zij niet onmiddellijk betrokken is bij de rechtsverhouding en geen voldoende belang heeft.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar vorderingen jegens zowel de PNVD als de Staat. De rechtbank overwoog dat de gevorderde verklaring voor recht niet kan worden uitgesproken, omdat eiseres niet kan worden aangemerkt als onmiddellijk betrokkene bij de rechtsverhouding tussen de PNVD en kinderen. Evenmin kon eiseres worden aangemerkt als onmiddellijk betrokkene bij de rechtsverhouding tussen de Staat en kinderen. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van eiseres niet ontvankelijk zijn en veroordeelde haar in de proceskosten aan de zijde van de gedaagden.

Het vonnis werd uitgesproken op 5 december 2007 door de rechtbank 's-Gravenhage, waarbij de proceskosten aan de zijde van de PNVD en de Staat elk zijn begroot op EUR 1.152,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, met betrekking tot de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 275999 / HA ZA 06-3670
Vonnis van 5 december 2007
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. R.E. Troost,
tegen
1. de vereniging PARTIJ NAASTENLIEFDE, VRIJHEID & DIVERSITEIT (de PNVD),
gevestigd te Leiden,
gedaagde,
procureur mr. D.J.G. Timmermans,
2. [naam voorzitter], voorzitter van het bestuur van de Partij voor Naastenliefde, Vrijheid & Diversiteit (PNVD),
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. D.J.G. Timmermans,
en
3. DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie),
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. A.Th.M. ten Broeke.
Eiseres zal hierna worden aangeduid als [eiseres], gedaagde sub 2 zal worden aangeduid als "de PNVD", gedaagden sub 1 en sub 2 zullen tezamen worden aangeduid als "PNVD c.s."en gedaagde sub 3 zal worden aangeduid als "de Staat".
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen d.d. 19 oktober 2006 aan PNVD c.s. en aan de Staat;
- de conclusies van antwoord van de zijde van PNVD c.s. en van de Staat;
- de conclusie van repliek;
- de conclusies van dupliek van de zijde van PNVD c.s. en van de Staat.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaardingen was [eiseres] als juriste
werkzaam bij een juridisch adviesburo voor kinderen. In het kader van deze werkzaamheden was zij bezig met de implementatie van de kwaliteitscriteria uit het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (hierna: IVRK) binnen de Nederlandse rechtspraak.
2.2. De vereniging Naastenliefde, Vrijheid & Diversiteit is opgericht op 31 mei 2006.
Op 14 juni 2006 is de naam gewijzigd in Partij voor Naastenliefde, Vrijheid & Diversiteit. Artikel 2 van de statuten luidt als volgt:
"Het doel van de vereniging is tweeledig: enerzijds stelt zij zicht en doel taboes en dogmas te doorbreken, in de hoop daarmee angst en intolerantie tegen te gaan; anderzijds stelt zij zich ten doel van alle Nederlandse burgers kritische vrijdenkers te maken, die belang hechten aan ratio en de kracht van het argument."
De PNVD tracht dit te bereiken door onder meer het geven van voorlichting via internet over haar politieke standpunten, het selecteren en verkiesbaar stellen van vertegenwoordigers en het in stand houden van de partijorganisatie.
2.3. De onderdelen 5.2, 6.10, 6.17, 6.21 en 9.2 t/m 9.10 van het partijprogramma van de
PNVD luiden als volgt:
"5.2 Roken, gokken en het drinken van alcohol worden legaal vanaf twaalf jaar.
(...)
6.10 Organisaties mogen alleen verboden worden als die oproepen tot geweld.
(...)
6.17
Geen dubbele strafbaarstelling, uitgezonderd voor kindermishandeling.
(...)
6.21 Discriminatie is toegestaan, behalve door de overheid.
(...)
9.2 Jongeren mogen vanaf twaalf jaar seksuele contacten aangaan.
(...)
9.3 Gevaarlijke seks met minderjarigen blijft strafbaar.
(...)
9.4 Pornografie mag overdag worden uitgezonden.
(...)
9.5 Vanaf zestien jaar mag men in een pornoproductie verschijnen.
(...)
9.6 De leeftijdsgrens vanaf welke men zich mag prostitueren wordt zestien jaar.
(...)
9.7 Iedereen mag buiten naakt rondlopen.
(...)
9.8 Privé-bezit van kinderpornografie wordt toegestaan.
(...)
9.9 Besnijdenis van jongens en meisjes onder de zestien jaar wordt strafbaar.
(...)
9.10 Seksuele contacten met dieren blijven legaal. (...)"
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert:
Primair:
- jegens PNVD c.s.: een verklaring voor recht dat de hiervoor onder 2.3. vermelde standpunten uit het partijprogramma onrechtmatig zijn;
- jegens de Staat: een verklaring voor recht dat de Minister van Justitie onrechtmatig handelt door geen onderzoek te doen naar de onrechtmatigheid van de PNVD;
Subsidiair:
PNVD c.s. en de Staat te veroordelen in de proceskosten.
3.2. Hiertoe stelt zij dat de onder 2.3. vermelde partijdoelen van de PNVD schadelijk zijn voor kinderen, in strijd zijn met (het Internationaal Verdrag voor) de Rechten van het Kind en naar nationaal recht strafbaar zijn, en dat deze dientengevolge onrechtmatig zijn. Voorts stelt zij dat zij recht heeft op een inhoudelijke behandeling van haar rechtsvraag en dat er onvoldoende mogelijkheid wordt geboden aan kinderen en aan de groep volwassenen die slachtoffer zijn van seksueel misbruik om toegang te krijgen tot rechterlijke toetsing. In het kader van haar vordering jegens de Staat stelt [eiseres] dat de Staat zich ten onrechte en in strijd met zijn verplichtingen op grond van internationale verdragen, niet het belang van kinderen heeft aangetrokken.
