ECLI:NL:RBSGR:2007:BB0701

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/25622
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en taalanalyse in het kader van uitzetting

In deze zaak gaat het om de vreemdelingenbewaring van eiser, geboren in 1957 met de Angolese nationaliteit, die verblijft in een penitentiaire inrichting. Eiser is op 16 mei 2007 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank dient te beoordelen of er voldoende perspectief bestaat op uitzetting van eiser en of de voortzetting van de bewaring gerechtvaardigd is. Eiser heeft betwist dat er zicht op uitzetting is en heeft de taalanalyse die door verweerder is uitgevoerd, als onzorgvuldig bestempeld. De rechtbank overweegt dat de taalanalyse slechts een hulpmiddel is voor verweerder om te bepalen bij welke autoriteiten eiser kan worden gepresenteerd voor zijn uitzetting. De uiteindelijke beslissing over de uitzetting ligt bij de aangezochte autoriteiten en niet bij de uitslag van de taalanalyse.

Verweerder heeft op 31 mei 2007 een aanvraag voor een laissez-passer voor Congo ingediend, die door de Congolese autoriteiten in behandeling is genomen. De rechtbank concludeert dat er voldoende zicht op uitzetting is en dat verweerder voortvarend handelt. Het beroep van eiser tegen de voortzetting van de bewaring wordt ongegrond verklaard. Ook het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat dit alleen kan worden toegewezen als de rechtbank de opheffing van de bewaring beveelt, wat in dit geval niet is gebeurd. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.H.M. Druijf, rechter, in tegenwoordigheid van W.G.M. de Boer, griffier, op 17 juli 2007.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 07/25622
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2007
inzake
[Eiser],
geboren op [geboortedatum] 1957,
nationaliteit Angolese,
verblijvende te Dordrecht in de penitentiaire inrichting (detentieboot),
eiser,
gemachtigde mr.drs. T. Neijzen,
tegen
de staatssecretaris van Justitie,
te Den Haag,
verweerder,
gemachtigde L.M.F. Verhaegh.
Procesverloop
Op 16 mei 2007 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van de rechtbank, zittinghoudende te ’s-Hertogenbosch, van 5 juni 2007, is het eerste beroep, strekkende tot opheffing van de vreemdelingenbewaring, ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 21 juni 2007 beroep ingesteld tegen het voortduren van de vrijheidsontneming. Voorts is om schadevergoeding verzocht.
Naar aanleiding van het beroep heeft verweerder op 25 juni 2007 een voortgangsrapportage ingezonden. De gemachtigde van eiser heeft hierop, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, gereageerd bij schrijven van 27 juni 2007.
De zaak is behandeld op de zitting van 10 juli 2007, waar eiser noch zijn gemachtigde is verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. Ter beoordeling ligt thans de vraag voor of er - nog steeds - voldoende perspectief bestaat op uitzetting van eiser en of verweerder voldoende voortvarend handelt teneinde de uitzetting te effectueren. Voorts is van belang te beoordelen of voortzetting van de bewaring ook overigens, bij afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid nog gerechtvaardigd is.
2. Namens eiser is - kort weergegeven - aangevoerd dat zicht op uitzetting ontbreekt. Voorts is gesteld dat de taalanalyse onzorgvuldig tot stand is gekomen.
3. De rechtbank stelt allereerst vast dat in het onderhavige geval de door verweerder uitgevoerde taalanalyse gemotiveerd is betwist. Op 31 mei 2007 is door verweerder een procedure voor een taalanalyse in gang gezet. Op 5 juni 2007 heeft daarvoor een geluidsopname plaatsgevonden. Naar het uitblijven van de uitslag is op 11 juni 2007 gerappelleerd. Blijkens de op 25 juni 2007 bekend geworden uitslag is eiser eenduidig afkomstig uit de Democratische Republiek Congo. Op diezelfde datum is met eiser een vertrekgesprek gevoerd, waarbij hij is geconfronteerd met de uitslag van de taalanalyse. Eiser volhardt uit Angola afkomstig te zijn en wil niet meewerken aan zijn vertrek.
4. In bewaringszaken als de onderhavige zal, ook een gemotiveerde betwisting, eiser in het algemeen niet kunnen baten. De taalanalyse is namelijk niet meer dan een hulpmiddel voor verweerder om – bij gebreke aan medewerking door eiser – een aanknopingspunt te vinden voor de beslissing bij welke autoriteiten eiser in het kader van zijn verwijdering kan worden gepresenteerd. De uiteindelijke toets van het zicht op uitzetting is daarbij niet zozeer afhankelijk van de uitslag van de taalanalyse, alswel van de beslissing van de aangezochte autoriteiten om de aanvraag tot een laissez-passer in behandeling te nemen of een laissez-passer te verstrekken. In casu heeft verweerder op 31 mei 2007 de laissez-passeraanvraag voor Congo verzonden naar de laissez-passerkamer, die de aanvraag heeft doorgezonden naar de Congolese autoriteiten. De aanvraag is in behandeling genomen en de Congolese autoriteiten worden tweewekelijks gerappelleerd, laatstelijk op 25 juni 2007.
5. Gelet op het voorgaande bestaat er naar het oordeel van de rechtbank vooralsnog voldoende zicht op uitzetting en kan niet worden gesteld dat verweerder onvoldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser werkt.
6. Ook overigens is de rechtbank van oordeel, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, dat het voortduren van de bewaring niet in strijd is met de Vw 2000 en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten.
7. Het namens eiser ingediende verzoek om schadevergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu ingevolge artikel 106 van de Vw 2000 een dergelijk verzoek slechts kan worden toegewezen indien de rechtbank de opheffing van de bewaring beveelt, dan wel de vrijheidsontneming reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van de maatregel wordt opgeheven, hetgeen in casu niet het geval is.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
9. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gericht tegen de bewaring ongegrond;
- wijst het verzoek om de Staat der Nederlanden te veroordelen tot schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr. E.H.M. Druijf als rechter in tegenwoordigheid van W.G.M. de Boer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2007.