Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
eerste afdeling, enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[eiser], wonende te [gemeente A], eiser,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 12 januari 2006 heeft een herbeoordeling ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO) plaatsgevonden waarbij de mate van eisers arbeidsongeschiktheid met ingang van 12 maart 2006 is vastgesteld op minder dan 15 %.
Het hiertegen gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 14 juli 2006 ongegrond verklaard.
Hiertegen heeft eiser bij brief van 20 juni 2006, van aanvullende gronden voorzien bij brief van 17 april 2007, beroep ingesteld.
Het beroep is op 2 mei 2007 ter zitting behandeld. Daarbij is eiser verschenen, bijgestaan door mr. J.G.P. de Wit, advocaat te Den Haag, en heeft verweerder zich laten vertegenwoordigen door [A].
Eiser ontving een arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100 %.
Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiser met ingang van 12 maart 2006, de in geding zijnde datum, in staat wordt geacht de voor hem geduide functies te verrichten en dat hij terecht is ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van minder dan 15 %.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen onzorgvuldig te achten. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser door verzekeringsarts R. Weijers lichamelijk is onderzocht. Aan de hand van dat onderzoek, waarbij tevens informatie bij eisers huisarts en psychiater is ingewonnen, heeft deze arts eisers belastbaarheid vastgesteld. De beperkingen die eiser ondervindt van zijn psychische klachten zijn vastgelegd in een zogeheten functionele mogelijkheden lijst (FML).
Vervolgens heeft bezwaarverzekeringsarts M.P.W. Kreté aan de hand van de door eiser naar voren gebrachte medische bezwaren de bevindingen van de verzekeringsarts beoordeeld. Daartoe is volstaan met dossieronderzoek. Uit het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 30 mei 2006 komt naar voren dat de rapportage van de primaire verzekeringsarts een voldoende uitgebreide weergave bevat van anamnese met klachtenpatroon, psychisch onderzoek en gegevens van huisarts en psychiater. De rechtbank onderschrijft dit standpunt. Alle gegevens zijn zodanig weergegeven dat er een duidelijk beeld gevormd kan worden van eisers belastbaarheid. Dat eiser naar aanleiding van het bezwaar niet opnieuw lichamelijk is onderzocht door de bezwaarverzekeringsarts doet daaraan geen afbreuk.
De bezwaarverzekeringsarts is tot de conclusie gekomen dat er sprake is van psychische klachten aan de zijde van eiser en heeft vastgesteld dat hij daarvoor langdurige psychiatrische behandeling ondergaat. Niet in geding hoeft te zijn dat op basis van de geobjectiveerde medische klachten sprake is van een verminderde psychische belastbaarheid. Na heroverweging is de FML aangepast vanwege een aanvullende beperking in verband met medicijngebruik en de invloed daarvan op het bedienen van gevaarlijke machines en het (dagenlang) autorijden.
Voor eisers standpunt dat verweerder op het onderdeel 'concentreren van de aandacht', 'handelingstempo' en 'samenwerken' ten onrechte geen beperking heeft aangenomen, ziet de rechtbank in de voorhanden medische informatie noch in de onderzoeksgegevens aanknopingspunten. Niet aannemelijk is geworden dat eiser niet in staat zou zijn zich overeenkomstig de normaalwaarde tenminste een half uur op een informatiebron te concentreren ('concentreren van de aandacht'), of dat er beperkingen in het handelingstempo in het dagelijks leven zijn ('handelingstempo'), noch dat eiser niet in staat zou zijn in teamverband opdrachten uit te voeren ('samenwerken'). Uit de door eiser overgelegde brief van zijn psychiater J. van de Bent van 15 december 2005, alsmede een handgeschreven verklaring van 29 juni 2006 kan, nog daargelaten of daaruit in voldoende mate valt op te maken dat eiser aan een posttraumatisch stress syndroom lijdt zoals hij heeft gesteld, niet met zekerheid worden opgemaakt dat eiser ook daadwerkelijk op de hiervoor genoemde onderdelen beperkingen ondervindt. Wat betreft het handelingstempo in combinatie met werk, wordt gewezen op de FML waarin op het onderdeel 'specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid' is aangegeven dat eiser is aangewezen op werk waarin geen hoog handelingstempo is vereist. Op dit onderdeel heeft verweerder derhalve een beperking aangenomen.
Gezien het voorgaande ziet de rechtbank geen grond voor twijfel aan de juistheid van het medisch oordeel van de (bezwaar) verzekeringsartsen.
Wel is de rechtbank van oordeel dat verzekeringsarts noch bezwaarverzekeringsarts de uitkomst van het medisch onderzoek volledig juist in de FML heeft verwerkt.
In zijn rapportage van 8 december 2005 heeft verzekeringsarts R. Weijers aangegeven dat:
'De belangrijkste beperkingen in de belastbaarheid zijn:
Op dit moment is belanghebbende aangewezen op een werkbelasting zonder onregelmatige of nachtdiensten. (...)'
In de FML heeft de verzekeringsarts dit vervolgens niet duidelijk uitgewerkt. Daarin heeft hij wat de werktijden betreft aangegeven dat eiser beperkt is en dat hij niet 's nachts mag werken. Daarbij is de toelichting gegeven: 'liever regelmaat en structuur'. De onregelmatige werktijden zijn echter in de FML niet terug te vinden als beperking. Dit acht de rechtbank niet in overeenstemming met hetgeen de verzekeringsarts daaromtrent in zijn rapportage heeft opgenomen. De bezwaarverzekeringsarts heeft zich bij de verzekeringsarts aangesloten en op zijn beurt evenmin een beperking aangenomen. Dit had echter wel gemoeten.
