ECLI:NL:RBSGR:2007:BB8479

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 07/1138
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige berichtgeving door Inspectie voor de Gezondheidszorg over Stichting Riagg Rijnmond in verband met zorgverlening aan Géssica

In deze zaak, gewezen door de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 29 oktober 2007, staat de reputatie van de Stichting Riagg Rijnmond centraal. De stichting, die de enige instantie in de regio Rotterdam is die de naam 'Riagg' voert, heeft een kort geding aangespannen tegen de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) vanwege onjuiste berichtgeving in een rapport en persbericht over de zorgverlening aan het meisje Géssica, ook wel bekend als het Maasmeisje. De IGZ had in haar rapport 'Zorgverlening door Jeugdgezondheidszorg, GGZ en huisartsen aan Géssica' de voormalige Riagg Rijnmond Zuid aangeduid als 'de RIAGG', wat volgens de eiseres onterecht de indruk wekt dat zij betrokken was bij de zorg voor Géssica. De voorzieningenrechter oordeelt dat de kritiek in het rapport het vertrouwen van het publiek in de stichting kan schaden, en dat de stichting voldoende belang heeft bij rectificatie van de berichtgeving.

De voorzieningenrechter beveelt de IGZ om binnen twee werkdagen een rectificatie te sturen naar vijf persbureau's en landelijke dagbladen, en om de term 'de RIAGG' in het rapport te wijzigen naar 'de voormalige Stichting Riagg Rijnmond Zuid'. Tevens wordt de IGZ veroordeeld in de proceskosten. De rechter benadrukt dat de onjuiste aanduiding van de stichting in de rapporten en persberichten onzorgvuldig is en dat de stichting niet betrokken is geweest bij de zorgverlening aan Géssica. Dit vonnis is van belang voor de bescherming van de reputatie van zorginstellingen en de zorgvuldigheid van berichtgeving door toezichthoudende instanties.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 29 oktober 2007,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 07/1138 van:
de stichting Stichting Riagg Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
advocaat mr. J.J. Allen te Amsterdam,
tegen:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Inspectie voor de Gezondheidszorg)),
zetelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. A.C. de Die.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 17 oktober 2007 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Begin jaren tachtig zijn per regio alle toen bestaande zorginstellingen samengevoegd tot Riaggs, Regionale Instellingen voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg. Vanaf midden jaren negentig heeft er een grote reorganisatie plaatsgevonden, waarbij bijna alle Riaggs zijn opgegaan in de zorginstellingen voor de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Zes van de Riaggs zijn ieder zelfstandig gebleven en geen onderdeel geworden van een GGZ-groep, waaronder eiseres. Binnen de regio Rotterdam is eiseres de enige instantie die de naam "Riagg" (nog) voert.
1.2. Op 3 oktober 2006 heeft de politie een reconstructie van het hoofd van een meisje getoond, van wie enkele lichaamsdelen waren teruggevonden in gesloten tassen in de Rotterdamse Maas. Zij werd het Maasmeisje genaamd. Haar identiteit kon vervolgens vastgesteld worden als de 12-jarige Géssica, die in Rotterdam woonde en naar school ging.
1.3. Omdat gebleken is dat Géssica en haar familie sinds 2005 onder behandeling bij Bureau Jeugdzorg waren en sprake was van problemen die al eerder bij diverse zorginstellingen bekend waren, is op instigatie van de gemeente Rotterdam, een groot onderzoek ingesteld naar de handelwijze van de instellingen en hulpverleners die bij Géssica en haar familie waren betrokken, met als doelstelling een bijdrage te leveren aan de verbetering van de ketenproblematiek.
1.4. In mei 2007 heeft gedaagde in samenwerking met de Inspectie van het Onderwijs, de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid en de Inspectie Jeugdzorg, het rapport "Brede zorgcoördinatie noodzakelijk. Onderzoek naar de hulpverlening rond het meisje Gessica" uitgebracht.
Het rapport heeft veel media-aandacht gekregen.
1.5. In hoofdstuk 2 - Conclusies van dit rapport staat op pagina 11 onder meer vermeld:
(...) In 2002 krijgt de Jeugdgezondheidszorg signalen van de school dat er problemen zijn en dat mogelijk RIAGG5 en daghulp voor Gessica aangewezen zouden zijn. (...)
