2.1 Indien de rechtbank bij het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij ingevolge artikel 94, vierde lid, Vw het beroep gegrond.
2.2 Ingevolge artikel 6, eerste en tweede lid, Vw kan de vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd worden verplicht zich op te houden in een door de ambtenaar belast met de grensbewaking aangewezen ruimte of plaats die is beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek.
2.3 Namens eiser is - samengevat - het volgende aangevoerd. De toegangsweigering aan eiser voldoet niet aan de criteria van artikel 13, derde lid, van de EG verordening nr. 562/2006 ofwel de Schengengrenscode (verder: de SGC). Aan eiser is geen folder uitgereikt waarin informatie wordt gegeven over de contactpunten die informatie kunnen verschaffen over de wettelijke vertegenwoordigers die namens eiser kunnen optreden. Weliswaar zijn aan eiser een ‘Legal Remedies Brochure’ en de Brochure on Section 6 of the Aliens Act 2000’ uitgereikt maar deze brochures wordt niet de informatie gegeven die ingevolge artikel 13, derde lid, van de SGC bij de toegangsweigering is vereist. Aangezien de SGC dwingend is in al zijn onderdelen, is eiser door deze omissie in zijn belang geschaad. Daarom is de aan eiser op basis van die toegangsweigering opgelegde vrijheidsontnemende maatregel vanaf de oplegging daarvan onrechtmatig. In dit kader heeft eiser verwezen naar de uitspraak van 31 mei 2007 (AWB 07/20125) van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam, waarin onder meer het volgende is overwogen: "Artikel 13 van de SGC bevat voorschriften ingeval een onderdaan van een derde land de toegang wordt geweigerd. Over de vrijheidsbenemende maatregelen wordt niet met zoveel woorden gesproken, noch in dit noch in een ander artikel van de SGC. Voor zover vrijheidsbenemende maatregelen, zoals die van artikel 6 Vw, voortvloeien uit de toegangsweigering, dient de bepaling van artikel 13, derde lid, van de SGC in ruime zin gelezen te worden en wel zodanig als mede betrekking hebbende op de uit de toegangsweigering voortvloeiende vrijheidsbenemende maatregelen".
2.4 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser met de combinatie van de twee zich in het dossier bevindende folders ‘Legal Remedies Brochure’ en de 'Brochure on Section 6 of the Aliens Act 2000', die hem bij oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel zijn uitgereikt, voldoende op de door hem tegen deze maatregel in te stellen rechtsmiddelen is gewezen. De vraag of eiser conform de vereisten van artikel 13, derde lid, van de SGC met voormelde folders op zijn rechten is gewezen staat in de onderhavige procedure niet ter toetsing, aangezien dit artikellid enkel ziet op de toegangweigering, waartegen een andere rechtsgang openstaat, aldus verweerder.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.5 In artikel 13, derde lid, van de SGC is onder meer bepaald dat personen die de toegang wordt geweigerd, recht hebben daartegen beroep in te stellen en dat het beroep wordt ingesteld overeenkomstig de nationale wetgeving. Voorts is in dit artikellid bepaald dat de onderdaan van een derde land tevens schriftelijke informatie ontvangt over contactpunten die informatie kunnen verschaffen over wettelijke vertegenwoordigers die namens de betrokkene in overeenstemming met de nationale wetgeving kunnen optreden.
2.6 Naar het oordeel van de rechtbank ziet artikel 13, derde lid, van de SGC slechts op de toegangsweigering aangezien over vrijheidsontnemende maatregelen niets is vermeld, noch in dit noch in een enig ander artikel van de SGC. De rechtbank ziet geen aanleiding artikel 13, derde lid, SGC van overeenkomstige toepassing te achten op de oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6 Vw.
2.7 De thans aangevoerde beroepsgrond kan niet aan de orde worden gesteld in de onderhavige artikel 6 Vw procedure. Eiser kan in het kader van een administratief beroep op grond van artikel 77, eerste lid, Vw gericht tegen de toegangsweigering de thans aangevoerde beroepsgrond aan te orde stellen. Van deze rechtsgang heeft eiser (nog) geen gebruik gemaakt, zodat vooralsnog van de rechtmatigheid van de beslissing tot toegangsweigering moet worden uitgegaan. 2.8 De rechtbank ziet ook overigens geen grond voor het oordeel, dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
2.9 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
2.10 De rechtbank zal het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding afwijzen, omdat zij de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel niet zal bevelen.
2.11 Er is geen grond een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte kosten.