RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 2 november 2007,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 07/1197 van:
de besloten vennootschap Camping [naam camping] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
procureur mr. E. Grabandt,
advocaat mr. K.G.J. Heesakkers te Arnhem,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. P. Garretsen.
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk '[naam camping]' en '[gedaagde]'.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 25 oktober 2007 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1[naam camping] is eigenaresse van het perceel aan [adres]. Zij exploiteert op dat perceel een vakantiepark/camping, waarbij zij standplaatsen verhuurt aan personen die daarop voor eigen gebruik een stacaravan of zomerhuisje plaatsen.
1.2. [gedaagde] huurt sedert 25 april 1975 een standplaats, aangeduid als [nummer], (hierna: de standplaats) op het vakantiepark van [naam camping]. Op deze standplaats heeft [gedaagde] een vakantiewoning staan. Deze vakantiewoning heeft zij in 1975 gekocht van haar rechtsvoorganger.
1.3. Aan en om de op de standplaats geplaatste vakantiewoning heeft (de zoon van) [gedaagde] bouwwerkzaamheden verricht zonder toestemming van [naam camping] of de gemeente [gemeente]. De werkzaamheden hebben voornamelijk bestaan uit het storten van een betonnen fundering onder en om de vakantiewoning.
1.4. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 10 mei 2007 heeft de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Delft, de tussen partijen bestaande huurovereenkomst ontbonden en daartoe - voor zover van belang - in de rechtsoverwegingen 21 en 22 als volgt overwogen:
"21. In deze procedure staat vast, dat door of namens [gedaagde] op of aan het gehuurde bouwactiviteiten worden ontplooid zonder dat daarvoor de vereiste vergunning van B&W is afgegeven en zonder dat [naam camping] daarvoor toestemming heeft gegeven. Bovendien staat vast dat [naam camping] een en andermaal aan [gedaagde] tevergeefs heeft verzocht en gesommeerd die bouwactiviteiten te staken. Door zo te handelen gedraagt [gedaagde] zich niet zoals het haar als goed huurder betaamt.
22. Voormelde betalingsachterstand én het feit dat [gedaagde] zich niet gedraagt zoals het haar als goed huurder betaamt, elk feit bezien op zichzelf én in onderlinge samenhang, wettigt de conclusie, dat [gedaagde] zodanig ernstig toerekenbaar tekort schiet in de nakomingsverplichting dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en de daarmee samenhangende ontruiming van het gehuurde is dan ook als op de wet gegrond toewijsbaar, (...)
Gelet op de aard van het gehuurde ([gedaagde] zal het zomerhuis dienen te verwijderen) zal na te melden ontruimingstermijn worden bepaald.(...)".
Vervolgens heeft de kantonrechter in voornoemd vonnis, ten aanzien van de ontruiming van het gehuurde, als volgt beslist:
"2. veroordeelt [gedaagde] voormeld gehuurde met al wie en al wat zich daarin van de zijde van [gedaagde] mocht bevinden uiterlijk twee maanden na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en ter vrije en algehele beschikking va[naam camping] te stellen, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag voor iedere dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, zulks tot een maximum van € 25.000,-;".
1.5. [gedaagde] heeft in de procedure bij de kantonrechter in reconventie vergoeding van de door haar geleden schade gevorderd. Deze reconventionele vordering heeft de kantonrechter afgewezen, omdat onvoldoende inzage is verschaft in de toedracht van het ontstaan van ieder van die schades, in de omvang van die schade en de gronden die er toe zouden moeten leiden dat [naam camping] daarvoor aansprakelijk is.
1.6. Voormeld vonnis is op 16 mei 2007 aan [gedaagde] betekend. [gedaagde] heeft tot dusver de standplaats niet ontruimd.
1.7. [gedaagde] heeft op 13 juli 2007 tegen het vonnis van 10 mei 2007 hoger beroep ingesteld.
1.8. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij vonnis van 15 augustus 2007 de gevorderde schorsing van de ontruiming van de vakantiewoning afgewezen. Tegen dit vonnis heeft [gedaagde] op 10 september 2007 hoger beroep ingesteld.
1.9. [gedaagde] heeft ter zekerheidstelling van de schade die zij zal lijden door de verwijdering van de vakantiewoning van de standplaats, na verkregen toestemming van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, op 28 september 2007 conservatoir beslag gelegd op de vakantiewoning.
1.10. [naam camping] is voornemens over te gaan tot executie van het vonnis van de kantonrechter van 10 mei 2007 en de vakantiewoning van de standplaats te (doen) verwijderen.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
[naam camping] vordert - zakelijk weergegeven - opheffing van het conservatoir beslag, alsmede gedaagde op straffe van een dwangsom te veroordelen om binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis het beslag in de registers van het kadaster door te (laten) halen.
