ECLI:NL:RBSGR:2007:BA6828

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 07/643
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot centraal schriftelijk examen na niet-deelname aan schoolexamen

In deze zaak heeft eiser, die vorig jaar gezakt is voor zijn VWO-diploma, zich ingeschreven bij de Mondriaan Onderwijsgroep voor drie vakken om alsnog zijn diploma te behalen. Het examen bestaat uit een schoolexamen (SE) en een centraal schriftelijk examen (CSE). Eiser heeft echter niet deelgenomen aan de reguliere toetsen voor de derde periode van het SE en heeft op 16 april 2007 geprobeerd deze toetsen in te halen. Hij vordert nu om alsnog toegelaten te worden tot het CSE, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat hij op de inhaaldatum aanwezig was en de toetsen daadwerkelijk heeft gemaakt.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiser geen bewijs kan overleggen van zijn aanwezigheid op de inhaaldatum en dat zijn verklaring niet voldoende gewicht heeft. De gedaagde partij heeft gemotiveerd verweer gevoerd en aangetoond dat er geen registratie van eiser's deelname aan de inhaaltoetsen is. De rechter concludeert dat eiser niet kan worden toegelaten tot het CSE, omdat hij niet heeft voldaan aan de vereisten van het SE. De vorderingen van eiser worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig en volledig afsluiten van het schoolexamen om deel te kunnen nemen aan het centraal schriftelijk examen. Eiser's argumenten over de mogelijke zoekgeraakte toetsen worden verworpen, omdat er geen bewijs is dat hij de toetsen heeft gemaakt en ingeleverd. De rechter wijst erop dat de verantwoordelijkheid voor het aanleveren van bewijs bij eiser ligt.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 11 juni 2007,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 07/643 van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. E.A.C. van Kempen,
advocaat mr R.J.J. Hilberts te Haarlem,
tegen:
de stichting Stichting EBC regio Haaglanden en Omstreken (de Mondriaan Onderwijsgroep),
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
advocaat mr. V. Terlouw te Breda.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 7 juni 2007 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Eiser is vorig jaar gezakt voor zijn VWO diploma. Teneinde alsnog zijn VWO diploma te behalen met behulp van (deel)certificaten heeft eiser zich dit schooljaar ingeschreven bij gedaagde voor de vakken scheikunde 2, natuurkunde 2 en Wiskunde B.
1.2. Het examen bestaat voor elk vak in ieder geval uit een door gedaagde georganiseerd schoolexamen (hierna: SE) en een centraal schriftelijk examen (hierna: CSE). Het SE bestaat per vak uit toetsen die over drie periodes worden afgenomen (hierna respectievelijk: SE1, SE2 en SE3) alsmede praktische opdrachten (hierna: PO). Een kandidaat dient, alvorens hij kan deelnemen aan een toets, bij de administratie van gedaagde een bedrag van € 10,-- per toets te betalen. Om deel te kunnen nemen aan het CSE dient een kandidaat het schoolexamen tijdig en volledig te hebben afgesloten.
1.3. Eiser heeft voor wat betreft de derde periode niet deelgenomen aan de reguliere toetsen voor voormelde vakken scheikunde, natuurkunde en wiskunde B. Op 16 april 2007 konden bij gedaagde deze toetsen ingehaald worden.
1.4. Op het door gedaagde aan eiser verstrekte "overzicht toetsresultaten" d.d. 24 april 2006 ontbreken de resultaten met betrekking tot het vak scheikunde en met betrekking tot het vak natuurkunde de cijfers voor het SE3 alsmede de PO in de eerste periode. Voor wat betreft het vak wiskunde B staat ontbreken cijfers voor SE2 alsmede de PO in de eerste periode.
Op een gecorrigeerd overzicht ontbreken (nog steeds) de cijfers voor natuurkunde, scheikunde voor wat betreft SE3 en voor wat betreft het vak wiskunde voor SE2.