In voetnoot 5 staat op pagina 12 vermeld: "Steeds wanneer Riagg wordt genoemd betreft dit voormalig Riagg Rijnmond Zuid, inmiddels Bavo Europoort"
In het rapport wordt verder steeds gesproken over "de RIAGG".
1.6. De voormalig Riagg Rijnmond Zuid waarnaar in de voetnoot van voormeld rapport van mei 2007 wordt verwezen betreft de stichting Riagg Rijnmond Zuid die in 2005 is gefuseerd met Stichting GGZ Groep Europoort en na een fusie in augustus 2006 thans is genaamd Stichting Bavo Europoort.
1.7. Bij brief van 22 mei 2007 heeft eiseres alle inspecties die betrokken waren bij het rapport van mei 2007, waaronder gedaagde, verzocht om - naar aanleiding van alle berichtgeving in de pers rond de presentatie van het rapport - de verwijzing naar de Riagg te rectificeren omdat - kort gezegd - eiseres door de onjuiste verwijzing naar de Riagg in diskrediet wordt gebracht, nu de verwijzing van Géssica plaatsvond naar het toenmalige GGZ Europoort.
1.8. Eind augustus, begin september 2007 heeft gedaagde een rapport gepubliceerd met de titel "Zorgverlening door Jeugdgezondheidszorg, GGZ en huisartsen aan Gessica vanuit het perspectief van een veilige ontwikkeling van het kind"(hierna: het Rapport). Dit betreft een verdiepingsrapport van gedaagde. In het Rapport worden diverse verwijten aan "de RIAGG" gemaakt. Ook dit rapport heeft veel media-aandacht gekregen. Het Rapport is door belangstellenden te downloaden vanaf de website van gedaagde.
1.9. Op pagina 3 van de inleiding van het Rapport stond onder meer:
"(...) Het gaat daarbij om de volgende zorginstellingen en hulpverleners: de jeugdgezondheidszorg, de betrokken huisartsen, de voormalige RIAGG Rijnmond Zuid (verder te noemen RIAGG),die Gessica onder behandeling heeft gehad en de GGZ-instelling die de vader van Gessica behandelde. (...)"
1.10. Op pagina 6 van de Algemene Conclusies van het Rapport stond onder meer:
"(...) De jeugdgezondheidszorg (JGZ), de regionale instelling voor geestelijke gezondheidszorg (RIAGG), de huisartsen en de behandelaar van de vader hielden niet altijd hun dossiers goed genoeg bij. (...)"
1.11. In het persbericht dat begin september 2007 is uitgegeven, (de print is van 4 september 2007) door gedaagde staat onder meer vermeld: "(...) Al in 1999 ontving Jeugdgezondheidszorg signalen van het consultatiebureau die onderzoek rondom Géssica zouden rechtvaardigen, maar er werd te weinig mee gedaan. Jeugdgezondheidszorg ondernam daardoor ten onrechte geen actie. De RIAGG reageerde niet adequaat. De RIAGG lichtte tussen 2002 en 2004 de verkeerde huisarts in over de situatie rondom Géssica. (...)"
1.12. In diverse krantenberichten dan wel andere mediaberichten wordt gesproken over "de Riagg".
1.13. Bij brief van 5 september 2007 heeft de advocaat van eiseres namens haar gedaagde onder meer meegedeeld:
"(...) De Stichting heeft kennis genomen van het recentelijk gepubliceerde rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (...).
Het Rapport heeft in aanzienlijk mate de aandacht van de media getrokken.
In het Rapport, in een door de Inspectie uitgegeven persbericht en via door u in de pers gedane uitingen worden ernstige verwijten gemaakt aan het adres van "het RIAGG".
Het in aanmerking komende publiek betrekt deze ernstige verwijten op de Stichting.
Een en ander geschiedt ten onrechte. De Stichting kan op geen enkele wijze een verwijt gemaakt kan worden, aangezien zij niet betrokken is geweest bij hulpverlening rond het meisje Gessica.
Dat de Inspectie (inmiddels stelselmatig) een andere indruk wekt is in hoge mate onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig.
Een en ander is temeer verwijtbaar, nu de directeur van de Stichting reeds op 23 mei 2007, naar aanleiding van het verschijnen van het rapport "Brede zorgcoördinatie noodzakelijk (...)" de Inspectie Jeugdzorg (met kopie aan de Inspectie) er reeds op heeft gewezen dat niet de Stichting of enige ander RIAGG betrokken was, maar de GGZ Groep, meer in het bijzonder GGZ Europoort.
