ECLI:NL:RBSGR:2007:BA9749

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/900224-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel aan een stelselmatige winkeldief

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 2 juli 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich herhaaldelijk schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstallen. De verdachte, die al jarenlang verslaafd is, zorgt met zijn daden voor aanzienlijke overlast en maatschappelijke schade. De rechtbank oordeelt dat de frequentie en stelselmatigheid van de gepleegde winkeldiefstallen de oplegging van de ISD-maatregel rechtvaardigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veiligheid van personen en goederen de maatregel eist, en dat de verdachte voldoet aan de voorwaarden voor de ISD-maatregel zoals vastgelegd in de artikelen 38m, 38n, 38o en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en hem een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de lange geschiedenis van de verdachte met justitie en zijn verslavingsproblematiek. Rapporten van een psychiater en een reclasseringswerker bevestigen dat de kans op recidive hoog is, en dat de verdachte niet gemotiveerd is voor behandeling, maar wel als geschikt voor de ISD-maatregel wordt gezien.

De rechtbank heeft de indruk die de verdachte tijdens de zitting maakte meegewogen in haar beslissing. Ondanks de ernstige justitiële documentatie van de verdachte, oordeelt de rechtbank dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de recidive te voorkomen en de maatschappij te beschermen. De rechtbank heeft de maatregel voor de maximale duur opgelegd, zonder de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering te brengen. De uitspraak is gedaan in het kader van de aanpak van stelselmatige daders, die verantwoordelijk zijn voor veel overlast en criminaliteit in de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/900224-07
's-Gravenhage, 02 juli 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [woonplaats] op [geboortedatum 1962],
[adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in de [Penitentiaire Inrichting];
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 juni 2007.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr Mantz, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr C.E.J. Backer heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem telastgelegde feit wordt veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (verder: ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaren.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Motivering maatregel.
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Vast is komen te staan dat de verdachte, blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 16 maart 2007, sedert 1979 stelselmatig met politie en justitie in aanraking is gekomen. Ook blijkt hieruit dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het thans bewezen verklaarde feit tenminste driemaal wegens misdrijf onherroepelijk tot een gevangenisstraf is veroordeeld. De vrijheidsstraffen die verdachte in het verleden zijn opgelegd zijn reeds ten uitvoer gelegd voordat het onderhavige bewezen verklaarde feit is gepleegd.
De rechtbank overweegt dat, nu het door verdachte plegen van strafbare feiten sterk samenhangt met zijn verslavingsproblematiek, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf als het onderhavige zal plegen indien er voor deze problematiek geen oplossing wordt gevonden. De veiligheid van goederen is daarmee in het geding. De rechtbank zal daarom aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opleggen.
Namens verdachte is aangevoerd dat hij ten tijde van het plegen van het telastgelegde feit, 'clean' was. De wet stelt echter niet als voorwaarde voor de oplegging van de maatregel van ISD dat de verdachte verslaafd dient te zijn. Bovendien is uit het rapport van reclasseringwerker R. Liekens-Willems van 24 april 2007 gebleken dat verdachte zich op 1 maart 2007, twee weken voor het telastgelegde feit plaatshad, nog heeft aangemeld bij de methadonbus. Voor zover verdachte inderdaad niet meer verslaafd zou zijn geweest aan (hard)drugs ten tijde van het plegen van het feit, is aldus niet aannemelijk dat dit voor een periode langer dan twee weken is geweest. De rechtbank is van oordeel dat een periode van twee weken op een periode van verslaving van meer dan 20 jaar, waarvan in casu sprake is, onvoldoende is om aan te nemen dat de verslavingsproblematiek van verdachte is opgelost.
De rechtbank heeft acht geslagen op de over verdachte opgemaakte rapporten van psychiater R.J.H. Winter van 29 augustus 2006 en 3 juni 2007 en reclasseringwerker R. Liekens-Willems van 24 april 2007.
