ECLI:NL:RBSGR:2007:BB9159

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/900555-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende roofoverval in een café met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 30 november 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een mededader een gewapende roofoverval heeft gepleegd in een café. De overval vond plaats op 3 juli 2007, waarbij de verdachte en zijn mededader geldbedragen hebben weggenomen van het café en de aanwezige klanten. De verdachte heeft geen blijk gegeven van inzicht in de ernst van zijn daden, wat de rechtbank als zeer ernstig heeft beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel zijn aandeel in de overval beperkter was dan dat van zijn mededader, toch een significante rol heeft gespeeld in het creëren van angst bij de slachtoffers. De rechtbank heeft bij de strafmaat rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld tot betaling van een schadevergoeding van € 1.760,- aan het slachtoffer [B]. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/900555-07
's-Gravenhage, 30 november 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "P.I. Tilburg, Complex Koning Willem II HvB voor mannen" te 5049 BP Tilburg.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 oktober 2007 en 16 november 2007.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr J.H.P.M. Verhagen, advocaat te Breda, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr P.A. Willemse heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding cumulatief/alternatief telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier heeft voorts geconcludeerd tot toewijzing van de vordering wegens immateriële schade van de benadeelde partij [A] tot een bedrag van € 500,-. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [B] heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering wegens materiële schade voor zover deze ziet op de opgegeven schade aan de kleding, in totaal € 260,- en tot afwijzing van de vordering wegens materiële schade voor zover deze ziet op de "kosten eigen onderneming", aangezien te dien aanzien de vordering onvoldoende onderbouwd is. Tenslotte heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de door de benadeelde partij mondeling ter terechtzitting aangevulde vordering wegens immateriële schade, tot een bedrag van € 2.500,- bij wijze van voorschot, met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het meer of anders gevorderde.
De officier van justitie heeft de onttrekking aan het verkeer gevorderd van de in beslaggenomen handboeien en bivakmuts en teruggave aan de rechthebbende(n) van de in beslaggenomen kleding, mobiele telefoons, treinkaarten en bonnen.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Bewijsoverweging.
De rechtbank is van oordeel dat verdachtes handelen, bestaande uit het gezamenlijk met zijn medeverdachte binnenkomen en aanwezig zijn in het café, het voldoen aan een bevel van die medeverdachte om te kijken of er geld in de kassa zit en het gezamenlijk met de mede-verdachte vluchten en daarbij de vluchtauto besturen, kan worden aangemerkt als medeplegen van diefstal met geweld en afpersing.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding cumulatief telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - dat:
hij op 03 juli 2007 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geldbedragen, toebehorende aan café [café] en/of [D], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [B] en/[E] en[F] en/of [G] en/of [H] en/[C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- tonen en doorladen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde personen en/of
- met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp richten op en duwen van die [C] en/of
- slaan tegen het gezicht van die [B] en/of
- aan die [B] en/of [E] en/of [F] en/of [H] en/of [C] toevoegen van de woorden: "Ga liggen" en/of "ga op de grond liggen" en/of "Op de grond liggen", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- zetten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het voorhoofd van die [B] en vervolgens overhalen van de trekker van dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- schoppen en/of trappen tegen het hoofd van die [B];
en
hij op 03 juli 2007 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [B] en/[E] en[F] en/of [G] en/of [H] en/[C] heeft gedwongen tot de afgifte van portemonnees en/of mobiele telefoons toebehorende aan anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- tonen en doorladen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde personen en/of met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp richten op en duwen van die [C] en/of
- slaan tegen het gezicht van die [B] en/of
- aan die [B] en/of [E] en/of [F] en/of [H] en/of [C] toevoegen van de woorden: "Ga liggen" en/of "ga op de grond liggen" en/of "Op de grond liggen" en/of "Geef jullie portemonnees en mobiele telefoons" en/of "Lever jullie mobiele telefoons in", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- zetten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het voorhoofd van die [B] en vervolgens overhalen van de trekker van dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- schoppen en/of trappen tegen het hoofd van die [B].
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met een mededader schuldig gemaakt aan een gewapende roofoverval in Café [café]. Verdachte is samen met zijn mededader een café binnengegaan, alwaar zijn mededader de daar aanwezige klanten het wapen heeft getoond en hen heeft gedwongen hun portemonnees en mobiele telefoons af te geven. Verdachte heeft op bevel van zijn mededader gekeken of er geld in een kassa aanwezig was. De mededader heeft geld uit de kassa gepakt en heeft een klant van het café een niet van echt te onderscheiden wapen tegen het hoofd gezet en vervolgens de trekker overgehaald. Verdachte is door zijn afschrikwekkend handelen volstrekt voorbij gegaan aan de voor de slachtoffers traumatiserende gevolgen.
Verdachtes aandeel in de overval is weliswaar aanzienlijk beperkter van omvang dan die van zijn mededader, doch de gelijktijdigheid van zijn aanwezigheid en handelen hebben de gevoelens van angst bij de slachtoffers eerder versterkt dan verminderd.
