ECLI:NL:RBSGR:2007:BB9145

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/900556-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende roofoverval in café met ontuchtige handelingen

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 30 november 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een mededader een gewapende roofoverval heeft gepleegd in een café. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het tonen van een wapen aan de aanwezige klanten en hen gedwongen hun waardevolle bezittingen, zoals portemonnees en mobiele telefoons, af te geven. Tijdens de overval heeft de verdachte zich bovendien ontuchtig gedragen tegenover twee vrouwen, waarbij hij hen heeft betast en gedwongen tot het dulden van deze handelingen door het tonen van een wapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven, wat meeweegt in de strafmaat. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [B] gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is verplicht om een schadevergoeding van € 1.760,- te betalen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij de impact op de slachtoffers en de schokkende aard van de geweldsmisdrijven zijn meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/900556-07
's-Gravenhage, 30 november 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "HvB De Geniepoort", Maatschapslaan 1, Alphen aan den Rijn.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 oktober 2007 en 16 november 2007.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr A. Apistola, advocaat te Zoetermeer, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr P.A. Willemse heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 cumulatief/alternatief, 2, 3, 4 en 5 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier heeft voorts geconcludeerd tot toewijzing van de vordering wegens immateriële schade van de benadeelde partij [A] tot een bedrag van € 500,-. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [B] heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering wegens materiële schade voor zover deze ziet op de opgegeven schade aan de kleding, in totaal € 260,- en tot afwijzing van de vordering wegens materiële schade voor zover deze ziet op de "kosten eigen onderneming", aangezien te dien aanzien de vordering onvoldoende onderbouwd is. Tenslotte heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de door de benadeelde partij mondeling ter terechtzitting aangevulde vordering wegens immateriële schade, tot een bedrag van € 2.500,- bij wijze van voorschot, met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het meer of anders gevorderde.
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van het van de overval afkomstige en in beslaggenomen geldbedrag ad € 752,-.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A1, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A2.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 4 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe dat niet is komen vast te staan dat verdachte op of in de richting van [benadeelde pa[A] heeft geschoten, zodat geen bewijs voorhanden is dat sprake is van een bedreiging.
Bewijsoverweging.
De raadsman heeft namens verdachte vrijspraak van onder meer de onder 1 cumulatief/alternatief, 2 en 3 telastgelegde feiten bepleit en heeft daartoe aangevoerd, dat het niet vaststaat dat verdachte degene is geweest die met het wapen zou hebben gezwaaid en daarvan de trekker heeft overgehaald, alsmede de ontuchtige handelingen in het café heeft verricht, nu de verklaringen van getuigen wat betreft het signalement van die persoon - in het bijzonder met betrekking tot de haardracht - niet met elkaar overeenkomen en ook niet overeenkomen met het uiterlijk van verdachte. Bij beide verdachten zijn zogenaamde 'schiethanden' afgenomen en schotresten aangetroffen. Daaruit zou blijken dat beiden het betreffende wapen in de hand hebben gehad. Derhalve zou niet vast te stellen zijn wie van de twee verdachten zich schuldig heeft gemaakt aan de genoemde gewelds- en ontuchtige handelingen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Weliswaar lopen de door de getuigen gegeven signalementen met betrekking tot de haardracht van de daders uiteen, de rechtbank is echter van oordeel dat op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte degene is die gedurende de overval in café [café] het wapen hanteerde en de ontuchtige handelingen heeft verricht. Immers, verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op het tijdstip van de overval in het bezit was van een alarmpistool en dat hij zich kan herinneren dat iemand getracht heeft om in café [café] het pistool uit zijn handen te trekken, maar dat dat niet ging omdat hij het pistool goed vast had.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft in zijn verklaring bij de politie op 3 juli 2007 aangegeven, dat op het moment dat verdachte in gevecht was met een andere man, hij een harde knal hoorde en zag dat verdachte of de andere man iets zwart van kleur in zijn handen had en dat hij begreep dat dat een wapen moet zijn geweest. Getuige-slachtoffer [C] heeft voorts verklaard dat de man met het pistool haar een tongzoen gaf en zij heeft verdachte bij een spiegelconfrontatie herkend. De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast, dat verdachte gedurende de gehele overval het wapen heeft gehanteerd.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 cumulatief, 2, 3 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - dat:
1. hij op 03 juli 2007 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geldbedragen, toebehorende aan café [café] en/of [D], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [B] en/[E] en[F] en/of [G] en/of [H] en/of [C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- tonen en doorladen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde personen en/of
- met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp richten op en duwen van die [C] en/of
- slaan tegen het gezicht van die [B] en/of
- aan die [B] en/of [E] en/of [F] en/of [H] en/of [C] toevoegen van de woorden: "Ga liggen" en/of "ga op de grond liggen" en/of "Op de grond liggen", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- zetten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het voorhoofd van die [B] en vervolgens overhalen van de trekker van dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- schoppen en/of trappen tegen het hoofd van die [B];
en
hij op 03 juli 2007 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [B] en/[E] en[F] en/of [G] en/of [H] en/of [C] heeft gedwongen tot de afgifte van portemonnees en/of mobiele telefoons toebehorende aan anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- tonen en doorladen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde personen en/of met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp richten op en duwen van die [C] en/of
- slaan tegen het gezicht van die [B] en/of
- aan die [B] en/of [E] en/of [F] en/of [H] en/of [C] toevoegen van de woorden: "Ga liggen" en/of "ga op de grond liggen" en/of "Op de grond liggen" en/of "Geef jullie portemonnees en mobiele telefoons" en/of "Lever jullie mobiele telefoons in", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- zetten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het voorhoofd van die [B] en vervolgens overhalen van de trekker van dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- schoppen en/of trappen tegen het hoofd van die [B].
