RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummers:
AWB 06 / 27624
AWB 06 / 27625
uitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 8 mei 2007
[Eiseres],
geboren op [geboortedatum] 1981, van Turkse nationaliteit,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.J. van Duijne Strobosch, advocaat te Wassenaar,
de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: drs. H. Heinink, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
in de procedure met zaaknummer AWB 06 / 27624
1.1 Eiseres heeft naar haar zeggen op 6 juli 2004 een aanvraag ingediend tot het verlengen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Eiseres heeft op 11 oktober 2004 bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 10 mei 2006 niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft tegen het besluit op 6 juni 2006 beroep ingesteld.
in de procedure met zaaknummer AWB 06 / 27625
1.2 Eiseres heeft op 21 februari 2005 een aanvraag ingediend tot het wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf bij echtgenoot’ in een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘voortgezet verblijf’. Eiseres heeft op 28 juli 2005 bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Bij besluit van 21 februari 2006 heeft verweerder de aanvraag toegewezen en aan eiseres een verblijfsvergunning onder de beperking voortgezet verblijf verleend met ingang van 21 februari 2005, geldig tot 19 juli 2007. Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 10 mei 2006 gegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit op 6 juni 2006 beroep ingesteld.
1.3 Verweerder heeft op 25 januari 2007, door de rechtbank ontvangen op 29 januari 2007, een verweerschrift ingediend.
1.4 De openbare behandeling van de geschillen heeft plaatsgevonden op 13 februari 2007. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.
2.1 In beroep toetst de rechtbank de bestreden besluiten aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2 Ingevolge artikel 25, eerste lid, aanhef en onder b en c, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt binnen zes maanden een beschikking gegeven op de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur of het wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.
2.3 Ingevolge artikel 2:3, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) zendt het bestuursorgaan geschriften tot behandeling waarvan kennelijk een ander bestuursorgaan bevoegd is, onverwijld door naar dat orgaan, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de afzender.
2.4 Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, Awb, voor zover van belang, wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar met een besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
2.5 Ingevolge artikel 6:10, eerste lid, Awb, voor zover van belang, blijft ten aanzien van een voor het begin van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien het besluit ten tijde van de indiening:
a. wel reeds tot stand was gekomen, of
b. nog niet tot stand was gekomen, maar de indiener redelijkerwijs kon menen dat dit wel reeds het geval was.
2.6 Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, Awb, voor zover van belang, kan het bezwaarschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen.
in de procedure met zaaknummer AWB 06 / 27624
2.7 Eiseres heeft op 11 oktober 2004 bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag die zij zou hebben ingediend op 6 juli 2004. Dit betekent dat het bezwaar is ingediend voordat de wettelijke beslistermijn van zes maanden was verstreken.
2.8 Een voortijdig ingediend bezwaar moet op de voet van artikel 6:10, eerste lid, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.9 Verweerder heeft het bezwaar in het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen sprake zou zijn van een aanvraag, nu verweerder eiseres het aanvraagformulier bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst en niet bij de gemeente van haar woonplaats heeft ingediend. Verweerder heeft het bezwaar ten onrechte op deze gronden niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder had de aanvraag ingevolge artikel 2:3, eerste lid, Awb moeten doorsturen naar de gemeente.
2.10 De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen op grond van artikel 7:12 Awb nu dit besluit berust op een ondeugdelijke motivering.
2.11 De rechtbank ziet echter aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, Awb de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Het bezwaar had immers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard omdat het prematuur is ingediend.
2.12 In dit geval ziet de rechtbank aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten, zulks met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten zijn op voet van het bepaalde in het bovengenoemde Besluit vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
2.13 Uit de gegrondverklaring volgt dat verweerder het betaalde griffierecht ad € 141,- dient te vergoeden.
in de procedure met zaaknummer AWB 06 / 27625
2.14 Eiseres heeft op 28 juli 2005 bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag die zij op 21 februari 2005 heeft ingediend. Dit betekent dat het bezwaar is ingediend voordat de wettelijke beslistermijn van zes maanden was verstreken.
2.15 Een voortijdig ingediend bezwaar moet op de voet van artikel 6:10, eerste lid, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.16 Verweerder heeft het bezwaar gegrond verklaard en overwogen dat al is beslist op de aanvraag. Verweerder heeft ten onrechte het bezwaar niet niet-ontvankelijk verklaard.
2.17 De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 6:10, eerste lid, Awb.
2.18 De rechtbank ziet echter aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, zelf in de zaak te voorzien, zoals hierna bepaald.
2.19 In dit geval ziet de rechtbank aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten, zulks met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten zijn op voet van het bepaalde in het bovengenoemde Besluit vastgesteld op € 322,- (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1; geen afzonderlijk punt voor de zitting).
2.20 Uit de gegrondverklaring volgt dat verweerder het betaalde griffierecht ad € 141,- dient te vergoeden.
2.21 Ter informatie aan partijen wijst de rechtbank op artikel 6:20, vierde lid, Awb, op grond waarvan het bezwaar tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag geacht wordt mede te zijn gericht tegen het reële besluit van 21 februari 2006, dat naar thans is gebleken, niet aan het bezwaar tegemoet komt. Ten tijde van de terechtzitting was op het bezwaar dat geacht wordt mede te zijn gericht tegen het reële besluit van 21 februari 2006 niet beslist. De niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van 28 juli 2005 tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag doet aan vorenstaande niet af.
in de procedure met zaaknummer AWB 06 / 27624
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 10 mei 2006;
3.3 bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiseres moet voldoen;
3.5 wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht ad € 141,-;
in de procedure met zaaknummer AWB 06 / 27625
3.6 verklaart het beroep gegrond;
3.7 vernietigt het bestreden besluit van 10 mei 2006;
3.8 verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;
3.9 bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
3.10 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 322,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiseres moet voldoen;
3.11 wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht ad € 141,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzitter, en mrs. J.I. de Vreese-Rood en J.C.M. Swinkels, leden van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2007, in tegenwoordigheid van mr. A.P.M. van Dullemen, griffier.
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.