ECLI:NL:RBSGR:2007:BB8574

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/900087-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Quadekker
  • A. Verbeek
  • J. Steenhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van zware mishandeling en bedreiging met dreigbrieven in de Pink-zaak

In de zaak van de verdachte, geboren in 1985, heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 23 november 2007 uitspraak gedaan. De verdachte was betrokken bij de zogenaamde 'Pink-zaak', waarin hij samen met een medeverdachte een poging tot zware mishandeling heeft gepleegd en dreigbrieven heeft verstuurd. De feiten dateren van 27 juli 2005, toen de verdachte het slachtoffer met een stalen staaf op de schouder sloeg. Dit gebeurde na een afspraak die hij had gemaakt via een bodybuilding site met zijn medeverdachte, die hem had aangespoord om het slachtoffer te mishandelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte handelde met voorbedachte raad, aangezien hij de stalen staaf had meegenomen met de intentie om het slachtoffer te verwonden.

De verdediging voerde aan dat de verdachte onder druk stond van zijn medeverdachte en dat hij de stalen staaf enkel ter zelfbescherming had meegenomen. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat de verdachte de keuze had om niet in te gaan op de opdracht van zijn medeverdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van een poging tot zware mishandeling en aan bedreiging met dreigbrieven, die hij in opdracht van zijn medeverdachte had verstuurd naar het slachtoffer en diens familie.

De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. Daarnaast werd een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten en dat hij spijt had betuigd voor zijn daden. De uitspraak benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact die deze hadden op de slachtoffers en hun omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
VONNIS
parketnummer 09/900087-07
's-Gravenhage, 23 november 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte C],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
adres: [adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is - na regiezittingen op 10 april 2007, 4 juli 2007 en 24 september 2007 - gehouden ter terechtzitting van 5, 6, 8 en 9 november 2007.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. A. Ramsoedh, advocaat te [woonplaats], is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. Kamps heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair en 2 primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Bewijs.
De raadsman heeft ter terechtzitting een algehele vrijspraak van verdachte bepleit. Daartoe heeft de raadsman ten aanzien van feit 1 primair - kort samengevat - aangevoerd:
* dat verdachte onder druk, omdat hij zich bedreigd voelde door [gebruikersnaam e-mailadres], de opdracht om [slachtoffer] te mishandelen heeft aanvaard;
* dat verdachte de stalen staaf/pijp uit zelfbescherming had meegenomen en niet de intentie had [slachtoffer] daarmee zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
* dat verdachte de staaf/pijp uitsluitend heeft gebruikt om te kunnen vluchten;
* dat verdachte alleen naar de woning van [slachtoffer] is gegaan en niet met een ander.
Ten aanzien van feit 2 primair heeft de raadsman onder andere betoogd, dat verdachte de drie brieven die hij van [gebruikersnaam e-mailadres] had ontvangen in opdracht van [gebruikersnaam e-mailadres], ongelezen, heeft doorgestuurd, omdat [gebruikersnaam e-mailadres] hem te verstaan had gegeven dat - mede gelet op het geld dat hij daarvoor had ontvangen - de mishandeling van [slachtoffer] niet het verlangde resultaat had opgeleverd. Verdachte dacht dat hij door het doorsturen van de brieven van [gebruikersnaam e-mailadres] af zou zijn.
Feitelijke gebeurtenissen
Uit de inhoud van het dossier zijn de volgende feiten komen vast te staan.