1.5. Eiser wenst zich in te schrijven voor de tweede ronde van het Centraal Schriftelijk Examen (hierna CSE). De inschrijvingstermijn daarvoor eindigt op 18 juni 2007 te 17.00 uur.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
Eiser vordert -zakelijk weergegeven- gedaagde te gebieden:
primair: eiser alsnog toe te laten tot het CSE,
subsidiair: het gemiddelde cijfer van de reeds door eiser gemaakte toetsen te noteren op de lijst als cijfer voor de derde periode,
meer subsidiair: bij de ontbrekende cijfers het cijfer "1,0" te noteren,
alsmede een en ander zodanig tijdig uit te voeren en aan eiser kenbaar te maken dat hij zich kan inschrijven voor de tweede ronde van het CSE.
Dit alles met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure.
Hiertoe voert hij aan dat hij zich voor wat betreft alle drie de vakken heeft ingeschreven voor de inhaaltoetsen op 16 april 2006. Hij heeft het verschuldigde inschrijfbedrag van € 30,-- betaald, daadwerkelijk de toetsen gemaakt en deze ook ingeleverd. Hij vermoedt dat de toetsen op een of andere manier zijn zoekgeraakt maar dit kan niet aan hem verweten worden en hij mag hierdoor ook niet benadeeld worden. Gedaagde had hem een nieuwe gelegenheid moeten bieden voor het afleggen van de toetsen, althans gedaagde had hem in ieder geval het cijfer "1,0" moeten toewijzen opdat het mogelijk is deel te nemen aan het CSE. Immers zonder complete cijferlijst kan hij niet deelnemen aan het CSE hetgeen tot gevolg zal hebben dat hij een jaar verliest, zulks enkel en alleen omdat gedaagde klaarblijkelijk niet als een goed huisvader voor bewaring van toetsresultaten kan zorgdragen.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Tegenover de gemotiveerde betwisting door gedaagde heeft eiser vooralsnog onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij op 16 april 2007 aanwezig is geweest in de examenruimte van gedaagde en de toetsen voor zowel scheikunde 2, als natuurkunde 2 en wiskunde B daadwerkelijk heeft gemaakt en ingeleverd. In dit verband wordt het navolgende in aanmerking genomen.
3.2. Eiser heeft erkend dat het door gedaagde overgelegde afschrift van een computeruitdraai een afschrift betreft van het door hem ingevuld en via het internet op 13 april 2007 verstuurde formulier "herkansen/inhalen GST3". Zoals ook uit dat afschrift blijkt heeft hij in voormeld formulier aangevinkt dat hij het vak scheikunde 2 en het vak natuurkunde 2 wenste in te halen. Verder heeft hij onder het kopje "Ik wil het volgende vak herkansen" aangevinkt "niets in te halen". Dat hij daarnaast gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om aan het antwoord op deze vraag een commentaar toe te voegen dat inhield dat hij ook het vak wiskunde B wenste in te halen, is vooralsnog niet aannemelijk geworden. Op het door gedaagde overgelegde afschrift komt dit commentaar niet voor. Aan de stelling van eiser dat het wel vaker voor komt dat het veld waarin het gestelde commentaar is opgenomen niet wordt afgedrukt, wordt bij gebreke van enige nadere onderbouwing voorbijgegaan.
Uit de verder door gedaagde overgelegde stukken blijkt dat voormelde aanmelding van eiser voor de herhaaltoetsen voor de vakken scheikunde 2 en natuurkunde 2 als zodanig is verwerkt en geregistreerd. Uit die stukken volgt verder dat op 16 april 2007 161 inhaaltoetsen zijn geregistreerd. Het daarmee corresponderende bedrag van € 1.610,-- (te weten € 10,-- per inhaaltoets) bleek in de kas aanwezig en is als zodanig in de financiële administratie verantwoord. Op de daaraan ten grondslag liggende lijst van degenen die op 16 april bij de administratie van gedaagde hebben betaald om aan een inhaaltoets te mogen deelnemen komt de naam van eiser echter niet voor. Vast staat dat eiser zelf geen kwitantie van de door hem gestelde betaling van het voor de drie toetsten verschuldigde bedrag van € 30,-- kan overleggen nu hij deze naar eigen zeggen niet meer in zijn bezit heeft.
