Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
derde afdeling, enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
UITSPRAAK IN HET GEDING TUSSEN
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
de Commandant der Zeestrijdkrachten, verweerder.
1. Eiser heeft bij brief van 13 oktober 2006 beroep ingesteld tegen een besluit van 5 september 2006 waarbij verweerder zijn besluit van 20 december 2005 na bezwaar heeft gehandhaafd.
2. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
3. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 7 juni 2007. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M.J. de Haas. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. A.E.P. van Zandbergen.
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1 Eiser is voor onbepaalde tijd aangesteld bij het beroepspersoneel van de Koninklijke Marine en vervult in de rang van sergeant-majoor sinds 1 december 2004 de functie van Senior medewerker bij de Sectie Eindcontrole & Autorisatie van Regiokantoor Emmen van het Centraal Betaalkantoor Defensie (hierna: Senior medewerker E&A).
1.2 Bij verzoekenformulier van 24 juni 2005 heeft eiser, op grond van artikel 27, vierde lid, van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (hierna: AMAR) verzocht om bevorderd te worden tot de naast hogere rang van adjudant-onderofficier. Hierbij heeft eiser aangegeven dat uit bijlage B van het reorganisatieplan Centraal Betaalkantoor Defensie volgt dat aan de door hem te vervullen functie de rang van adjudant-onderofficier is verbonden.
1.3 Bij besluit van 20 december 2005 is het verzoek van eiser afgewezen.
1.4 Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 27 januari 2006 bezwaar gemaakt.
1.5 Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn besluit van 20 december 2005 gehandhaafd.
2.1 Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat uit bijlage B-2 en bijlage H van het definitieve Reorganisatieplan Centraal Betaalkantoor Defensie (hierna: het Reorganisatieplan), zoals dat bij schrijven van 20 juli 2004 is vastgesteld door de Secretaris-Generaal, weliswaar blijkt dat de functie van eiser indicatief is gewaardeerd met de rang van adjudant-onderofficier, doch dat deze rang slechts geldt voor landmacht-, luchtmacht en marechausseepersoneel. Dit blijkt expliciet uit bijlage B van het Reorganisatieplan en de daarbij behorende leeswijzer. Voor het vaststellen van de toepasselijke rang voor het marinepersoneel dient de conversietabel, die onderdeel uitmaakt van het functiewaarderingssysteem Defensie (hierna: FUWADEF) geraadpleegd te worden. Uit deze conversietabel, in samenhang bezien met de in het Handboek FUWADEF opgenomen indelingsstructuur, kan worden opgemaakt dat indien aan een functie voor wat betreft militairen van de Koninklijke Landmacht (hierna: KL), Koninklijke Luchtmacht (hierna: KLU) en Koninklijke Marechaussee (hierna: KMAR) de rang van adjudant-onderofficier wordt toegekend, aan de functie voor militairen van de Koninklijke Marine (hierna: KM) de rang van sergeant-majoor wordt toegekend. Ter adstructie heeft verweerder er nog op gewezen dat uit artikel 4, in samenhang bezien met bijlage A en B, van het Inkomstenbesluit militairen (hierna: IBM) blijkt dat de salarisschalen van militairen van de KM afwijken van de salarisschalen van de KL, de KLU en de KMAR. Derhalve is niet alleen de militaire indelingsstructuur binnen de KM in vergelijking met de overige krijgsmachtdelen een andere, maar zijn de salarisschalen dat eveneens.
2.2 Eiser is van mening dat hij wel in aanmerking dient te worden gebracht voor bevordering tot de rang van adjudant-onderofficier op grond van artikel 27,vierde lid, van het AMAR.
Daartoe baseert eiser zich allereerst op artikel 1 van het Besluit volgorde rangen en standen zee-, land en luchtmacht (hierna: het Besluit) en de bijbehorende tabel. In artikel 1 van dit besluit is bepaald dat de volgorde van en de verhouding tussen de rangen bij de zee-, de land- en de luchtmacht, zijn aangegeven in de bij dit besluit behorende tabel, waarin een hogere rang is aangegeven door een lager nummer en onderlinge gelijkheid van rang of stand door een gelijk nummer. In dit besluit zijn zowel de adjudant-onderofficier van de zee- land- en luchtmacht aangeduid met het cijfer 14 en mitsdien onderling in rang gelijk. Eiser is van oordeel dat aan gelijke organieke functies binnen de afzonderlijke krijgsmachtdelen hetzelfde rangsniveau gekoppeld dient te worden. Dat het Besluit is opgenomen als bijlage bij het Voorschrift toepassing militair straf- en tuchtrecht KL/KLU/KMAR maakt niet, anders dan verweerder betoogt, dat dit besluit slechts geldt binnen het kader van het straf- en tuchtrecht, aldus eiser.
