ECLI:NL:RBSGR:2007:BB5490

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/34400
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van voortvarendheid bij uitzetting van vreemdeling en informatieverstrekking door verweerder

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage zich gebogen over de voortvarendheid van de Staatssecretaris van Justitie in de uitzettingsprocedure van een Chinese vreemdeling, eiseres, die in bewaring was gesteld. De rechtbank oordeelt dat het aan verweerder is om de rechtbank volledig te informeren over de handelingen die zijn verricht ter voorbereiding van de uitzetting. De rechtbank benadrukt dat de voortvarendheid van verweerder beoordeeld moet worden aan de hand van de informatie die hij verstrekt. Tijdens de zitting op 19 september 2007 heeft verweerder aangegeven dat er van 3 augustus tot 16 augustus 2007 dossierstudie heeft plaatsgevonden, maar zonder specifieke details over de verrichte handelingen. Pas op 26 september 2007 heeft verweerder de benodigde informatie verstrekt, waaruit blijkt dat hij voldoende voortvarend heeft gehandeld. De rechtbank concludeert dat de periode van dossierstudie en de daaropvolgende stappen in de laissez-passeraanvraag niet onredelijk zijn geweest, ondanks de vertraging die eiseres heeft ervaren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de laissez-passeraanvraag op 2 augustus 2007 is ingevuld en op 3 augustus 2007 is verzonden. Na registratie en controle op 7 augustus 2007, is de aanvraag op 12 augustus 2007 vertaald. De rechtbank oordeelt dat de vertraging in de procedure niet uitsluitend aan verweerder kan worden toegeschreven, aangezien eiseres ook niet volledig heeft meegewerkt aan het proces. De rechtbank wijst het beroep van eiseres af, omdat er geen strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 en de voortzetting van de maatregel van bewaring gerechtvaardigd is. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 oktober 2007.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer, meervoudig
Nevenzittingsplaats Rotterdam
Reg.nr : AWB 07/34400
V-nummer: [v-nummer]
Inzake:
[eiseres] , eiseres,
gemachtigde mr. R.W. Koevoets, advocaat te Rotterdam,
tegen:
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. H. Hanssen-Telman.
I Procesverloop
1 Eiseres heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] 1974 en de Chinese nationaliteit te bezitten. Op 24 juli 2007 heeft verweerder eiseres in bewaring gesteld.
2 Bij uitspraak van 15 augustus 2007 heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam, het beroep inzake de opheffing van de maatregel van bewaring ongegrond verklaard.
3 Op 4 september 2007 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding.
4 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 19 september 2007. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door de waarnemer van haar gemachtigde, mr. J.A. van Gemeren. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig B. Farida-Fong, tolk Mandarijn.
5 De rechtbank heeft op 20 september 2007 het onderzoek heropend, teneinde nader door verweerder geïnformeerd te worden over de wijze waarop de dossierstudie in de zaak van eiseres heeft plaatsgevonden en op grond waarvan een periode van 2 augustus 2007 tot 16 augustus 2007 nodig was voor dossierstudie. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat de zaak wordt verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittinghoudende te Rotterdam.
6 Op 26 september 2007 heeft de openbare behandeling van het beroep door de meervoudige kamer van deze rechtbank plaatsgevonden. De gemachtigde van eiseres is ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F. Boone.
II Overwegingen
1 Ingevolge artikel 96, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), staat ter beoordeling of voortzetting van de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
2.1 Verweerder heeft de rechtbank op 6 september 2007, 19 september 2007 en 25 september 2007 schriftelijke inlichtingen verstrekt over zijn handelen strekkend tot uitzetting van eiseres.
2.2 Ter zitting van 19 september 2007 heeft verweerder aangevoerd dat verweerder voldoende voortvarend handelt teneinde eiseres uit te zetten. Uit de brief van 18 september 2007 van verweerder blijkt dat de op 2 augustus 2007 ingevulde laissez-passeraanvraag op 3 augustus 2007 door de regievoerder is verzonden naar de laissez-passerkamer. Na dossierstudie is de laissez-passeraanvraag op 16 augustus 2007 verzonden naar de Chinese autoriteiten. Voorts heeft op 6 september 2007 een mondeling rappel plaatsgevonden. Verder is aangevoerd dat eiseres geen actieve en volledige medewerking verleent aan het onderzoek ter fine van uitzetting. Niet is gebleken dat zij contact heeft opgenomen met familieleden in China teneinde documenten te kunnen overleggen waaruit haar identiteit blijkt. Eventuele identiteitsdocumenten kunnen het onderzoek ter fine van uitzetting versnellen.