In het licht van het voorgaande legt de enkele verklaring van [X] onvoldoende gewicht in de schaal. Zij geeft immers slechts aan "op verzoek van jou bevestig ik je dat ik jou op 16 april 2007 heb gezien vlak voor de inhaal/herkansingstoetsen. We hebben nog even gepraat en elkaar succes toegewenst.". Uit deze verklaring valt niet af te leiden dat eiser in het examenlokaal waar de inhaaltoetsen werden afgenomen aanwezig is geweest, laat staan dat hieruit blijkt dat hij die toetsen ook daadwerkelijk heeft gemaakt en ingeleverd. Overigens is ook moeilijk voorstelbaar dat alle drie de toetsen van eiser verloren zouden zijn geraakt. In dit verband is van belang dat gedaagde onweersproken heeft gesteld dat de geen van de 161 toetsen, die op 16 april zijn gemaakt, dat lot hebben gedeeld.
3.3. Het voorgaande leidt ertoe dat het er vooralsnog voor gehouden dient te worden dat eiser, anders dan hij voornemens was, op 16 april 2007 geen inhaaltoetsen voor SE3 heeft gemaakt. Zijn stelling dat gedaagde desondanks gehouden zou zijn hem voor de onderhavige vakken ook voor deze periode een cijfer toe te kennen, waarbij eiser in het midden laat of dit een gemiddeld cijfer dan wel het cijfer "1,0" dient te zijn, wordt verworpen. Daargelaten de vraag of dit al volgt uit het onderdeel van artikel 2.11 van de door eiser overgelegde " Hoofdstuk 1 Algemene regeling van Examens" (immers dit onderdeel lijkt te zien op een overmachtsituatie), heeft te gelden dat eiser niet heeft weersproken dat niet deze regeling, maar het door gedaagde overgelegde "Programma van Toetsing en Afsluiting 2006-2007 VWO" van toepassing is. Aan zijn stelling dat hij laatstgenoemde regeling niet kent, wordt voorbijgegaan nu eiser evenmin heeft weersproken dat hij bij aanvang van het studiejaar het informatiepakket van gedaagde heeft ontvangen en zonder meer aannemelijk is dat dit informatiepakket ook voormeld stuk heeft bevat. Dat op de website van de Mondriaangroep, waarvan gedaagde deel uitmaakt, een versie wordt weergegeven die voor het lopende studiejaar niet meer van toepassing is, kan eiser niet baten nu uit zijn eigen stellingen volgt dat hij van deze verouderde versie eerst nà het uitbrengen van de dagvaarding in de onderhavige zaak kennis heeft genomen.
Voor zover eiser heeft verwezen naar een uitspraak van de voorzieningenrechter in de rechtbank Arnhem van 14 juni 2001 (LJN: AB2173) wordt nog overwogen dat in het in die zaak ging om de (mogelijke) consequenties van een als onvoldoende beoordeeld profielwerkstuk. Van een dergelijke situatie is in de onderhavige zaak geen sprake.
3.4. Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van eiser thans niet voor toewijzing in aanmerking komen alsmede dat de stellingen van partijen met betrekking tot de vraag of eiser met betrekking tot drie danwel slechts twee vakken per periode een inhaaltoets mag maken, geen verdere bespreking behoeven.
Eiser dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de kosten van de procedure.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, tot dusver aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.067,-- waarvan € 816,-- aan salaris procureur en € 251,-- aan griffierecht;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.G.M. van Rens en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juni 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.