ECLI:NL:RBSGR:2007:BB0523

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/600124-06
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in strafzaak wegens onvoldoende bewijs van betrokkenheid bij geldtransporten en wapens

In de strafzaak tegen verdachte D, geboren op [datum] 1980, heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 26 juli 2007 uitspraak gedaan. De verdachte was betrokken bij een onderzoek naar geldtransporten en het bezit van wapens, waarbij hij gebruik maakte van een slaapkamer in een woning die gehuurd werd door medeverdachten C en E. Tijdens het onderzoek zijn er grote geldbedragen, een wapen, een geluiddemper en munitie aangetroffen, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat deze zaken zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden. De afgetapte telefoongesprekken gaven onvoldoende bewijs van de betrokkenheid van de verdachte bij het organiseren van geldtransporten. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de telastgelegde feiten.

De zittingen vonden plaats op verschillende data, waarbij de verdachte op 8 februari en 25 april 2007 aanwezig was. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte voor bepaalde feiten zou worden vrijgesproken en voor andere feiten zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de bewijsvoering niet wettig en overtuigend was, waardoor de verdachte van alle telastgelegde feiten is vrijgesproken. De rechtbank overwoog dat de verantwoordelijkheden voor de aangetroffen goederen bij de medeverdachten lagen en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te verbinden aan de criminele activiteiten die hem werden verweten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
NEVENZITTINGSPLAATS 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VONNIS)
parketnummer 10/600124-06
's-Gravenhage, 26 juli 2007
De rechtbank Rotterdam, zitting houdende te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte D],
geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1980,
adres: [adres],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 8 februari 2007, 25 april 2007, 9 juli 2007, 10 juli 2007, 11 juli 2007 en 12 juli 2007.
De verdachte is op de terechtzittingen van 8 februari 2007 en 25 april 2007 verschenen en gehoord. Op de terechtzittingen van 8 februari 2007, 25 april 2007 en 10 juli 2007 is als raadsman van verdachte verschenen mr. L.J.B.G. van Kleef, advocaat te Amsterdam. Op de terechtzitting van 9 juli 2007 is als raadsvrouw van verdachte verschenen mr. A. Ghonedale, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie mr. Meissen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem onder 3 (ten aanzien van het vuurwapen), 4 en 5 primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem onder 1 primair, 2, 3 (ten aanzien van de munitie) en 5 subsidiair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting van 8 februari 2007- hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte is omstreeks 30 september 2006 in Nederland aangekomen en heeft blijkens telefoontaps omstreeks 23 oktober 2006 zijn intrek genomen in het appartement aan de [adres] te [gemeente A] alwaar hij op 1 november 2006 tezamen met medeverdachten [verdachte C] en [verdachte E] is aangehouden. Vast staat dat [verdachte E] en [verdachte C] deze woning hadden gehuurd en dat verdachte gebruik maakte van de kleine slaapkamer in deze woning. Omtrent de reden van het verblijf van verdachte in deze woning is uit het dossier onvoldoende gebleken. Het moet er - mede gelet op hetgeen bekend is uit de telefoontaps - voor worden gehouden dat [verdachte E] en [verdachte C] verantwoordelijk zijn voor de woning en de zich daar bevindende goederen.
Voor zover er in deze woning grote geldbedragen, een wapen, een geluiddemper en munitie is aangetroffen, is onvoldoende gebleken omtrent de relatie van verdachte tot deze voorwerpen. Niet is komen vast te staan dat deze zaken zich in de machtssfeer van verdachte bevonden. Dat klemt temeer voor wat betreft het wapen, de geluiddemper en het deel van het geld dat achter een keukenplint werd aangetroffen. Verdachte dient dan ook terzake de feiten 2, 3 en 4 te worden vrijgesproken.
Dat verdachte gebruik maakte van een mobiel telefoonnummer dat eindigt met 7444 vindt onvoldoende steun in het dossier. Aan de getapte telefoongesprekken van dat nummer kan derhalve geen bewijs worden ontleend.
Ook overigens, indien wel aangenomen wordt dat genoemd telefoonnummer in gebruik was bij verdachte, blijkt uit de zich in het dossier bevindende telefoontaps onvoldoende of het geld dat verdachte op verzoek van zijn medeverdachte [verdachte E] of [verdachte C] zou hebben klaargelegd betrekking heeft op geldwisselingen die via het postagentschap '[postagentschap]' hebben plaatsgevonden (feit 1) dan wel verband houdt met koeriersdiensten (feit 4). Ook anderszins blijkt uit de afgetapte telefoongesprekken onvoldoende omtrent de betrokkenheid van verdachte bij het organiseren van geldtransporten.
Voorts zijn er mogelijk wel aanwijzingen voor het feit dat verdachte zich bezighield met het prepareren van koffers - zijn vingerafdrukken zijn aangetroffen op materialen die daarmee in verband kunnen worden gebracht en verdachte sliep letterlijk tussen de materialen die daarvoor nodig waren -, daaruit kan echter niet de conclusie worden getrokken dat verdachte zijn medewerking heeft verleend aan de in de telastlegging opgenomen voltooide geldtransporten. Daarvan is onvoldoende gebleken.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte ook van hetgeen onder 1, 2 en 5 is telastgelegd, dient te worden vrijgesproken.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. J.W. du Pon, voorzitter,
P.J. Schreuder en R.J. de Bruijn, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Fledderus, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 juli 2007.