Psychiater Winter concludeert dat er bij verdachte buiten de langdurig aanwezige verslaving geen aanwijzingen zijn voor een psychiatrische- of persoonlijkheidsstoornis. Derhalve kan daarin geen contra-indicatie worden gevonden met betrekking tot het opleggen van de ISD-maatregel. Voorts wordt geconcludeerd dat het telastgelegde voortkomt uit de langdurige afhankelijkheid van middelen en dat er geen twijfel bestaat dat verdachte opnieuw zal recidiveren. Psychiater Winters is van mening dat een in het kader van de ISD-maatregel op te stellen programma door de verslavingsreclassering een bijdrage kan leveren aan de resocialisatie van verdachte, hoewel dit op voorhand niet gegarandeerd kan worden. De kans op succes is wel toegenomen nu verdachte er lichamelijk en psychisch beter aan toe is dan in augustus 2006.
Reclasseringswerker Liekens-Willems concludeert dat verdachte een lange verslavingsgeschiedenis kent. Hoofdzakelijk als gevolg daarvan is hij zeer vaak met Justitie in aanraking gekomen. Het leven van verdachte draait om zijn verslaving en de recidivekans wordt hoog ingeschat. Verdachte is niet gemotiveerd voor de behandeling in het kader van de ISD-maatregel, maar is niet ISD-ongeschikt. Hij wordt zelfs als uiterst geschikte kandidaat gezien. Geadviseerd wordt dan ook tot onvoorwaardelijke oplegging van de ISD-maatregel teneinde recidive te voorkomen en de maatschappij te beschermen.
Mede gelet op de indruk die verdachte tijdens de terechtzitting op de rechtbank heeft gemaakt, neemt zij de conclusies van psychiater R.J.H. Winter en reclasseringwerker R. Liekens-Willems over en maakt die tot de hare.
Teneinde de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter bescherming van de maatschappij, is het van belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opleggen voor de maximale duur van twee jaren en de tijd die door verdachte voor tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht daarbij niet in mindering brengen op de duur van die maatregel.
De rechtbank heeft in haar oordeel eveneens betrokken het in hoger beroep door het Gerechtshof te ’s-Gravenhage bij uitspraak van 5 februari 2007 vernietigde vonnis van deze rechtbank van 2 oktober 2006 waarin de ISD-maatregel was opgelegd. Het Hof heeft verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden veroordeeld. De afwijzing van de gevorderde ISD-maatregel heeft het Hof als volgt gemotiveerd:
'Het Hof realiseert zich ten volle dat de verdachte - kort gezegd - een indrukwekkende justitiële documentatie heeft en dat de kans dat de verdachte zal recidiveren niet denkbeeldig is. Toch is het hof van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders eist.
Het hof neemt daarbij het volgende in aanmerking.
Het bewezenverklaarde feit is van geringe ernst. Voorts blijkt uit de rapportages over verdachte onvoldoende dat gevreesd moet worden dat het van kwaad tot erger zal gaan. Tegen die achtergrond acht het hof oplegging van de onderhavige maatregel disproportioneel, en in feite strijdig met de in de bewoordingen van artikel 38m lid 1 aanhef en onder 3 van het Wetboek van Strafrecht geformuleerde eis.'
De rechtbank is gelet op het volgende naast de hiervoor reeds genoemde factoren van oordeel dat de ISD-maatregel passend en geboden is.
De Memorie van Toelichting die heeft geleid tot invoering van de Wet wijziging van het Wetboek van Strafrecht, Wetboek van Strafvordering en de Penitentiaire Beginselenwet (plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders) houdt in met betrekking tot de ratio van en de doelgroep voor de ISD-maatregel:
'Het onderhavige wetsvoorstel strekt tot een meer effectieve aanpak van stelselmatige daders die de veiligheid van personen en goederen in de openbare ruimte in gevaar brengen. Stelselmatige daders plegen veelvuldig misdrijven als openlijk geweld, straatroof, winkeldiefstal en vernieling. De stelselmatige dader is verantwoordelijk voor juist die vormen van criminaliteit en overlast waarmee de burger en het bedrijfsleven de laatste jaren in toenemende mate worden geconfronteerd. (...)
Tot de stelselmatige daders behoren de zogenoemde veelplegers en meerplegers.
Veelplegers zijn delinquenten die in hun criminele carrière 11 of meer processen-verbaal (antecedenten) wegens een misdrijf op hun naam hebben staan. (...)
