ECLI:NL:RBSGR:2007:BA8814
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag voor kort verblijf door Thaise eiseres
In deze zaak heeft een Thaise eiseres een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf voor familiebezoek aan haar Nederlands kind. De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 29 maart 2007 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij het beroep van de eiseres niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank oordeelde dat de beoogde periode voor het visum, van 1 december 2006 tot 1 maart 2007, reeds was verstreken, waardoor de eiseres geen processueel belang meer had bij het beroep. De rechtbank verwierp het standpunt van de eiseres dat de data in de vragenlijst willekeurig waren ingevuld, en benadrukte dat deze data essentieel zijn voor de beoordeling van de visumaanvraag door de verweerder.
De eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar visumaanvraag, maar de rechtbank concludeerde dat de verweerder terecht had geoordeeld dat de eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor visumverlening. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de eiseres onvoldoende financiële middelen had aangetoond voor haar verblijf en terugreis, en dat er twijfels bestonden over de juistheid van het opgegeven reisdoel. De rechtbank stelde vast dat de eiseres niet had aangetoond dat zij over substantiële sociale of economische banden met haar land van herkomst beschikte.
De uitspraak werd gedaan door mr. H.P. van der Lelie, en er werd geen gewoon rechtsmiddel tegen deze uitspraak open gesteld. De rechtbank heeft geen proceskosten aan een van de partijen opgelegd, gezien de niet-ontvankelijkheid van het beroep.