ECLI:NL:RBSGR:2007:BB9216

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/613104-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag leidt tot dodelijk ongeval na alcoholconsumptie

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 3 december 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeluk. De verdachte had na zijn werk samen met zijn collega, [A], alcohol genuttigd. Toen [A] niet in staat was om te rijden vanwege zijn alcoholgebruik, gaf hij de sleutels van zijn auto aan de verdachte, die eveneens onder invloed was en geen rijbewijs had. De verdachte reed met de auto van [A] en verloor de controle over het voertuig, wat leidde tot een ernstig ongeval waarbij [A] dodelijk gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat het roekeloze rijgedrag van de verdachte de dood van zijn collega op zijn geweten had. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte een blanco strafblad had en dat hij moest leren leven met de gevolgen van zijn daden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 5 jaar. De benadeelde partij werd niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er onvoldoende duidelijkheid bestond over de schade.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/613104-07
's-Gravenhage, 3 december 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1983,
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 19 november 2007.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.R. Schenkhuizen, advocaat te 's Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich één benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. E.C. Kole heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem onder 1, 2 en 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaren.
De officier van justitie heeft primair geconcludeerd tot toewijzing, althans gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, subsidiair tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is op 23 september 2006 na afloop van zijn werk in [plaats] een biertje gaan drinken met zijn collega [A]. Toen zij naar huis wilden gaan is door politieambtenaren vastgesteld dat [A], die aanstalten maakte zijn auto te gaan besturen daartoe niet in staat was omdat hij te veel alcohol had gedronken. Hem is een rijverbod opgelegd. [A] heeft kort hierna de sleutels van de auto en het parkeerkaartje van de garage aan verdachte gegeven. Deze is met de auto van [A] weggereden hoewel ook hij fors te veel alcohol had gedronken en hij bovendien niet in het bezit was van een rijbewijs. [A] zat aanvankelijk naast hem en is later op de achterbank van de auto gaan liggen.
Op de Nieboerweg heeft verdachte de snelheid van de auto verhoogd; naar eigen zeggen van verdachte heeft hij daar 'veel te hard' gereden. Hij heeft met het rechter voorwiel een stoeprand geraakt en heeft de macht over het voertuig verloren. Vervolgens is het voertuig op de T-splitsing van de Nieboerweg met de Duivenlandsestraat met hoge snelheid de Duivenlandsestraat overgestoken, op een afstand van enkele meters van een passerende bromfietser. De auto is daarna op een zandhoop terecht gekomen en vandaar af gelanceerd en in de gevel van een pand tot stilstand gekomen. Ten gevolge van dit ongeval heeft [A] zodanig letsel opgelopen dat hij als gevolg daarvan enige dagen later is overleden.
Verdachte heeft door zijn roekeloos rijgedrag de dood van [A] op zijn geweten. Uit de slachtofferverklaring van de ouders en stiefouders, die ter terechtzitting is voorgelezen, blijkt hoe intens en groot het leed is dat de dood van hun zoon bij hen heeft teweeggebracht.
Anderzijds neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte zal moeten leren leven met het besef dat zijn collega, en vriend, door zijn toedoen het leven heeft verloren.
Verdachte heeft een blanco strafblad. Ook dit heeft de rechtbank mee laten wegen bij de bepaling van de op te leggen straf.
Gelet op het vorenstaande komen naar het oordeel van de rechtbank de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden volstrekt onvoldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf. Het opleggen van een werkstraf, ook een met een maximale duur van 240 uur in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, is geen passende reactie op het roekeloze verkeersgedrag van verdachte. Het is op deze grond dat de rechtbank, mede gelet op de straffen die doorgaans voor feiten als deze worden gevorderd en opgelegd , verdachte zal veroordelen tot een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank acht voorts een langdurige onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen op haar plaats, omdat verdachte door het plegen van de bewezen- en strafbaar verklaarde feiten de verkeersveiligheid in zeer ernstige mate in gevaar heeft gebracht.
De rechtbank zal, in het licht van het bovenstaande, geen aparte straf opleggen ten aanzien van feit 3.
De vordering van de benadeelde partij.
[benadeelde partij], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 28.684,48.
De rechtbank acht de vordering van niet zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De rechtbank overweegt daarbij dat in ieder geval over de volgende punten onvoldoende duidelijkheid bestaat en dat het strafproces zich er niet voor leent om over deze punten alsnog duidelijkheid te verkrijgen;
- uit de door de benadeelde overgelegde financieringsovereenkomst volgt dat de lening voor de auto op naam van [A] en de benadeelde partij stond. De rechtbank leidt hieruit af dat zij beiden gerechtigd waren tot de auto. De benadeelde partij heeft niet, of althans onvoldoende toegelicht waarom zij desondanks aanspraak maakt op de volledige door haar gestelde waarde van de auto.
- De gestelde waarde van de auto is niet met stukken onderbouwd.
- Onduidelijk is of de verzekering een vergoeding heeft uitgekeerd.
- Er zijn geen of althans onvoldoende stukken overlegd ter onderbouwing van de post lening van € 5.184,48.
De rechtbank zal gelet op het voorstaande de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering bij de civiele rechter aanhangig maken.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 57, 62 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 8, 107, 175, 176, 177, 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 3:
overtreding van artikel 107, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering enis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 23 september 2007,
in vrijheid gesteld op: 24 september 2007;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt verdachte ter zake van feit 1 voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 5 jaren;
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat zij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. R. Elkerbout, voorzitter,
A.M.H. van der Poort-Schoenmakers en M.P. van Harte, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. d'Arnaud Gerkens, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 december 2007.