2.3 Op de zitting van 26 september 2007 heeft verweerder – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Op 2 augustus 2007 heeft eiseres de laissez-passeraanvraag ingevuld. Deze is op 3 augustus 2007 verzonden naar de laissez-passerkamer. Dit gebeurt niet per fax; omdat foto’s en dergelijke niet goed overkomen. Op 7 augustus 2007 is de laissez-passeraanvraag geregistreerd bij de laissez-passerkamer en gecontroleerd op de aanwezigheid van de benodigde stukken. Vervolgens is de laissez-passeraanvraag op 12 augustus 2007 vertaald door een tolk. Op 14 augustus 2007 heeft dossierstudie plaatsgevonden. Daarbij is gekeken of er gevoelige informatie in de laissez-passeraanvraag staat. Bijvoorbeeld of er asielgerelateerde zaken in staan vermeld. Op 16 augustus 2007 is de laissez-passeraanvraag verzonden naar de Chinese autoriteiten. Verweerder heeft voortvarend in deze zaak gehandeld. Indien iemand documentloos is, kan dat tot gevolg hebben dat er meer tijd overheen gaat voordat de laissez-passeraanvraag kan worden doorgestuurd naar de autoriteiten. Dat het traject in dat geval langer duurt, is dan mede aan de vreemdeling te wijten. De laissez-passeraanvraag van eiseres is op
25 september 2007 nog nader bekeken. Weliswaar staat bij de woonplaats van eiseres een stad ingevuld, doch in China kan met de naam van een stad een heel gebied bedoeld worden met meerdere stadsgewesten, gemeenten en dorpen. Eiseres heeft die informatie niet verstrekt. Daarbij is de stad niet gevonden in de atlas. Evenmin heeft eiseres bij de woonplaats van haar moeder concrete informatie gegeven. De reden dat de ingevulde laissez-passeraanvraag niet direct tijdens het invullen van de aanvraag is vertaald, is waarschijnlijk gelegen in het feit dat er geen tolk voorhanden was.
3.1 Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Eiseres heeft vanaf aanvang af aangegeven dat zij wenst mee te werken. Tevens heeft zij de laissez-passerformulieren volledig ingevuld. Het heeft echter ruim 3 weken geduurd voordat de laissez-passeraanvraag is ingediend bij de Chinese autoriteiten.
3.2 Ter zitting op 26 september 2007 heeft eiseres aanvullend het volgende – kort samengevat – aangevoerd. Niet is gebleken dat verweerder eiseres nader gehoord heeft over de door haar ingevulde woonplaats. Ten onrechte wordt gesteld dat elke Chinees zijn identiteitsnummer kent. Er is sprake van een standaard laissez-passeraanvraag. Een termijn van drie weken voor standaard verrichtingen is te lang. Tijdens het invullen van de laissez-passeraanvraag wordt deze vaak gelijktijdig vertaald door de tolk. Dan hoeft dat niet meer op een later moment te gebeuren. Dat is in deze zaak niet gebeurd en daardoor is er weer een vertraging in het laissez-passertraject opgetreden. De laissez-passeraanvraag is pas na een maand na de inbewaringstelling ingediend bij de Chinese autoriteiten. Dit had eerder kunnen gebeuren.
4 De rechtbank overweegt het volgende.
4.1 De rechtbank dient per zaak te beoordelen of verweerder binnen een redelijk te achten periode handelingen ter fine van uitzetting heeft verricht. Een beoordeling door de rechtbank of verweerder met voldoende voortvarendheid aan de uitzetting van een vreemdeling heeft gewerkt, kan enkel geschieden indien de rechtbank dienaangaande juist en volledig is geïnformeerd over de handelingen van verweerder. Het is voorts aan verweerder om zorg te dragen dat de te doorlopen procedure van de laissez-passeraanvraag zo efficiënt mogelijk verloopt, zodat laissez-passeraanvragen (mogelijkerwijs reeds vertaald) zo spoedig als mogelijk ontvangen worden door de laissez-passerkamer en vervolgens binnen een redelijke termijn bij de desbetreffende autoriteiten ingediend kunnen worden.
4.2 In deze procedure is door verweerder tijdens de zitting van 19 september 2007 gesteld dat er vanaf 3 augustus 2007 tot 16 augustus 2007 dossierstudie heeft plaatsgevonden, zonder dat geconcretiseerd werd welke handelingen hadden plaatsgevonden en wanneer deze zijn verricht. De rechtbank ziet – in het licht van hetgeen onder 4.1. is overwogen – aanleiding te benadrukken, dat het op de weg van verweerder ligt de rechtbank ter zake volledig te informeren. Ter zitting van 26 september 2007 heeft verweerder de benodigde informatie alsnog verstrekt. De rechtbank is van oordeel dat gelet op die informatie, zoals weergegeven onder 2.3 van deze uitspraak, verweerder in voldoende mate duidelijkheid heeft verschaft over zijn verrichtingen tijdens de dossierstudie. De rechtbank is daarbij van oordeel dat verweerder in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt dat vanaf de verzending van de laissez-passeraanvraag aan de laissez-passerkamer tot aan het indienen van de laissez-passeraanvraag bij de Chinese autoriteiten voldoende voortvarend is gehandeld.
4.3 Niet is gebleken dat voortzetting van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel, bij afweging van alle daarbij betrokken belangen, in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om opheffing van de maatregel te bevelen of wijziging van de tenuitvoerlegging daarvan te gelasten.
4.4 Het beroep is ongegrond.
4.5 Er bestaat geen ruimte voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
4.6 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III Beslissing
De rechtbank ’s-Gravenhage:
rechtdoende:
1 verklaart het beroep ongegrond;
2 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. H. van den Heuvel en J. de Gans, rechters. De uitspraak is door de voorzitter en mr. M. Hoebergen, griffier, ondertekend.
De griffier,
De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2007
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
afschrift verzonden op: