ECLI:NL:RBSGR:2007:BB4065
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Bergman
- De Bruijn
- Lips
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs van medeplichtigheid bij mensenhandel
Op 21 september 2007 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1983, die eerder gedetineerd was in de penitentiaire inrichting Amsterdam. De zaak betreft de beschuldiging van medeplichtigheid aan mensenhandel, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van 20 maanden eiste, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. Tijdens de zittingen op 18 juni en 7 september 2007 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. W.J. Ausma. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat er geen wettige en overtuigende bewijzen waren voor de beschuldigingen van medeplichtigheid aan mensenhandel. De rechtbank merkte op dat, hoewel er enige betrokkenheid van de verdachte niet werd uitgesloten, de concrete aanknopingspunten in het dossier niet voldoende waren om deze betrokkenheid te kwalificeren als medeplichtigheid. Ook werd vastgesteld dat er geen bewijs was dat de verdachte middelen had aangewend om een ander tot prostitutie te dwingen. De rechtbank heeft daarom besloten om de verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten. Het bevel tot voorlopige hechtenis was eerder opgeheven op 10 september 2007.