De voorgestelde wetgeving is in het bijzonder gericht op de aanpak van veelplegers.
(...)
De stelselmatige dader is een recidivist. Maar hij onderscheidt zich van de klassieke recidivist door de grote frequentie, hardnekkigheid en intensiteit die hij in zijn criminele gedrag aan de dag legt. Het is juist die stelselmatigheid die grote onveiligheid, overlast en maatschappelijke schade teweegbrengt en waardoor burgers zich onveilig voelen.
(...)
Uit een oogpunt van bescherming van de samenleving moet de vicieuze cirkel van opsluiten-vrijlaten-veroordelen-opsluiten worden doorbroken.
Het is niet toelaatbaar een situatie te laten voortbestaan die de veiligheid van personen en van de samenleving als geheel permanent aantast en die met het huidige beleid onvoldoende effectief wordt aangepakt.
Om het draaideurkarakter van de huidige aanpak van veelplegers (heel vaak, maar heel kort in detentie) te doorbreken moeten de zeer actieve meerderjarige veelplegers langduriger van hun vrijheid worden beroofd. Daarvoor is een omslag in de aanpak nodig: in plaats van een zaaksgerichte aanpak wordt overgegaan tot een persoonsgerichte aanpak; een aanpak waarbij het totale criminele verleden van de verdacht in beeld wordt gebracht en waarbij niet alleen afzonderlijke delicten worden berecht. Daarbij is vooral het patroon in het delictgedrag over de langere termijn van belang. Daarnaast zijn factoren als levensstijl, achtergrondproblematiek, en diverse gedragskenmerken van belang voor een goede beoordeling van de zaak .
(Kamerstukken II, 2002-2003, 28 980, nr. 3, p. 1-2)
Gelet op de aangehaalde passages uit de Memorie van Toelichting behoort de verdachte bij uitstek tot de doelgroep waarvoor de ISD-maatregel is bedoeld.
Verdachte heeft binnen een zeer korte tijd na ontslag uit detentie opnieuw een winkeldiefstal gepleegd waarbij de rechtbank meeweegt dat verdachte op de top-500 en top-200 lijst van veelplegers staat vermeld.
Het Hof verwijst in zijn motivering naar het bepaalde in art. 38m, eerste lid, aanhef en onder 3 Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorwaarde voor de oplegging van de ISD-maatregel, in het bijzonder het begrip 'veiligheid' dient te worden gelezen in het licht van de daarop gegeven toelichting in de Memorie van Toelichting. In de reeds genoemde Memorie van Toelichting wordt hierover opgemerkt:
‘In de derde plaats moet het gaan om misdrijven die de veiligheid van personen en goederen in gevaar brengen. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat de nieuwe maatregel is gericht op daders die de veiligheid van het publieke domein in gevaar brengen, en deswege voor grote overlast zorgen. Daarbij wordt gedacht aan delicten als (...) winkeldiefstal (...).'
(Kamerstukken II, 2002-2003, 28 980, nr. 3)
In de onderhavige zaak wordt de verdachte verweten dat hij zich telkenmale aan winkeldiefstallen blijft schuldig maken. Hij zorgt hierdoor voor grote overlast voor betrokkenen. Verder stelt de wet niet als voorwaarde dat het van kwaad tot erger dient te gaan voor wat betreft de aard van de gepleegde strafbare feiten. Ook de Memorie van Toelichting spreekt daar niet over. Het gaat juist om de hoge frequentie en de stelselmatigheid ervan waarmee de winkeldiefstallen door verdachten worden gepleegd die zorgen voor overlast en maatschappelijke schade waarmee middels de oplegging van de ISD-maatregel aan verdachte wordt gepoogd een einde te maken. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet verdachte derhalve ook aan de voormelde gestelde eis dat de veiligheid van personen en goederen de oplegging van de maatregel eist.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:
- 38m, 38n, 38o, 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
legt de verdachte op:
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van TWEE JAREN;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs M.I. Veldt-Foglia, voorzitter,
J.W. du Pon en H.N. Pabbruwe, rechters,
in tegenwoordigheid van mr G.J. Burgers,griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 02 juli 2007.