(...)
In het licht van het voorgaande verzoek, en voor zover nodig sommeert de Stichting u dan ook per ommegaande:
a. zich te onthouden van de hiervoor omschreven onjuiste uitingen;
b. een persbericht te verzenden waarin u de hiervoor omschreven onjuiste uitingen rectificeert.
(...)"
1.14. Gedaagde heeft hierop - op 7 september 2007 - in het hiervoor onder 1.11 vermelde persbericht de toevoeging "de voormalige Riagg Rijnmond-Zuid" opgenomen.
1.15. Daarnaast heeft gedaagde het Rapport in september 2006 aangepast door op pagina 3 en pagina 6 voetnoten op te nemen.
a. Pagina 3 is als volgt aangepast:
"(...) Het gaat daarbij om de volgende zorginstellingen en hulpverleners: de jeugdgezondheidszorg, de betrokken huisartsen, de voormalige RIAGG Rijnmond Zuid (verder te noemen RIAGG)[2],die Gessica onder behandeling heeft gehad en de GGZ-instelling die de vader van Gessica behandelde. (...)"
In de voetnoot staat: "[2] Niet te verwarren met RIAGG Rijnmond, welke instelling niet bij de zorg aan Gessica betrokken is geweest."
b. Pagina 6 van de Algemene Conclusies van het Rapport is al volgt aangepast:
"(...) De jeugdgezondheidszorg (JGZ), de regionale instelling voor geestelijke gezondheidszorg (RIAGG)[3], de huisartsen en de behandelaar van de vader hielden niet altijd hun dossiers goed genoeg bij. (...)"
In de voetnoot staat: "[3] Niet te verwarren met RIAGG Rijnmond, welke instelling niet bij de zorg aan Gessica betrokken is geweest."
1.16. Gedaagde heeft op 28 september 2007 op haar algemene website, onder de nieuwsberichten en op het deel waar het Rapport te downloaden is de mededeling geplaatst: "In het rapport 'Zorgverlening door jeugdgezondheidszorg, GGZ en huisartsen aan Gessica vanuit het perspectief van een veilige ontwikkeling van het kind' van augustus 2007 wordt als één van de behandelende instellingen genoemd 'de voormalig Riagg Rijnmond Zuid (verder te noemen Riagg). Voor alle duidelijkheid wijst de inspectie erop dat in het rapport niet wordt bedoeld de Riagg Rijnmond aan de Mathenesserlaan 208 te Rotterdam. Deze instelling is niet bij de zorg aan Gessica betrokken geweest."
1.17. Op 4 oktober 2007 heeft gedaagde een persbericht naar ANP Perssupport gestuurd met dezelfde mededeling.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
Eiseres vordert -zakelijk weergegeven- na wijziging van eis gedaagde:
a) te bevelen binnen 2 werkdagen na betekening van dit vonnis de volgende verklaring te zenden, op het gebruikelijke briefpapier van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, aan vijf in Nederland werkzame persbureaus en/of landelijke dagbladen, waaronder in ieder geval het persbureau ANP en het dagblad De Telegraaf, zulks zonder toevoegingen en met gelijktijdig afschrift daarvan aan de raadsman van eiseres:
"Bericht inzake Rapport naar zorgverlening aan Géssica (het Maasmeisje).
In augustus en september 2007 heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) ernstige verwijten geuit aan het adres van (een) Riagg in het kader van de behandeling van het meisje Géssica.
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van <toevoegen datum vonnis> bepaald dat deze berichtgeving onrechtmatig was, nu de Stichting Riagg Rijnmond, niet betrokken is geweest bij de behandeling van Géssica.
Door de berichtgeving van IGZ heeft volgens de Voorzieningenrechter ten onrechte de indruk kunnen ontstaan dat Stichting Riagg Rijnmond, in dit kader verwijten kunnen worden gemaakt.
