RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie 's-Gravenhage
De coöperatie
Coöperatieve Rabobank Amerstreek U.A.,
gevestigd te Oosterhout,
eiseres,
gemachtigde: mr. T.M. Boesveld,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: [gemachtigde].
Partijen worden hierna aangeduid als 'Rabobank' en '[gedaagde]'.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de inleidende dagvaarding van 15 mei 2007, met bijlagen;
- de conclusie van antwoord, met bijlagen;
- de bij brieven van 30 juli 2007, 28 augustus 2007 en 4 september 2007, door mr. Boesveld toegezonden producties;
- het proces-verbaal van de op 7 september 2007 gehouden comparitie van partijen;
- de akte na comparitie aan de zijde van de Rabobank, met bijlagen;
- de akte na comparitie aan de zijde van [gedaagde].
1.1. Op 5 en op 7 januari 2005 hebben er tot een bedrag van in totaal € 4.034,23 overschrijvingen plaatsgevonden van rekeningen van zakelijke relaties van de Rabobank naar de Postbankrekening van [gedaagde]. Deze overschrijvingen hebben plaatsgevonden met behulp van vervalste overschrijvingsformulieren.
1.2. De Rabobank heeft een bedrag van € 4.034,23 vergoed aan haar zakelijke relaties. De zakelijke relaties hebben hun vordering aan de Rabobank gecedeerd.
1.3. De op de rekening van [gedaagde] overgeboekte bedragen zijn na storting volledig opgenomen.
1.4. Ook na verschillende aanmaningen is [gedaagde] niet overgegaan tot terugbetaling van de op zijn rekening gestorte bedragen.
1.5. [gedaagde] is door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 14 december 2006 vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten in verband met de onder 1.1. genoemde fraude met overschrijvingsformulieren.
2. Vordering, grondslag en verweer
2.1. De Rabobank vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.000,- vermeerderd met rente en kosten.
2.2. Aan haar vordering legt zij ten grondslag dat ten onrechte tot een bedrag van € 4.034,23 bedragen aan [gedaagde] zijn overgeboekt. De Rabobank maakt primair aanspraak op terugbetaling van dit bedrag uit hoofde van onverschuldigde betaling. Subsidiair vordert zij terugbetaling uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking. Meer subsidiair vordert zij terugbetaling uit hoofde van onrechtmatige daad.
2.3. [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.1. Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] gehouden is tot terugbetaling van de op zijn rekening gestorte bedragen.
3.2. Vaststaat dat er geen rechtsgrond bestaat voor de betalingen die in januari 2005 door de cliënten van de Rabobank aan [gedaagde] zijn verricht. Er is dus sprake van een onverschuldigde betaling in de zin van artikel 6:203 lid 2 BW. De ontvanger van deze prestatie is in beginsel gehouden tot teruggave van een gelijk bedrag. Wanneer hij tekort schiet in de nakoming van deze verplichting, is er sprake van een tekortkoming in de zin van artikel 6:74 BW.
3.3. Op grond van artikel 6:204 lid 1 BW wordt, indien de ontvanger in een periode waarin hij redelijkerwijs met een verplichting tot teruggave geen rekening behoefde te houden, niet als een zorgvuldig schuldenaar voor het goed heeft zorg gedragen, hem dit niet toegerekend. [gedaagde] stelt dat deze situatie zich voordoet. Ter onderbouwing hiervan stelt hij dat hij zijn bankpas en (mogelijk ook) zijn pincode in december 2004/januari 2005 aan een ander heeft afgegeven in ruil voor een bolletje coke, terwijl hij in de veronderstelling verkeerde dat die derde geen transacties met zijn bankpas kon verrichten, omdat zijn rekening leeg was. [gedaagde] stelt niet op de hoogte te zijn geweest van de overboekingen naar zijn rekening, zodat hij als een ontvanger te goeder trouw moet worden aangemerkt.
3.4. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] niet betrokken is geweest bij de frauduleuze overschrijvingen op zijn rekening. De Rabobank heeft niet betwist dat [gedaagde] geen gebruik kon maken van een online toegang tot zijn rekeninggegevens. Evenmin is komen vast te staan dat aan [gedaagde] direct na 5 of 7 januari 2005 rekeningafschriften zijn toegezonden, zodat er van moet worden uitgegaan dat [gedaagde] ook vlak na de stortingen niet op de hoogte was van de overboekingen op zijn rekening. [gedaagde] dient ten aanzien van de verrichte stortingen en opnames als ontvanger te goeder trouw te worden aangemerkt.
3.5. Ten aanzien van de stelling van de Rabobank dat [gedaagde] niet als ontvanger te goeder trouw kan worden aangemerkt omdat hij zijn bankpas en pincode in strijd met de algemene bankvoorwaarden aan een derde ter beschikking heeft gesteld, overweegt de kantonrechter als volgt. Het afgeven van bankpas en pincode aan een derde moet als onzorgvuldig handelen worden aangemerkt, maar leidt niet tot afwezigheid van goeder trouw. Wanneer [gedaagde] door de afgifte van zijn bankpas en pincode schade ondervindt doordat er onbevoegd geld van zijn rekening wordt opgenomen, dient hij die schade zelf te dragen en kan hij die schade dan ook niet op zijn bank verhalen.
3.6. Nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] zelf zijn bankpas heeft gebruikt om de op zijn rekening gestorte bedragen op te nemen en hij er ook niet op bedacht hoefde te zijn dat een ander gelden op zijn rekening zou overmaken, om die vervolgens met de bankpas van [gedaagde] op te nemen, moet hij worden aangemerkt als ontvanger te goeder trouw. Hooguit kan hem worden verweten worden dat hij in de periode dat de gelden op zijn rekening zijn gestort en opgenomen, onzorgvuldig heeft gehandeld door een derde in staat te stellen met zijn bankpas en pincode over het op zijn rekening staande saldo te beschikken. Een en ander heeft evenwel niet tot gevolg dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn teruggave verbintenis jegens de Rabobank.
3.7. Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen wegens onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijkingen dienen te worden afgewezen.
3.8. De vordering uit hoofde van onrechtmatige daad, volgt hetzelfde lot. Gesteld noch gebleken is immers dat [gedaagde] op de hoogte was van de handelingen die door derden met zijn bankpas zijn verricht. Enige betrokkenheid van [gedaagde] bij die handelingen is ook niet komen vast te staan. Van een onrechtmatig handelen van [gedaagde] is dan ook geen sprake.
3.9. Nu de vorderingen van de Rabobank wordt afgewezen is voor toekenning van buitengerechtelijke kosten en rente geen plaats.
3.10. De Rabobank zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
veroordeelt de Rabobank in de kosten van deze procedure, tot hiertoe aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 500,- als vergoeding voor het salaris van de gemachtigde van [gedaagde];
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C.M. Höppener en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.