3.3. PNVD c.s. en de Staat voeren ieder voor zich verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Vordering jegens PNVD c.s.
4.1. PNVD c.s. hebben zich allereerst op het standpunt gesteld dat [eiseres] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Zij voeren hiertoe aan dat [eiseres] geen, althans geen redelijk belang heeft bij haar vorderingen.
4.2. Op grond van het bepaalde in artikel 3:302 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een verklaring voor recht slechts worden uitgesproken op vordering van een bij een bepaalde rechtsverhouding onmiddellijk betrokkene; deze verklaring voor recht kan slechts dienen tot het jegens de andere betrokkene op bindende wijze vaststellen van het bestaan van een dergelijke rechtsverhouding of het preciseren van de inhoud van die rechtsverhouding (HR 22 januari 1993, NJ 1994, 734 (CJHB).
4.3. De vordering van [eiseres] jegens PNVD c.s. strekt tot verklaring voor recht dat de onder 2.3. vermelde standpunten van de PNVD onrechtmatig zijn. Uit hetgeen door [eiseres] ter onderbouwing naar voren is gebracht volgt dat het onrechtmatige karakter van het handelen van de PNVD daarin is gelegen, dat deze inhoud van het partijprogramma van de PNVD schadelijk is voor kinderen in het algemeen; het gaat [eiseres] dus kennelijk om onrechtmatig handelen jegens kinderen in het algemeen. Hieruit volgt dat de gevorderde verklaring voor recht strekt tot vaststelling van het bestaan c.q. preciseren van de inhoud van de rechtsverhouding tussen PNVD c.s. en kinderen in het algemeen. [eiseres] is niet aan te merken als onmiddellijk betrokkene bij deze rechtsverhouding. Toe- of afwijzing van de gevorderde verklaring voor recht is immers niet van invloed op rechten of plichten van PNVD c.s. ten opzichte van [eiseres].
Het feit dat [eiseres] ten tijde van het uitbrengen van de dagvaardingen werkzaam was als juriste bij een juridisch adviesburo voor kinderen, dat zij zich zeer betrokken voelt bij de rechten van het kind, en/of dat zij zelf behoefte heeft aan een inhoudelijke behandeling van haar rechtsvraag, maakt dit niet anders. Evenmin kan de stelling van [eiseres] dat er aan kinderen en aan de groep volwassenen die slachtoffer zijn van seksueel misbruik onvoldoende mogelijkheid wordt geboden om toegang te krijgen tot rechterlijke toetsing tot een andere conclusie leiden.
4.4. Uit het vorenstaande volgt reeds dat [eiseres] niet-ontvankelijk is in haar vordering jegens PNVD c.s..
Vordering jegens de Staat
4.5. De Staat heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat [eiseres] in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De Staat stelt hiertoe dat [eiseres] niet onmiddellijk is betrokken bij een rechtsverhouding met de Staat en voorts dat zij geen voldoende belang in de zin van artikel 3:303 BW heeft bij haar vorderingen.
4.6. Volgens [eiseres] heeft de Staat onrechtmatig gehandeld doordat de Minister van
Justitie heeft nagelaten onderzoek te doen naar de onrechtmatigheid van de PNVD, althans om het openbaar ministerie hiertoe opdracht te geven. De stellingen van [eiseres] komen erop neer dat de Staat zich ten onrechte niet het belang van kinderen in het algemeen heeft aangetrokken en daarmede jegens kinderen onrechtmatig heeft gehandeld. Hieruit volgt dat de jegens de Staat gevorderde verklaring voor recht betrekking heeft op de rechtsverhouding tussen de Staat en kinderen in het algemeen. Ook bij deze rechtsverhouding is [eiseres] niet aan te merken als onmiddellijk betrokkene. De rechtbank verwijst in dit verband naar hetgeen hiervoor onder 4.3. is overwogen.
4.7. Uit het vorenstaande volgt dat [eiseres] niet-ontvankelijk is in haar vordering jegens de Staat.
Proceskosten
4.8. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de
proceskosten. De kosten aan de zijde van PNVD c.s. en van de Staat worden ieder begroot op:
- vast recht EUR 248,00
- salaris procureur EUR 904,00
___________
Totaal EUR 1.152,00
4.9. De Staat heeft voorts veroordeling verzocht van [eiseres] in de nakosten
ad EUR 131,00 dan wel, indien betekening van het vonnis plaatsvindt, ad EUR 199,00, met verklaring dat de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad zal zijn, zulks met bepaling dat over die proceskostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis.
De rechtbank zal het verzoek met betrekking tot de uitvoerbaarheid bij voorraad en de wettelijke rente over de proceskosten als onbetwist toewijzen. De gevorderde nakosten danwel kosten van betekening van het vonnis zullen worden afgewezen, nu niet vast staat dat de Staat die kosten daadwerkelijk zal moeten maken.
5. De beslissing
De rechtbank:
- verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vorderingen jegens PNVD c.s. en jegens de Staat;
- veroordeelt [eiseres] in de proceskosten aan de zijde van PNVD c.s., tot op deze uitspraak begroot op EUR 1.152,00;
- veroordeelt [eiseres] in de proceskosten aan de zijde van de Staat, tot op deze uitspraak begroot op EUR 1.152,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis;
- verklaart dit vonnis met betrekking tot de proceskostenveroordeling jegens de Staat uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A. Koppen, mr. G.H.I.J. Hage en mr. A.C. Olland en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2007