Verdachte is op het internet, via een bodybuilding site, in contact gekomen met medeverdachte [verdachte A] - die zich bediende van de naam [e-mailadres] - bij wie verdachte anabolen steroïden kocht (1). In juni of juli 2005 kreeg verdachte van [verdachte A] via msn of email het adres van [slachtoffer], te weten [adres 1], met de opdracht om [slachtoffer] in elkaar te slaan (2). Vervolgens heeft verdachte op 27 juli 2005 bij voornoemd adres aangebeld. Nadat [slachtoffer] de deur had geopend deelde verdachte hem mede: "Ik ben van [.......] Verzekeringen en het gaat om een autoverzekering, er is nog een achterstallige betaling. Mag ik binnenkomen?" (3) Hierop heeft [slachtoffer] verdachte binnengelaten, omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat het een nog openstaande betalingsverplichting van zijn vader betrof. Op het moment dat [slachtoffer] in de woonkamer het mobiele telefoonnummer van zijn vader belde, zag hij dat verdachte in versneld tempo op hem af kwam lopen (4). Verdachte sloeg [slachtoffer] eerst met zijn vuist op diens kaak, waarna een worsteling ontstond. Tijdens deze worsteling pakte verdachte de door hem meegenomen stalen pijp - van 50 cm lang, 5 cm dik en ongeveer 1 kilogram wegend - uit zijn broeksband (5). Ondertussen wist [slachtoffer] weg te rennen naar de voordeur, maar verdachte rende hem achterna en sloeg hem vervolgens met de stalen pijp op zijn rechterschouder (6).
Aangever [slachtoffer] heeft tijdens de spiegelconfrontatie verdachte herkend als degene die hem in zijn woning op 27 juli 2005 te [woonplaats] heeft aangevallen (7).
Voorts bevinden zich in het dossier twee foto's van het letsel van aangever [slachtoffer] (8) alsmede een medische verklaring (9).
Overwegingen van de rechtbank
Door of namens de verdachte is in het geheel niet onderbouwd waaruit de druk, die op hem door [verdachte A] zou zijn uitgeoefend, bestond. Verdachte heeft hieromtrent uitsluitend verklaard dat [gebruikersnaam e-mailadres], oftewel [verdachte A], een keer tegen hem heeft gezegd dat hij freefighters kende die dat soort klussen (10) voor hem deden om geld te verdienen (11). Uit deze enkele omstandigheid kan naar het oordeel van de rechtbank geenszins de conclusie worden getrokken dat verdachte daadwerkelijk door [verdachte A] werd bedreigd. Bovendien had verdachte aangifte bij de politie kunnen doen indien hij door [verdachte A] werd bedreigd, hetgeen hij niet heeft gedaan. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 november 2007, inhoudende dat hij geen vertrouwen heeft in de politie, gelet op de bedreigingen van buurtbewoners die hij en zijn familie in het verleden hebben ondervonden waaraan de politie - naar zijn zeggen - destijds niets deed, maakt dit niet anders. De rechtbank is van oordeel dat voor verdachte de reële mogelijkheid bestond geen gehoor te geven aan de opdracht van [verdachte A].
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij - om de hiervoor vermelde reden - bewust de keuze heeft gemaakt [slachtoffer] te gaan mishandelen (12). Tevens heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij op verzoek van [verdachte A] een voorwerp had meegenomen, omdat [verdachte A] wilde dat het helemaal verkeerd zou aflopen met [slachtoffer] (13).
Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte derhalve de voorbedachte raad om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en verdachte had daartoe een stalen staaf/pijp meegenomen; niet om zichzelf te beschermen.
Dat verdachte die staaf/pijp uitsluitend heeft gebruikt om de woning te kunnen ontvluchten, wordt weersproken door de hiervoor reeds vermelde omstandigheid dat verdachte - naar hij zelf heeft verklaard - achter [slachtoffer] is aangerend en hem vervolgens met de stalen staaf/pijp op zijn rechterschouder heeft geslagen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn gedragingen een aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer in het leven heeft geroepen. Immers, naar algemene ervaringsregelen had dit ongericht slaan op het bovenlichaam met de stalen staaf/pijp, die ongeveer 1 kilogram woog, voor het slachtoffer zeer ernstige gevolgen kunnen hebben. Verdachte heeft mitsdien gehandeld met het voor poging tot zware mishandeling vereiste opzet in de zin van voorwaardelijk opzet.