De rechtbank acht onderhavige feiten buitengewoon ernstig. Verdachte heeft bij de overval slechts zijn eigen belang voor ogen gehad en zich in het geheel niet bekommerd om de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van anderen, evenmin als hun eigendommen. Uit de verklaringen van de slachtoffers blijkt dat de bewezenverklaarde feiten diepe indruk op hen hebben gemaakt. Zo hebben meerdere slachtoffers verklaard voor hun leven gevreesd te hebben.
Meer in het algemeen dragen ernstige geweldsmisdrijven als de onderhavige een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengen deze angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg.
Verdachte heeft ter terechtzitting geen blijk gegeven van enig inzicht in de ernst van het door hem en zijn mededader gepleegde roofoverval op personeel en klanten die voor hun ontspanning in een horecabedrijf vertoefden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat acht geslagen op een op naam van verdachte staand uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 5 juli 2007 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor dergelijke feiten.
Alles overwegende concludeert de rechtbank dat een - deels voorwaardelijke - gevangenisstraf voor langere duur geboden en passend is.
Vordering van de benadeelde partij.
[A], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 500,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien aan verdachte [verdachte] het feit, waardoor volgens de benadeelde [A] de voor hem immateriële schade zou zijn toegebracht, niet is telastgelegd.en dus ook niet is bewezenverklaard.
[B], heeft zich als benadeelde partij gevoegd terzake van de vordering tot (im)materiële schadevergoeding, groot € 102.760,-.
De vordering, die betrekking heeft op een bedrag van € 260,- ter vergoeding van materiële schade aan kleding en schoenen, is door de verdediging weersproken. De vordering is eenvoudig van aard en vindt rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag in de bij dagvaarding aan verdachte cumulatief telastgelegde en bewezenverklaarde feiten. De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij [B] dan ook tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar.
De vordering die betrekking heeft op een bedrag van € 2500,- ter vergoeding van materiële schade voor zover die betrekking heeft op de post "tot heden kosten eigen onderneming", is door de verdediging weersproken. De rechtbank zal de benadeelde partij [B] niet-ontvankelijk verklaren in deze vordering tot materiële schadevergoeding, aangezien het bestaan van de gestelde schade niet is onderbouwd.
De ter terechtzitting door de benadeelde partij [B] aangevulde vordering tot immateriële schadevergoeding met een bedrag van € 100.000,- is door de verdediging -met betrekking tot de hoogte- weersproken. De rechtbank acht het alleszins voorstelbaar dat het slachtoffer als gevolg van de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade heeft geleden.
De rechtbank zal terzake van de gevorderde immateriële schade gelet op hetgeen de benadeelde partij [B] ter toelichting heeft aangevoerd, naar billijkheid bij wijze van voorschot een bedrag van € 1.500,- toewijzen.
De rechtbank zal derhalve de vordering van de benadeelde partij [B] toewijzen tot een bedrag van € 1.760,- , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij [B] voor het overige deel van de vordering vergoeding van (im)materiële schade niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1.760,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[B], wonende te [adres].
De rechtbank bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 4 en 9 onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien deze aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten, dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan de diverse rechthebbenden, zoals in het dictum van dit vonnis nader vermeld, gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 2, 3, 5, 6, 7, 8 , 10 en 11, te weten 1 plastic handschoen, 1 [merk] telefoontoestel, gele doorslagen e.d. van bekeuringen (bonnen), 1 broek, 1 pet, 1 [merk] telefoontoestel, 3 treinkaarten en 1 [merk] telefoontoestel.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 57, 310, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht;
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding cumulatief telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van DERTIG MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 3 juli 2007,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 6 juli 2007,
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot zes maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 4 en 9, te weten: 1 STK Handboei Kl: zilv/blauw ijzer en 1 STK Muts Kl: zwart bivak;
gelast de teruggave aan de rechthebbende van het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 2, te weten: 1 STK Handschoen plastic;
gelast de teruggave aan de verdachte [verdachte] van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 3 en 5, te weten: 1 STK Telefoontoestel Kl: zilv/blauw [merk] en 1 STK Bonnen en dergelijke Kl: geel doorslag bekeuring;
gelast de teruggave aan de mede-verdachte [mede-verdachte] van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 6, 7, 8, 10 en 11, te weten: 1 STK Broek Kl: blauw [merk] maat 32/34 bloedsporen op linker broekspijp, 1 STK Pet Kl: zwart [merk], 1 STK Telefoontoestel Kl: zilverkl. [merk], 3 STK Treinkaart en 1 STK Telefoontoestel Kl: zilverkl. [merk];
verklaart de benadeelde partij [A] niet-ontvankelijk in de vordering;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [B] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1.760,- en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de [B], een bedrag van € 1.760,-;
verklaart de benadeelde partij [B] voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.760,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [B];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 35 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs S.W.E. de Ruiter, voorzitter,
I.K. Spros en P.C. Krekel, rechters,
in tegenwoordigheid van J.J.R. Tiemensma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 november 2007.