Voorts heeft eiser aangevoerd dat verweerder om drie redenen gehandeld heeft in strijd met het motiverings- en gelijkheidsbeginsel. Ten eerste is, in tegenstelling tot hetgeen verweerder betoogd heeft, de bevordering van adjudant-onderofficier Strokappe geen incident. Hangende de bezwarenprocedure is de functie van senior medewerker E&A in Den Helder (dezelfde organieke functie als eiser thans bekleedt in Emmen) bekleed door een adjudant-onderofficier van de KM, welke functionaris dus kennelijk neergeschut heeft gefunctioneerd. Daarbij komt dat in meerdere, met naam genoemde, gevallen klaarblijkelijk neergeschut wordt gefunctioneerd door adjudanten van de Marine die functies bekleden binnen het Centraal Betaalkantoor Defensie, welke functies in peoplesoft de rang van adjudant-onderofficier hebben. Ten tweede is in juli 2006 de evengenoemde functie in Den Helder vacant geworden. Op deze functie is thans geplaatst voormalig sergeant-majoor Jeske, die op deze functie is bevorderd in de rang van adjudant-onderofficier. Ten derde staat in peoplesoft eisers functie aangeduid met AOO/AOOMARNS, hetgeen betekent: adjudant der mariniers. Administratief staat de betreffende functie dus krijgsmachtbreed te boek als een adjudantsfunctie.
Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat er ook inhoudelijke bezwaren kleven aan het bestreden besluit. Niet is gebleken dat er een indicatieve waardering van de functies heeft plaatsgevonden. De conversietabel en de tabel waarin de indelingsstructuur van militaire functies bij de verschillende krijgsmachtdelen wordt weergegeven, bieden geen inzichtelijkheid. Als uit een indicatieve waardering van eisers functie blijkt dat deze qua somscore zowel de rang van sergeant-majoor als de rang van adjudant-onderofficier zou kunnen hebben, dan dient de rang van adjudant-onderofficier te worden toegekend om hiërarchieke ongelijkheid met collega’s van andere krijgsmachtdelen die op dezelfde functie zijn geplaatst te voorkomen.
Indien zou moeten worden aangenomen dat het puntentotaal van de functie volgens het FUWASYS niet de bevordering naar de naast hogere rang zou rechtvaardigen, is eiser tot slot van mening dat verweerder de functie met toepassing van de zogenaamde beleidsfactor had moeten opwaarderen naar de naast hogere rang.
3. In dit geding staat de vraag centraal of verweerders besluit eiser niet te bevorderen tot de naast hogere rang op juiste gronden berust.
4.1 Bij de beantwoording van de onder punt 3 opgenomen vraag is het bepaalde in artikel 27, vierde lid, van het AMAR van belang. In dit artikel is bepaald dat aan de militair die een functie is toegewezen waaraan een hogere rang is verbonden dan de rang die hij bekleedt, op de datum van ingang van functievervulling die hogere rang wordt toegekend.
4.2 Het verbinden van een rang aan een functie geschiedt middels het waarderen van een functie. Binnen de organisatie van verweerder wordt daarbij gebruik gemaakt van FUWADEF. FUWADEF is een functiewaarderingsysteem dat wordt gekenmerkt door de combinatie van een meetsysteem wat door het scoren op een aantal kenmerken met een puntensysteem de functiezwaarte bepaalt en een bestand aan normmateriaal waaraan de te waarderen functie kan worden getoetst. De aldus verkregen score kan middels een indelingsstructuurtabel worden herleid tot een rang.
De militaire indelingsstructuur is een indelingsstructuur van militaire functies naar categorie, rangbrackets en rang. Binnen deze indelingsstructuur is het mogelijk dat rangbrackets elkaar overlappen en in die zin ten aanzien van een functie gekozen kan worden tussen twee rangen. Daarbij staat een evenwichtige opbouw van de organisatie centraal. Daarnaast is het mogelijk om met toepassing van de zogenaamde beleidsfactor af te wijken van de uitkomsten van het functiewaarderingssysteem. Als beleidsfactoren worden onderkend: vereiste hiërarchieke verhoudingen, rangsverhoudingen binnen internationale bevelsstellingen en systeem van legervorming en gesloten personeelssysteem.
5. De rechtbank gaat voorbij aan eisers grief dat verweerder in strijd met het bepaalde in artikel 7:7 van de Awb, geen verslag van het horen heeft opgemaakt. Het eerst ter zitting naar voren brengen van deze grief moet strijdig worden geacht met een goede procesorde. Hierbij heeft de rechtbank gewicht toegekend gekend aan het gegeven dat ter zitting niet is komen vast te staan dat eiser daardoor in zijn procespositie is geschaad. Daarbij komt nog dat eiser ervan op de hoogte was dat er bandopnamen zijn gemaakt van het horen. Het in een eerder stadium naar voren brengen van eisers grief had er alsnog toe kunnen leiden dat verweerder een schriftelijk verslag van het horen aan het dossier had toegevoegd.
6. De vaststelling van de aan een functie verbonden rang door middel van een systeem van functiewaardering is een bevoegdheid met een discretionair karakter. Een met uitoefening van die bevoegdheid genomen besluit kan de rechtbank slechts terughoudend toetsen.
