ECLI:NL:RBSGR:2007:BA7497
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.I.H. Fockens
- E.M. de Buur
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van kosten in verband met behandeling bezwaar in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 11 juni 2007 uitspraak gedaan in een geschil over de vergoeding van kosten in verband met de behandeling van een bezwaar. Eiseres, een Surinaamse vrouw, had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met het doel om te studeren aan de Universiteit te Rotterdam. Deze aanvraag werd op 5 juli 2001 afgewezen. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar na een brief van de verweerder op 14 augustus 2001, waarin werd aangegeven dat er geen bezwaar meer werd gemaakt tegen de afgifte van de mvv, leek de zaak te zijn opgelost. Echter, eiseres verzocht later om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase, wat door de verweerder werd afgewezen.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar. De rechtbank oordeelde dat de brief van 14 augustus 2001 als een beslissing op bezwaar kon worden gezien, ondanks het ontbreken van een rechtsmiddelenclausule. De rechtbank stelde vast dat volgens artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kosten alleen vergoed kunnen worden als het bestuursorgaan het bestreden besluit herroept wegens onrechtmatigheid, en dat dit verzoek vóór de beslissing op het bezwaar moet worden gedaan. Aangezien eiseres haar verzoek om vergoeding pas na de beslissing op het bezwaar had ingediend, kon dit verzoek niet worden gehonoreerd.
De rechtbank concludeerde dat de regeling in artikel 7:15 Awb een exclusief kader vormt voor de vergoeding van kosten en dat er geen plaats was voor een verzoek om een zuiver schadebesluit. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. C.I.H. Fockens, voorzitter, en mr. drs. E.M. de Buur, griffier, en werd op 11 juni 2007 bekendgemaakt. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een termijn van vier weken voor het indienen van het beroepschrift.