Voorts overweegt de rechtbank dat verdachte weliswaar alleen naar de woning van [slachtoffer] is gegaan, maar hij deed dit in opdracht van [verdachte A]. Op grond van vaste jurisprudentie (zie: HR 12 februari 2002, NJ 2002, 351) is voor het aannemen van medeplegen voldoende dat er ter uitvoering van een gezamenlijk plan een bewuste, nauwe en volledige samenwerking is geweest. Niet vereist is dat de mededader (in dit geval [verdachte A]) uitvoeringshandelingen heeft verricht, dan wel bij de uitvoering lijfelijk aanwezig is geweest.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het hierna onder feit 1 primair telastgelegde misdrijf. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Voorts heeft verdachte in augustus 2006 in opdracht van [gebruikersnaam e-mailadres] - oftewel [verdachte A], die in [woonplaats] woont - ook een drietal dreigbrieven, die hij van [verdachte A] via msn had toegestuurd gekregen, uitgeprint en in door hemzelf aangeschafte enveloppen met postzegels doorgestuurd naar [slachtoffer] (14), diens vriendin [vriendin slachtoffer], [slachtoffer]s ouders (15) en naar de buren (16). Verdachte heeft alle brieven gelezen en deze vanuit Arnhem en Nijmegen verzonden (17). Verdachte heeft hieromtrent ter terechtzitting van 5 november 2007 verklaard: "in 2006 kreeg ik weer opdrachten, namelijk of ik brieven wilde sturen naar [slachtoffer] en zijn familie. Dan kreeg ik 50% korting op supplementen die ik bestelde. Ik heb "ja" gezegd i.v.m. die korting en omdat ik die mishandeling niet goed had uitgevoerd. Er zat geen bedreiging bij dat verzoek. De brieven kreeg ik via msn. Ik weet niet exact hoeveel brieven ik toen heb gestuurd. In ieder geval heb ik brieven gestuurd naar [slachtoffer], naar zijn vriendin en naar de buren. Ook heb ik bij die eerste brief een dvd naar [slachtoffer] gestuurd. Die dvd kwam met de post en was afkomstig van [gebruikersnaam e-mailadres]. Ik heb geen letter aan die brieven veranderd, alleen geprint en gepost". Tevens heeft [verdachte A] erkend dat hij de informatie voor de brieven aan verdachte heeft gegeven en dat het zijn idee was (18).
Gelet op deze omstandigheden wordt het betoog van de raadsman verworpen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich eveneens heeft schuldig gemaakt aan het hierna onder feit 2 primair telastgelegde misdrijf.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 primair en 2 primair telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en het nadien versturen van een drietal - door zijn medeverdachte opgestelde - dreigbrieven.
Verdachte heeft door het slaan met een stalen staaf/pijp op de schouder van het voor hem volkomen onbekende slachtoffer diens lichamelijke integriteit ernstig geschonden. Dat het slachtoffer als gevolg van de handelwijze van verdachte geen blijvend letsel heeft opgelopen is een gelukkige omstandigheid, die geenszins aan verdachte is te danken. Naast de lichamelijke en psychische gevolgen die het directe slachtoffer van een misdrijf als het onderhavige ondervindt, worden door dergelijke feiten ook de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid bevestigd en versterkt. Dit klemt te meer nu dit misdrijf zich in de woning van (de ouders van) het slachtoffer heeft afgespeeld en de eigen woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig en beschermd moet kunnen voelen.
Ook de nadien verzonden drie dreigbrieven hebben een enorme impact gehad, niet alleen op de aangevers, maar ook op hun naaste familieleden en op de directe buurtbewoners. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen komt naar voren dat de slachtoffers [slachtoffer] en [vriendin] mede naar aanleiding van deze dreigbrieven zich zagen genoodzaakt ongeveer een jaar lang onder te duiken en als gevolg daarvan ook studievertraging hebben opgelopen. Verdachte heeft zich onvoldoende gerealiseerd dat dit het effect kon zijn van de dreigbrieven en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen belangen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het Pro Justitia rapport d.d. 26-10-2007, opgemaakt en ondertekend door V.C. Braeckman, GZ-psycholoog. Uit de inhoud van dit rapport komt naar voren dat er naast wat narcistische trekken geen sprake is van een dusdanige gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens dat verdachte niet verantwoordelijk is voor zijn daden. Ook tijdens het plegen van de hem telastgelegde feiten was verdachte volledig toerekeningsvatbaar. Verdachte geeft aan nu keuzes wellicht anders te maken en spijt te hebben dat het zo is gegaan. Verdachte zegt te kunnen beloven dat zoiets dergelijks nooit meer zal plaatsvinden. Verdachte geeft aan nu een nieuwe baan te hebben die goed bevalt en hij hoopt dat hij deze baan kan blijven behouden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten, waarop in beginsel moet worden gereageerd met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank houdt echter rekening met het feit dat verdachte - blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 1 februari 2007 - niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld, dat hij van meet af aan volledige openheid van zaken heeft gegeven en dat hij ter terechtzitting jegens de slachtoffers oprecht spijt heeft betuigd.
