RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/757375-07
's-Gravenhage, 20 juli 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
adres: [adres]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 6 juli 2007.
De verdachte is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr Willemse heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot het gevorderde bedrag van € 672,30.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder feit 3 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder dat zij geen bewijs heeft kunnen vinden dat de verweten heling is gepleegd in de periode van 01 januari 2007 tot en met 27 maart 2007.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan inbraken in auto's waarbij invalidenparkeerkaarten zijn weggenomen. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van onveiligheid in de samenleving en berokkenen schade aan de rechtstreeks benadeelden van deze feiten.
Verdachte en zijn mededaders hebben slechts het oog gehad op hun eigen financiële gewin zonder zich te bekommeren om de gevolgen die de feiten meebrachten voor de slachtoffers. Door de bewezenverklaarde feiten ondervonden de slachtoffers niet alleen materiële schade, bestaande uit ingegooide autoruiten, maar zijn zij ook in hun dagelijks leven in aanzienlijke mate beperkt. Steeds betroffen de slachtoffers immers minder valide mensen die veelal afhankelijk zijn van hun auto en de aan hen persoonlijk verleende parkeerkaart. Door het wegnemen van de invalidenparkeerkaarten neemt de mobiliteit van deze mensen aanmerkelijk af, omdat zij niet meer op de speciaal voor hen gereserveerde plaatsen kunnen parkeren met alle vervelende gevolgen van dien.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen feiten als de onderhavige slechts worden afgedaan door de oplegging van een gevangenisstraf. Daarbij houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte, blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 maart 2007, reeds meermalen ter zake van diefstal werd veroordeeld. Ondanks de hem daarvoor opgelegde straffen heeft verdachte zich kennelijk niet laten weerhouden opnieuw vermogensdelicten te begaan.
Omdat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 3 telastgelegde heling komt de rechtbank tot een aanzienlijk lagere strafoplegging dan door de officier van justitie gevorderd.
De vordering van de benadeelde partij.
[benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 672,30.
Deze vordering komt de rechtbank voor zover deze ziet op vergoeding van de schade aan beide ruiten (posten 3 en 4) redelijk voor. De vordering, die eenvoudig van aard is, vindt rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag in het bij dagvaarding onder 1 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit. Ter zake van de schade gevorderd onder 1 en 2 heeft zich ter terechtzitting ook de eigenaar van de invalidenparkeerkaart [benadeelde partij 2] gevoegd. Nu deze schade geleden is door [benadeelde partij 2] zal de rechtbank dit deel van de vordering van [benadeelde partij 1] afwijzen.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering hoofdelijk toewijzen tot € 640,--.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ter terechtzitting heeft [benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats], zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 32,30.
Deze vordering komt de rechtbank redelijk voor, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 1 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering hoofdelijk toewijzen tot het gevorderde bedrag.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 640,-- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1] respectievelijk een bedrag groot € 32,30 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 3 telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 27 maart 2007,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 30 maart 2007;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
[benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats] [adres], een bedrag van € 640,--,
[benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats] [adres], een bedrag van € 32,30,
met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor het overige af;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 640,-- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1] en een bedrag groot
€ 32,30 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 12 dagen respectievelijk 1 dag;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partijen, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Van Rossum, voorzitter,
De Jong en Wapenaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Nijpels, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juli 2007.
Mr van Rossum is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.