Daartoe voert [naam camping] het volgende aan.
[gedaagde] maakt misbruik van recht en/of bevoegdheid door beslag te leggen op de vakantiewoning. Dit beslag is slechts gelegd om de ontruiming van de vakantiewoning en de standplaats te frustreren. Het beslag strekt niet tot zekerheid nu het beslagobject niet geëxecuteerd kan worden omdat de grond onder de vakantiewoning eigendom is van [naam camping] en het beslag niet de ondergrond omvat. Daarnaast is de gepretendeerde vordering tot schadevergoeding van [gedaagde] summierlijk ondeugdelijk. [gedaagde] heeft zelf bewerkstelligd dat de vakantiewoning onroerend is geworden door illegaal een betonnen fundering onder en rondom de vakantiewoning te storten. Dat de vakantiewoning thans niet meer verplaatst kan worden komt voor haar rekening en risico. Bovendien ontstaat de gestelde schade pas op het moment dat de vakantiewoning wordt verwijderd. Tot dusver maakt [gedaagde] nog gewoon gebruik van de vakantiewoning. Van ongerechtvaardigde verrijking is evenmin sprake nu [naam camping] geen belang heeft bij de vakantiewoning. Zij wil slechts de standplaats ontruimd hebben. Ten slotte is het beslag onnodig nu [naam camping] voldoende verhaal biedt om een eventuele veroordeling tot betaling van de schade, indien het vonnis van de kantonrechter in hoger beroep niet in stand zou blijven, na te kunnen komen.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Ingevolge artikel 705 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt een gelegd beslag opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad ligt het op de weg van degene die opheffing van het conservatoire beslag vordert (in dit geval eiseres) om, met inachtneming van de beperkingen van de kortgeding procedure, aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger (in dit geval gedaagde) gepretendeerde vordering ondeugdelijk is of dat het voortduren van het beslag om andere redenen niet kan worden gerechtvaardigd.
3.2. Tussen partijen staat vast dat de vakantiewoning thans niet meer verplaatst kan worden, waardoor deze slechts nog verwijderd kan worden door haar (deels) te demonteren. [gedaagde] heeft erkend dat zij geen schade lijdt zolang de vakantiewoning op de standplaats intact blijft. Door het voorgenomen besluit van [naam camping] om de standplaats van [gedaagde] te ontruimen, dreigt er voor [gedaagde] schade te ontstaan, welke zich eerst daadwerkelijk realiseert op het moment dat de vakantiewoning is verwijderd. Op dat moment beschikt [gedaagde] echter niet meer over een object waarop zij die schade kan verhalen. De vakantiewoning is er immers niet meer. Ter zitting heeft [gedaagde] desgevraagd erkend dat de reden voor het leggen van het conservatoir verhaalsbeslag op de vakantiewoning is te voorkomen dat deze wordt gedemonteerd voordat in hoger beroep uitspraak is gedaan. Zij tracht derhalve de vakantiewoning voor een eventueel voor haar gunstige beslissing van het gerechtshof veilig te stellen. Hieruit volgt dat de bevoegdheid om conservatoir beslag te leggen ter verhaal van een gepretendeerde schadevordering is gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is bedoeld. Het middel van het conservatoir beslag is immers aangewend met het doel de executie van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van de kantonrechter van 10 mei 2007 te frustreren. Dit terwijl de voorzieningenrechter bij kortgedingvonnis van 15 augustus 2007, genoemd onder 1.8, al heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden waren die tot schorsing van de executie van dat vonnis aanleiding konden geven. Door op deze wijze te handelen maakt [gedaagde] naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter misbruik van haar bevoegdheid om conservatoir beslag te doen leggen op de vakantiewoning.
3.3. Uit het voorgaande volgt dat de vordering van [naam camping] toewijsbaar is, zodat de overige stellingen van partijen geen bespreking meer behoeven. Nu het beslag wordt opgeheven acht de voorzieningenrechter de vordering om gedaagde te veroordelen tot doorhaling van het beslag in de registers van het kadaster niet nodig.
3.4. [gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
heft op het op 28 september 2007 door [gedaagde] ten laste van [naam camping] gelegde conservatoir beslag, op het zomerhuisje staande op het vakantiepark aan [adres] op het perceel ter plaatse aangeduid als [nummer];
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [naam camping] begroot op € 1.137,85, waarvan € 816,-- aan salaris procureur, € 251,-- aan griffierecht en € 70,85 aan dagvaardingskosten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.G.M. van Rens en uitgesproken ter openbare zitting van 2 november 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.