Namens IGZ
......."
althans een zodanige verklaring als de voorzieningenrechter gepast oordeelt, alles op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag;
b) te bevelen het Rapport "Zorgverlening door Jeugdgezondheidszorg, GGZ en huisartsen aan Géssica vanuit het perspectief van een veilige ontwikkeling van het kind", alsmede alle met dit Rapport verband houdende uitingen, binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis, zodanig aan te passen dat elke uiting die de indruk wekt dat een instelling die thans de naam RIAGG voert betrokken is geweest in de partijen bekende zaak van het meisje Géssica (waaronder het gebruik van het al dan niet gedefinieerde begrip "RIAGG") blijvend wordt verwijderd, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag;
c) te verbieden om onmiddellijk na betekening van dit vonnis, andere of soortgelijke onrechtmatige uitingen te doen, zoals deze in het rapport van mei 2007 en in het Rapport zijn gedaan, voor zover daarmee de indruk wordt gewekt dat de eiseres enig verwijt kan worden gemaakt in de partijen bekende zaak van het meisje Géssica, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag;
d) te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.000,- bij wijze van voorschot;
e) te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Daartoe voert eiseres het volgende aan.
Gedaagde heeft door in zijn Rapport en persbericht slechts de aanduiding "de RIAGG" te gebruiken, terwijl eiseres nog de enige RIAGG in de regio Rotterdam is, niet de vereiste zorgvuldigheid in acht genomen. Hij handelt daarmee onrechtmatig jegens eiseres. Gelet op de ernst van de (voorzienbare) aantasting van de reputatie van eiseres, de eerdere waarschuwing van eiseres en de omstandigheid dat deze aantasting zeer gemakkelijk had kunnen worden voorkomen heeft gedaagde onzorgvuldig gehandeld. Verder zijn de maatregelen die gedaagde inmiddels heeft genomen niet afdoende om het door eiseres geleden nadeel op te heffen en een einde te maken aan de voordurende en ernstige aantasting van de reputatie van eiseres.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Eiseres en gedaagde twisten niet over de vraag of de in de rapporten van mei en september 2007 neergelegde bevindingen over de gang van zaken voorafgaand aan het overlijden van Géssica alsmede de conclusies met betrekking tot het falende optreden van de daarbij betrokken hulpverlenende instanties, op zichzelf juist zijn. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat bij die falende hulpverlening niet eiseres maar de voormalig Riagg Rijnmond Zuid betrokken is geweest. De in het Rapport gemaakte verwijten aan het adres van de Riagg hebben geen enkele betrekking op eiseres.
Anders dan gedaagde aanvoert, bestrijdt eiseres niet dat gedaagde vanuit haar toezichthoudende taak, mede gelet op het bepaalde in artikel 10 EVRM, de vrijheid toekomt om over de hiervoor bedoelde gang van zaken te rapporteren en een persbericht te doen uitgaan. Artikel 10 EVRM kan echter geen rechtvaardiging opleveren om in rapporten en persberichten onnodige verwarring op te wekken en te laten bestaan over de daadwerkelijk bij die bij de hulpverlening betrokkenen instanties.
3.2. In dit kort geding is aan de orde of de keuze van gedaagde om zowel in de rapporten als in het hiervoor onder 1.11 weergegeven persbericht de voormalige Stichting Riagg Rijnmond Zuid consequent aan te duiden als 'de RIAGG' onnodig afbreuk doet aan de reputatie van eiseres doordat hiermee ten onrechte de indruk zou kunnen worden gewekt dat het geconstateerde falende optreden (mede) betrekking heeft op eiseres.
Gedaagde heeft aangegeven op zichzelf begrip te hebben voor het belang van eiseres om niet verward te worden met de voormalige Riagg Rijnmond Zuid. Hij heeft daarom na 5 september 2007 een aantal maatregelen is genomen om een eventueel misverstand weg te nemen. Zo is het persbericht aangepast, zijn in het Rapport voetnoten opgenomen, is een nadere mededing gedaan op verschillende plaatsen op zijn website waar verwezen wordt naar het Rapport en op de plaats waar het Rapport kan worden geraadpleegd en is tevens op 4 oktober 2007 een persbericht aan het ANP uitgegaan. Slechts aan het verzoek van eiseres om het Rapport geheel aan te passen heeft hij niet voldaan. In dit verband heeft gedaagde aangevoerd dat GGZ Europoort in de periode waarover werd gerapporteerd geen hulpverlenende instantie was, zodat niet kan worden gesproken van hulpverlening door GGZ Europoort. Daarnaast heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de term Riagg een normale in het spraakgebruik gangbare aanduiding is voor een plaats waar men terecht kan voor ambulante psychiatrische hulpverlening. Het is in het gewone spraakgebruik een soortnaam, aldus gedaagde. In het Rapport en het eerste persbericht zijn alle betrokken instanties verder bewust niet specifiek benoemd om hen buiten de publiciteit te houden. Naast de Riagg is immers sprake van 'de Jeugdgezondheidszorg' en 'de huisartsen' en 'de behandelaar van de vader'.