Bij de vaststelling van de mate van eisers arbeidsongeschiktheid is gebruik gemaakt van het aangepaste Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS), zoals dat door verweerder vanaf 1 juli 2005 wordt gehanteerd.
Inmiddels heeft de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) in een aantal uitspraken van 12 oktober 2006 (genoemd wordt USZ 2006, 309) geoordeeld dat met het aangepaste CBBS-systeem grotendeels tegemoet is gekomen aan de in de uitspraken van 9 november 2004 (onder andere RSV 2004, 351) genoemde kritiekpunten. Toch plaatst de CRvB nog duidelijke kanttekeningen bij het aangepaste systeem. Deze zien met name op de gevallen waarin de door het CBBS geselecteerde functies, volgens de gebruikte methode van signalering, mogelijkerwijs voor de betrokken verzekerde niet op alle onderdelen medisch volledig passend zijn. Ook in die gevallen moet door de arbeidsdeskundige, zo nodig na overleg met de verzekeringsarts, steeds voor elke signalering afzonderlijk worden gemotiveerd waarom die functies toch geschikt worden geacht.
Aan de hand van de nieuwe FML heeft bezwaararbeidsdeskundige M.P.M. Jacobi-Verstegen in haar rapportage van 9 juni 2006 voor eiser de functies van productiemedewerker metaal en electro-industrie (sbc-code 111171), controleur/tester electronische apparatuur (sbc-code 267060) en machinaal metaalbewerker (sbc-code 264122) geduid. Daarnaast heeft de bezwaararbeidsdeskundige de functies van productiemedewerker industrie en productiemedewerker voedingsmiddelenindustrie geselecteerd. De functies van wikkelaar en operator zijn vanwege de aanvullende beperking door eisers medicijngebruik komen te vervallen.
Met betrekking tot de geduide functies overweegt de rechtbank het volgende.
productiemedewerker metaal en elektro-industrie (sbc-code 111171)
Blijkens de arbeidsmogelijkheden lijst levert bij deze functie het onderdeel 'aandacht verdelen' een signalering op (M en *). Uit de beschrijving van de functie-inhoud valt naar het oordeel van de rechtbank af te leiden dat het verdelen van de aandacht noodzakelijk is bij het uitoefenen van deze functie. Niet houdbaar is derhalve de toelichting op dit onderdeel in het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 9 juni 2006 dat het verdelen van de aandacht bij deze functie niet aan de orde is.
controleur/tester electronische apparatuur (sbc-code 267060)
Blijkens de arbeidsmogelijkheden lijst wordt in deze functie gewerkt in wisselende diensten. Zoals hiervoor reeds overwogen, heeft verweerder ten onrechte geen beperking voor eiser aangenomen wat betreft het werken in onregelmatige diensten. Wisselende diensten moeten daaronder naar het oordeel van de rechtbank mede worden begrepen. Nu op het onderdeel 'onregelmatige diensten' een beperking had moeten worden aangenomen, is deze functie, waarin in wisselende diensten wordt gewerkt, ten onrechte voor eiser als passend geduid.
machinaal metaalbewerker (sbc-code 264122)
Eisers stelling dat de functie van machinaal metaalbewerker ten onrechte is geduid, wordt door de rechtbank evenwel niet onderschreven. In deze functie moet weliswaar worden gewerkt met een pers, maar deze machine is geheel beveiligd met sensoren en de rechtbank ziet ook overigens geen aanknopingspunten dat het hier om een gevaarlijke machine gaat.
Eiser kent wat handelingstempo betreft een beperking. Bij deze functie wordt in de FML op dit onderdeel een overschrijding aangegeven. Verweerder heeft deze functie akkoord bevonden omdat er slechts incidenteel een gedwongen werktempo vereist is. In de nadere toelichting van bezwaararbeidsdeskundige R.J.C. Hogeveen van 26 januari 2007 wordt aangegeven dat het bij deze functie om een gedwongen werktempo gaat, dat wil zeggen bij het samenstellen van een product wordt het tempo bepaald door meerdere medewerkers tegelijk. Dit betekent niet automatisch dat daarmee het werktempo ook hoog ligt. Wat betreft een 'gedwongen tempo' heeft eiser geen beperking. Zou dit anders zijn geweest, dan zou hij volgens verweerder in de FML ook op dit onderdeel hebben gescoord. De rechtbank ziet geen grond om aan de juistheid van deze motivering alsmede de aanvulling daarop te twijfelen.
Het gegeven tenslotte dat eiser met ingang van 16 maart 2006 ziekengeld is toegekend, kan het bestreden besluit niet aantasten, nu de toekenningsbeschikking van later datum is dan de datum in geding.
Uit het voorgaande vloeit voort dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit berust niet op een deugdelijke motivering en zal wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb worden vernietigd.
Er is aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,00, te weten € 322,00 voor het indienen van het beroepschrift en € 322,00 voor het verschijnen ter zitting bij een zaak van gemiddeld gewicht. Omdat ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling aan de griffier te geschieden.
De rechtbank 's-Gravenhage,
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit van 14 juli 2006;
draagt verweerder op met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen;
veroordeelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als rechtspersoon in de proceskosten ten bedrage van € 644,00, welke kosten voormelde rechtspersoon aan de griffier dient te vergoeden;
bepaalt dat voornoemde rechtspersoon aan eiser het door hem betaalde griffierecht, te weten € 38,00, vergoedt.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mr. M.C.J.A. Huijgens en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2007, in tegenwoordigheid van de griffier mr. W. Goederee.