2. hij op 03 juli 2007 te [plaats] door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [G] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het
- strelen/aaien van het haar van die [G] en/of
- het dicht tegen die [G] aan gaan staan/leunen en/of
- leggen/slaan van een arm om de schouders van die [G] en/of
- betasten van de borsten en/of het bovenlichaam van die [G]
en bestaande die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid uit
- het tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [G] en/of
- het aan die [G] toevoegen van de woorden: "Spannend he".
3. hij op 03 juli 2007 te [plaats] door bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [C] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit
- het dicht tegen/bij die [C] gaan staan en/of
- zijn, verdachtes, mond op de mond van die [C] te drukken en
- het geven van een tongzoen aan die [C]
en bestaande die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden uit het
- onverhoeds vastpakken/omarmen van die [C] en/of
- tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [C] en/of
- zetten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de rug van die [C] en/of
- aan die [C] toevoegen van de woorden: "Jou vind ik wel lief".
5. hij op 03 juli 2007 te [plaats] een wapen van categorie III, te weten een alarmpistool (merk [merk], kaliber 9mm PAK) voorhanden heeft gehad.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met een mededader schuldig gemaakt aan een gewapende roofoverval in Café [café]. In zijn zucht naar geld en andere waardevolle voorwerpen is hij niets ontziend te werk gegaan door samen met zijn mededader het café binnen te gaan, de daar aanwezige klanten een wapen te tonen en hen te dwingen hun portemonnees en mobiele telefoons af te geven. Verdachte heeft zich gedurende de overval opgedrongen aan twee vrouwen en heeft - terwijl hij het wapen aan hen toonde - ontuchtige handelingen bij hen verricht. Verdachte heeft geld uit de kassa gepakt en heeft een klant van het café een niet van echt te onderscheiden wapen tegen het hoofd gezet en vervolgens de trekker overgehaald. Verdachte is door zijn afschrikwekkend handelen volstrekt voorbij gegaan aan de voor de slachtoffers traumatiserende gevolgen.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan, dat hij zich ondanks zijn zelfkennis dienaangaande, te buiten is gegaan aan het gebruik van alcohol en cocaïne. Het ongeremd gebruik van deze middelen heeft bij verdachte ook nu weer geleid tot zware vergrijpen.
De rechtbank acht onderhavige feiten buitengewoon ernstig. Verdachte heeft bij de overval slechts zijn eigen belang voor ogen gehad en zich in het geheel niet bekommerd om de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van anderen, evenmin als hun eigendommen. Uit de verklaringen van de slachtoffers blijkt dat de bewezenverklaarde feiten diepe indruk op hen hebben gemaakt. Zo hebben meerdere slachtoffers verklaard voor hun leven gevreesd te hebben.
Meer in het algemeen dragen ernstige geweldsmisdrijven als de onderhavige een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengen deze angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat acht geslagen op een op naam van verdachte staand uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 5 juli 2007 waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld tot (langdurige) onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voor ondermeer geweldsmisdrijven. De rechtbank rekent het verdachte aan dat eerdere veroordelingen en met name voor een soortgelijk delict als het onderhavige, die leidde tot een langdurige detentie tot 2 mei 2007, hem er kennelijk niet van hebben weerhouden om -kort daarna- onderhavige feiten te plegen.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de inhoud van het psychiatrische rapport d.d.
6 november 2007 van dr. B.A. Blansjaar, psychiater en vaste gerechtelijke deskundige en het psychologische rapport d.d. 12 november 2007 van J.C. van Nes, psycholoog en vaste gerechtelijke deskundige.
Psychiater Blansjaar en psycholoog Van Nes komen beiden tot de conclusie dat bij onderzochte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidstoornis. Deze stoornis is geen directe oorzaak van het ten laste gelegde. Het ten laste gelegde kwam grotendeels voort uit ernstig misbruik en afhankelijkheid van alcohol en cocaïne, terwijl onderzochte van de mogelijke gevolgen en risico's daarvan goed op de hoogte was. Dientengevolge wordt geadviseerd onderzochte het ten laste gelegde ten volle toe te rekenen.
Psychiater Blansjaar overweegt dat de kans op herhaling van strafbare feiten is verhoogd door de combinatie van een antisociale persoonlijkheidstoornis en een ernstige verslaving bij onderzochte. Geadviseerd wordt de kans op herhaling te verlagen door onderzochte gedurende het laatste gedeelte van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf in een kliniek te plaatsen ter behandeling van zijn verslaving en eventueel ook zijn persoonlijkheidsstoornis.