3.3. Naar voorlopig oordeel heeft gedaagde weliswaar na 5 september 2007 de nodige maatregelen genomen om verwarring tegen te gaan, maar desalniettemin valt niet uit te sluiten dat de oppervlakkige lezer van het Rapport, zich - als de voetnoten al gelezen worden - door het stelselmatige verdere gebruik van de term "RIAGG" niet blijvend zal realiseren dat de betrokken instantie thans niet meer opereert onder die naam maar onderdeel is van de GGZ Europoort. Waar eiseres de enige instelling in de regio Rotterdam is die thans onder deze naam naar buiten treedt en bij het publiek bekend is, is het gevaar nog steeds aanwezig dat eiseres wordt geassocieerd met de Riagginstelling die Géssica heeft behandeld en daarmee onderwerp is van de negatieve conclusies en de zware kritiek dienaangaande in het Rapport. Dit geldt zoveel te meer nu in de (eerste) grote publicititeitsgolf direct na het openbaar maken van het Rapport, in navolging van het door gedaagde uitgevaardigde persbericht, in de berichtgeving steeds sprake is geweest van "de RIAGG" zonder nadere aanduiding. Verder is in het geheel niet gebleken dat het aangepaste persbericht alsmede het persbericht van 4 oktober 2007 tot enige (nadere) publiciteit aanleiding heeft gegeven. Eiseres heeft daarnaast voldoende aannemelijk gemaakt dat zij (en degenen die bij haar werkzaam zijn) als gevolg van deze publicaties met enige regelmaat zowel door collega's als cliënten zijn aangesproken op en gevraagd worden naar de betrokkenheid bij de behandeling van Géssica. Het betreft verder kritiek die het vertouwen van het publiek in eiseres als behandelaar ernstig kunnen ondermijnen. Eiseres heeft er derhalve (nog steeds) een belang bij dat het negatieve effect van de publicatie ten aanzien van haar wordt opgeheven alsmede dat voor de toekomst verdere associatie van eiseres met de ernstige kritiek in het Rapport voor zoveel als mogelijk wordt voorkomen. Hierbij weegt mee dat, zoals door gedaagde ter zitting desgevraagd is verklaard, het Rapport nog zeer lang op de website gepubliceerd zal blijven en door belangstellenden zal kunnen worden gedownload.
3.4. Tegenover dit belang van eiseres legt hetgeen gedaagde heeft aangevoerd onvoldoende gewicht in de schaal. Aan gedaagde kan worden toegegeven dat de aanduiding GGZ (Europoort) in het Rapport niet juist zou zijn omdat de GGZ in die periode geen hulpverlenende instantie was. Dat neemt echter niet weg dat door alleen te verwijzen naar "de RIAGG" evenmin recht wordt gedaan aan de huidige situatie. Immers het zorgstelsel is ten opzichte van 1999 zeer gewijzigd nu er nog maar een zestal Riaggs opereren naast de verschillende GGZ-groepen. Daarnaast valt niet in te zien waarom in het Rapport niet steevast de benaming 'de voormalige Stichting Riagg Rotterdam Rijnmond Zuid' kan worden gehanteerd waarbij dan als voetnoot dient te worden vermeld "niet te verwarren met de huidige Stichting Riagg Rijnmond, welke instelling nimmer betrokken is geweest bij de zorg aan Géssica". Het argument dat dit de leesbaarheid van het Rapport niet bevordert, zoals gedaagde nog heeft aangevoerd, overtuigt geenszins. Daarnaast wordt overwogen dat wijziging van het Rapport op dit punt niet al te bezwaarlijk moet zijn, nu gedaagde immers zonder problemen in het oorspronkelijke rapport de voetnoten heeft kunnen toegevoegen.
