ECLI:NL:RBSGR:2007:BB0072

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/655042-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zwaar lichamelijk letsel door schuld in de uitoefening van een beroep met betrekking tot een klimwand

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 juli 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de bestuurder van een bedrijf dat een klimwand exploiteert. De verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel door schuld, doordat hij verzuimd had een katrol, die als valbeveiliging diende, aan de verplichte jaarlijkse keuring te onderwerpen. Dit leidde tot een ernstig ongeval waarbij een gebruiker van de klimwand van acht meter hoogte viel, met als gevolg dat het slachtoffer zes operaties moest ondergaan en mogelijk meer operaties nodig heeft. De rechtbank oordeelde dat de verdachte herhaaldelijk was gewaarschuwd door medewerkers en leveranciers over de noodzaak van de keuring, maar deze waarschuwingen naast zich had neergelegd. De rechtbank vond het bijzonder kwalijk dat de verdachte zijn medewerkers ten onrechte had voorgelogen over de keuring van de katrol.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als bestuurder van het bedrijf, grovelijk onvoorzichtig en nalatig was geweest. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte niet ter terechtzitting was verschenen en zijn standpunt enkel via zijn raadsman had laten horen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank achtte de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het was begaan niet voldoende tot uitdrukking komen in de door de officier van justitie gevorderde straf, en legde daarom een zwaardere straf op.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/655042-07
's-Gravenhage, 20 juli 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1940,
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 6 juli 2007.
De verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.
De raadsman van verdachte, mr Grégoire, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Kamps heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is als bestuurder van [bedrijf] grovelijk onvoorzichtig en nalatig geweest door een katrol dat moest dienen als valbeveiligingsmiddel voor bezoekers die gebruik maken van de klimwand in [bedrijf] niet aan de voorgeschreven jaarlijkse keuringen te laten onderwerpen. Daardoor is onopgemerkt gebleven dat de staalkabel van de katrol beschadigingen en draadbreuken bevatte waardoor een gebruiker van de klimwand van acht meter hoogte is gevallen.
Het slachtoffer heeft daardoor een bekkenfractuur en een verbrijzelde hand en pols opgelopen. Hij heeft zes operaties moeten ondergaan. Wellicht zijn meer operaties noodzakelijk om de functies van de heup, hand en pols zo veel mogelijk te verbeteren. Uitgesloten is echter dat deze functies volledig herstellen. Het slachtoffer is blijkens zijn schriftelijke slachtofferverklaring van 15 juni 2007 ernstig beperkt door de gevolgen van het ongeval. Dat geldt zowel ten aanzien van zijn werk als speciaal agent bij de American Drug Enforcement Agency als ten aanzien van zijn dagelijks leven.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij de herhaalde waarschuwingen van twee van zijn medewerkers en meerdere herinneringen van de leverancier om het apparaat te laten keuren naast zich neer heeft gelegd. Weliswaar is de katrol een aantal maanden buiten gebruik gesteld, maar uiteindelijk is deze toch weer ongekeurd in gebruik genomen. Zeer kwalijk is voorts dat genoemde medewerkers ten onrechte door hun werkgever is voorgehouden dat de katrol wel was gekeurd. Ten slotte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte op geen enkele wijze blijk heeft gegeven in te zien dat het ongeval uitsluitend heeft kunnen plaatsvinden door de nalatigheid van de bestuurder/eigenaars van [bedrijf] die ervoor verantwoordelijk zijn dat de gehele in het kader van de uitoefening van het bedrijf gebruikte inventaris aan de nodige veiligheidseisen voldoet. Dat houdt onder meer in dat [bedrijf] bij de exploitatie van zogenaamde funsporten - waar ook ongeoefende recreanten op afkomen - ervoor heeft zorg te dragen dat een ieder daarvan zonder veiligheidsrisico's gebruik kan maken. Verdachte is in het nakomen van die verantwoordelijkheid echter schromelijk tekortgeschoten. De rechtbank neemt het verdachte, gelet op de aard van de onderhavige beschuldiging en de maatschappelijke positie van verdachte voorts kwalijk dat hij zijn standpunt enkel bij monde van zijn raadsman aan de rechtbank heeft kenbaar gemaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf. Het is op deze grond dat de rechtbank de hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de officier van justitie gevorderd.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14a (oud), 14a, 14b(oud), 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 308(oud), 308 en 309 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt, terwijl het feit is gepleegd in de uitoefening van enig beroep
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 8 (acht) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Van Rossum, voorzitter,
De Jong en Wapenaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Nijpels, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juli 2007.
Mr Van Rossum is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.