Het voorgaande overwegende zal de rechtbank een aanmerkelijk lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht een werkstraf voor de maximale duur passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen, hetgeen dient als stok achter de deur teneinde verdachte er van te weerhouden zich in de toekomst wederom aan strafbare feiten schuldig te maken.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen: 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 57, 285 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 2 primair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
medeplegen van een poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad;
ten aanzien van feit 2 primair:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl deze bedreiging schriftelijk en onder bepaalde voorwaarden is geschied, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 240 uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 120 dagen;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uur per dag, zodat 212 uren resteren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 106 dagen;
in verzekering gesteld op : 31-01-2007,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 02-02-2007,
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van : 14-02-2007,
veroordeelt de verdachte tevens tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt, dat deze straf, niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Quadekker, voorzitter,
Verbeek en Steenhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Maat, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 november 2007.
(1) verhoor verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 02-02-2007, onder punt 3 en proces-verbaal verhoor [verdachte A] d.d. 20-01-2007, ZD/GROEN/V/pag. 8.
(2) proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 31-01-2007, ZD/GROEN/V/pag. 32 en verhoor verdachte bij de rechter-commissaris op 02-02-2007, onder punt 4. Proces-verbaal verhoor [verdachte A] d.d. 20-01-2007, ZD/GROEN/V/pag. 8.
(3) proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 31-01-2007, ZD/GROEN/V/pag. 32.
(4) proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 27-07-2005, ZD/GROEN/A/pag. 2.
(5) proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 31-01-2007, ZD/GROEN/V/pag. 32 en 33.
(6) proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 31-01-2007, ZD/GROEN/V/pag. 33.
(7) proces-verbaal spiegelconfrontatie d.d. 31 januari 2007, ZD/GROEN/AH/pag. 54-55.
(8) proces-verbaal van bevindingen foto's letsel slachtoffer, ZD/GROEN/AH/pag. 1-3.
(9) medische informatie betreffende [slachtoffer], ZD/GROEN/GD/1.
(10) de rechtbank leest: mishandelingen.
(11) proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 31-01-2007, ZD/GROEN/V/pag. 32.
(12) verklaring verdachte ter terechtzitting van 5 november 2007: "het was geen makkelijke keuze; ik heb er goed over nagedacht. Ik vond dat ik geen keus had".
(13) proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 08-02-2007, ZD/GROEN/V/pag. 106.
(14) een kopie van de enveloppe gericht aan [slachtoffer], [adres 1], ZD/GROEN/G/15, een kopie van de eerste brief, ZD/GROEN/G/16, een kopie van de enveloppe gericht aan [slachtoffer], [adres 2], ZD/GROEN/G/18, een kopie van de enveloppe gericht aan [slachtoffer], [adres 1], ZD/GROEN/G/19 en een kopie van de tweede brief, ZD/GROEN/G/20.
(15) proces-verbaal van verhoor getuige [....] (= vader van [slachtoffer]) d.d. 27-09-2006, ZD/GROEN/G/pag. 8-9.
(16) proces-verbaal van verhoor getuige [....] (= moeder van [slachtoffer]) d.d. 27-09-2006, ZD/GROEN/G/28-30, kopie van de enveloppe gericht aan "Bewoners van [adres buren 1 van familie slachtoffer]", ZD/GROEN/G/42, een kopie van de enveloppe gericht aan "Bewoners van [adres buren 2 van familie slachtoffer]", ZD/GROEN/G/43 en een kopie van de derde brief, ZD/GROEN/G/44.
(17) proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 31-01-2007, ZD/GROEN/V/pag. 35-36 en het verhoor verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 02-02-2007, onder punt 6.
(18) V/[verdachte A] N85/67 en 115.