3.5. Of de term 'Riagg' in de door gedaagde gestelde zin kan worden aangemerkt als een soortnaam kan verder in het midden blijven. Immers zelfs indien daarvan zou moeten worden uitgegaan, is dat geen rechtvaardiging voor het gebruik van deze term gelet op de gevolgen daarvan voor eiseres, nu deze gevolgen door die term niet te gebruiken konden (en voor de toekomst kunnen) worden vermeden. Waar gedaagde verder kennelijk beoogde door het gebruik van algemene benamingen de daadwerkelijk betrokken instanties zoveel als mogelijk buiten de publiciteit te houden, kan niet anders geconcludeerd worden dat dit ten opzichte van eiseres averechts heeft gewerkt heeft. Zij wordt immers aangesproken op het negatieve beeld dat uit het Rapport blijkt.
3.6. Het voorgaande leidt ertoe dat vooralsnog de door gedaagde na 5 september 2007 genomen maatregelen ten opzichte van eiseres als onvoldoende dienen te worden aangemerkt. Voldoende aannemelijk is dat de in het Rapport neergelegde kritiek het vertrouwen van het publiek in eiseres als behandelaar kunnen schaden. Eiseres heeft mitsdien voldoende belang bij zowel de door haar gevorderde berichtgeving aan in Nederland werkzame persbureau's en landelijke dagbladen, als de aanpassing van het Rapport op na te melden wijze. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de hiervoor onder 1.16 weergegeven mededeling op de aldaar genoemde plaatsen blijft gehandhaafd. De gevorderde dwangsommen zullen niet worden toegewezen, nu gedaagde aan veroordelingen pleegt te voldoen en er geen aanleiding is te veronderstellen dat dit thans anders zou liggen.
3.7. De vordering onder c. - om te verbieden andere of soortgelijke onrechtmatige uitingen te doen - zal worden afgewezen, nu deze zelfstandige betekenis ontbeert gelet op de toewijzing van de vordering onder b. en voor het overige niet onderbouwd is dat het gevraagde verbod noodzakelijk zou zijn. Ook de vordering tot betaling van een voorschot op geleden schade komt niet voor toewijzing in aanmerking nu eiseres heeft deze vordering in het geheel niet nader heeft onderbouwd. Voor zover het gaat om schade als gevolg van de aantasting van de goede naam, wordt vooralsnog na te melden berichtgeving aan de pers als toerijkende genoegdoening geoordeeld.
3.8. Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
beveelt gedaagde binnen 2 werkdagen na betekening van dit vonnis de volgende verklaring te zenden, op het gebruikelijke briefpapier van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, aan vijf in Nederland werkzame persbureau's en landelijke dagbladen, waaronder in ieder geval het persbureau ANP en het dagblad De Telegraaf, zulks zonder toevoegingen en met gelijktijdig afschrift daarvan aan de raadsman van eiseres:
"Bericht inzake Rapport naar zorgverlening aan Géssica (het Maasmeisje).
In augustus en september 2007 heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) ernstige verwijten geuit aan het adres van (een) Riagg in het kader van de behandeling van het meisje Géssica.
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van 29 oktober 2007 bepaald dat deze berichtgeving onrechtmatig jegens de Stichting Riagg Rijnmond was, nu de Stichting Riagg Rijnmond, nimmer betrokken is geweest bij de behandeling van Géssica.
Door de wijze van berichtgeving van IGZ heeft naar het oordeel van de Voorzieningenrechter ten onrechte de indruk kunnen ontstaan dat Stichting Riagg Rijnmond in dit kader verwijten kunnen worden gemaakt.
Namens IGZ
......."
beveelt gedaagde de vermelding "de RIAGG" in het Rapport "Zorgverlening door Jeugdgezondheidszorg, GGZ en huisartsen aan Géssica vanuit het perspectief van een veilige ontwikkeling van het kind", alsmede in alle met dit Rapport verband houdende uitingen, binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis, te wijzigen in "de voormalige Stichting Riagg Rijnmond Zuid" waarbij bij de eerste vermelding in voormeld rapport in een voetnoot wordt aangegeven "niet te verwarren met de huidige Stichting Riagg Rijnmond, welke instelling nimmer betrokken is geweest bij de zorg aan Géssica";
veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van eiseres begroot op € 1.151,31, waarvan € 816,-- aan salaris procureur, € 251,-- aan griffierecht en € 84,31 aan dagvaardingskosten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.G.M. van Rens en uitgesproken ter openbare zitting van 29 oktober 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
esk