Psycholoog Van Nes overweegt dat gelet op de ernst van het delict en het snelle recidiveren van ontslag uit detentie een onvoorwaardelijke straf aanbeveling verdient. Om de kans op recidive na deze straf te verkleinen zal een intensief behandelprogramma, waarbij aandacht voor de verslavingsproblematiek, alsmede het resocialiseren met onder andere aandacht voor dagbesteding en huisvesting gedurende de laatste fase van zijn vrijheidsstraf van groot belang zijn.
Ten slotte heeft de rechtbank kennis genomen van het op 13 november 2007 omtrent verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van Verslavingsreclassering Novadic-Kentron, opgemaakt en ondertekend door [teamleider], teamleider VR en [reclasseringswerker], reclasseringswerker. In het rapport komt naar voren dat betrokkene geen ander leven lijkt te willen dan dit, dat hij de neiging heeft de schuld bij anderen te leggen en dat hij justitie verwijt dat hij is gerecidiveerd. De kans wordt ontzettend klein geacht dat het recidivegevaar verminderd kan worden middels interventies, omdat hij ook de indruk maakt dat hij niet anders wil. Er zijn al meerdere pogingen ondernomen om met betrokkene aan de slag te gaan, een intensief traject te volgen, maar wanneer het er op aan komt laat hij het afweten en gaat hij zijn eigen weg. Betrokkene heeft goede voornemens, heeft een sociaal wenselijke houding, maar kan en/of wil zijn leven niet op een positieve manier zonder contacten met justitie invullen. Geadviseerd wordt daarom een onvoorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is en zal dienovereenkomstig beslissen.
Vordering van de benadeelde partij.
[A], heeft zich als benadeelde partij gevoegd terzake van de vordering tot immateriële schadevergoeding, groot € 500,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij [A] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, wordt vrijgesproken.
[B], heeft zich als benadeelde partij gevoegd terzake van de vordering tot (im)materiële schadevergoeding, groot € 102.760,-.
De vordering, die betrekking heeft op een bedrag van € 260,- ter vergoeding van materiële schade aan kleding en schoenen, is door de verdediging weersproken. De vordering is eenvoudig van aard en vindt rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag in de bij dagvaarding aan verdachte onder 1 cumulatief telastgelegde en bewezenverklaarde feiten. De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij [B] dan ook tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar.
De vordering die betrekking heeft op een bedrag van € 2500,- ter vergoeding van materiële schade voor zover die betrekking heeft op de post "tot heden kosten eigen onderneming", is door de verdediging weersproken. De rechtbank zal de benadeelde partij [B] niet-ontvankelijk verklaren in deze vordering tot materiële schadevergoeding, aangezien het bestaan van de gestelde schade niet is onderbouwd.
De ter terechtzitting door de benadeelde partij [B] aangevulde vordering tot immateriële schadevergoeding met een bedrag van € 100.000,- is door de verdediging -met betrekking tot de hoogte- weersproken. De rechtbank acht het alleszins voorstelbaar dat het slachtoffer als gevolg van de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade heeft geleden.
De rechtbank zal terzake van de gevorderde immateriële schade gelet op hetgeen de benadeelde partij [B] ter toelichting heeft aangevoerd, naar billijkheid bij wijze van voorschot een bedrag van € 1.500,- toewijzen.
De rechtbank zal derhalve de vordering van de benadeelde partij [B] toewijzen tot een bedrag van € 1.760,- , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij [B] voor het overige deel van de vordering vergoeding van (im)materiële schade niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1.760,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[B], wonende te [adres].
De rechtbank bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 12 en 13 onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten zijn begaan en aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 5 bewezenverklaarde feit is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbende(n) gelasten van het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen geldbedrag genummerd 1, te weten € 752,-.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 24c, 36b, 36c, 36f, 57, 246, 310, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26, 55 van de Wet wapens en munitie;
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 4 telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft te dien aanzien het bevel tot voorlopige hechtenis op;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 cumulatief, 2, 3 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
1. Diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
2. en 3. Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
5. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van ACHT JAREN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 3 juli 2007,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 6 juli 2007,
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 12 en 13, te weten: 1 STK Wapen onderdeel Kl: zwart [merk] kal. 9 en 7 STK Patroon UMA P.A. Knal kal. 9 mm;
gelast de teruggave aan de rechthebbende of aan de rechthebbenden van het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen geldbedrag, genummerd 1, te weten:
€ 752,- (zevenhonderdtweeënvijftig euro);
verklaart de benadeelde partij [A] niet-ontvankelijk in de vordering, nu verdachte van het onder 4 telastgelegde feit, waarop de vordering betrekking heeft, is vrijgesproken;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [B] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1.760,- en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de [B], een bedrag van € 1.760,-;
verklaart de benadeelde partij [B] voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.760,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [B];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 35 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs S.W.E. de Ruiter, voorzitter,
I.K. Spros en P.C. Krekel, rechters,
in tegenwoordigheid van J.J.R. Tiemensma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 november 2007.