ECLI:NL:RBSGR:2007:BB9313
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser, geboren in 1985 en van Turkse nationaliteit, op 5 februari 2007 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor gezinsvorming bij referent. De aanvraag werd door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen bij besluit van 11 mei 2007, dat op 15 mei 2007 werd verzonden. Referent heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd op 19 juli 2007 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens op 16 augustus 2007 beroep ingesteld tegen dit besluit.
De rechtbank heeft op 31 oktober 2007 de openbare behandeling van het geschil gehouden, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door een kantoorgenoot van zijn gemachtigde. De minister van Buitenlandse Zaken was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een belanghebbende die redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit, geen beroep kan instellen tegen het op bezwaar genomen besluit.
De rechtbank oordeelt dat het bezwaarschrift uitsluitend door referent is ingediend en dat er geen aanknopingspunten zijn dat het mede namens eiser is ingediend. Hierdoor is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank concludeert dat eiser redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit, en dat het beroep dat namens hem is ingediend, niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen proceskosten aan een van de partijen opgelegd.
De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos en op 13 november 2007 in het openbaar uitgesproken, in aanwezigheid van mr. J.E. Engelhart, griffier.