6.1 De rechtbank overweegt dat uit het door verweerder overgelegde Reorganisatieplan Centraal Betaalkantoor Defensie genoegzaam is gebleken dat de functiebeschrijvingen van de regiokantoren, waaronder de functies van regiokantoor Emmen, indicatief zijn gewaardeerd. In de functievergelijkingstabel, die is opgenomen onder bijlage 2 van het Reorganisatieplan, is de indicatieve waardering zichtbaar gemaakt. Uit de toelichting bij de functievergelijkingstabel blijkt ondubbelzinnig dat de rangen die in deze tabel zijn opgenomen slechts voor de KL, KLU en de KMAR gelden. Om voor het marinepersoneel de vergelijking te kunnen maken is de conversietabel behorende bij FUWADEF opgenomen.
6.2 Gelet op de systematiek van het functiewaarderingssysteem FUWADEF dient deze conversietabel in samenhang met de indelingsstructuurtabellen bezien te worden. Daaruit blijkt dat voor wat betreft functies binnen de KL, KLU en KMAR een somscore tussen de 33 en 38 punten kan leiden tot een indeling in de rang van adjudant-onderofficier. Binnen de KM kan een dergelijk somscore leiden tot een indeling in de rang van sergeant-majoor. In dit licht bezien kan de rechtbank eisers stelling dat de conversietabel en de indelingsstructuur tabellen geen inzichtelijkheid bieden, niet volgen.
6.3 Voorts overweegt de rechtbank dat zij verweerder volgt daar waar hij stelt dat bij een indicatieve waardering slechts sprake is van een globale waardering. De daadwerkelijke waardering, waarbij op alle gezichtspunten uitgebreid wordt gescoord, geschiedt eerst in het kader van de evaluatie van de nieuwe organisatie. Uit de stukken blijkt dat de globale waardering van de functie van Senior medewerker E&A overeenkomstig de indelingsstructuur militair KL/KLU/KMAR is herleid tot de rang van adjudant-onderofficier. Deze rang is aldus opgenomen in de functievergelijkingstabel. Hetzelfde waarderingsresultaat leidt voor functies die vervuld worden door marinepersoneel, overeenkomstig de daarvoor geldende indelingsstructuur militair KM, tot de rang van sergeant-majoor. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee overeenkomstig het toepasselijke functiewaarderingssysteem gehandeld. Dat daarbij nog geen daadwerkelijke somscores zijn vermeld, kan hieraan niet afdoen. Het voorlopige karakter van de indicatieve waardering verzet zich daar naar het oordeel van de rechtbank niet tegen. De rechtbank volgt voorts verweerders standpunt dat indien het waarderingsresultaat van een functie de mogelijkheid geeft te kiezen tussen twee rangen, dit door zal werken naar zowel de KLU/KL/KMAR-functie als de vergelijkbare functie binnen de Marine. Hetzelfde geldt in het geval met toepassing van de beleidsfactor een hogere dan wel lagere rang aan een functie moet worden toegekend. Een andere opstelling zou strijdig zijn met de systematiek van het toepasselijke functiewaarderingssysteem en ook overigens in strijd komen met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat aan het Besluit volgorde verhouding rangen en standen zee-, land- en luchtmacht niet dat gewicht kan worden toegekend dat eiser daaraan wil toekennen. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten dat aan dit Besluit gevolgen zouden moeten worden verbonden in het kader van het waarderen van militaire functies.
6.4 Gelet op het voorgaande heeft verweerder in overeenstemming met de geldende functiewaarderingssystematiek aan eisers functie de rang van sergeant-majoor verbonden. De rechtbank dient thans nog te beoordelen of er sprake is van bijzondere feiten of omstandigheden op grond waarvan verweerder in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren aan eisers functie niettemin de rang van adjudant-onderofficier toe te kennen. Daartoe dient de rechtbank te beoordelen of verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld door in gelijke gevallen wel over te gaan tot bevordering en in het geval van eiser niet.
In drie gevallen heeft verweerder erkend dat militairen van de marine zijn bevorderd naar de rang die geldt voor KLU, KL en KMAR personeel. Verweerder heeft in deze gevallen aangevoerd dat sprake is van fouten. Volgens vaste jurisprudentie strekt het gelijkheidsbeginsel niet zover dat een bestuursorgaan is gehouden om in het verleden gemaakte fouten te herhalen. De rechtbank wijst in dat kader op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 september 2004, TAR 2005, 64. Niet aannemelijk is geworden dat verweerder doelbewust is afgeweken van de geldende indelingssystematiek. Verder is het aantal gemaakte fouten verhoudingsgewijs niet dusdanig groot dat om die reden tot strijd met gelijkheidsbeginsel kan worden geconcludeerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. De vermelding van eisers functie in peoplesoft met de aanduiding AOO/AOOMARNS, wat daar verder ook van zij, kan daaraan niet afdoen.
6.5 Uit het vorenstaande volgt dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten aan eisers functie niet de rang van adjudant-onderofficier toe te kennen.
7. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
De rechtbank ’s-Gravenhage,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. G.P. Kleijn en in het openbaar uitgesproken op
18 juni 2007, in tegenwoordigheid van mr. A.P.J. Heesen, griffier.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.