ECLI:NL:RBSGR:2007:BA5944

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/19790
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en generaal pardonregeling in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 mei 2007 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de vreemdelingenbewaring van eiser, die in bewaring was gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die driemaal was veroordeeld voor strafbare feiten, kwam aanvankelijk niet in aanmerking voor het generaal pardon. Echter, op 15 mei 2007, de dag voor de zitting, werd het openbare orde criterium voor het generaal pardon gewijzigd, waardoor strafrechtelijke veroordelingen niet meer tegengeworpen worden indien de totale celstraf minder dan één maand bedraagt. De rechtbank oordeelde dat de bewaring van eiser niet onrechtmatig was, aangezien hij ten tijde van zijn inbewaringstelling niet voldeed aan het openbare orde criterium en dit ook niet had betwist.

De rechtbank erkende echter dat de wijziging van het openbare orde criterium aanleiding gaf voor verweerder om te toetsen of eiser nu aan de overige criteria voor het generaal pardon voldeed. De rechtbank benadrukte dat verweerder dit onderzoek voortvarend diende te verrichten, gezien de recente wijziging en de omstandigheden van eiser, die sinds zijn asielaanvraag in 1996 onafgebroken in Nederland verbleef. Eiser had ook verklaard dat hij ingeschreven stond in de GBA van de gemeente Haarlem en dat hij tot zijn meerderjarigheid onder toezicht stond van de Stichting Nidos.

De rechtbank concludeerde dat de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel niet in strijd was met de wet en dat deze gerechtvaardigd was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, in tegenwoordigheid van M.C. Tilman, griffier.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 94 en artikel 106 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000
reg. nr.: AWB 07/19790
V-nr.: [nummer]
inzake: [eiser], geboren op [geboortedatum] 1980, alias [alias], geboren op [geboortedatum] 1964, van (gestelde) Angolese nationaliteit, verblijvende in het Justitieel Complex Schiphol-Oost te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer, eiser,
gemachtigde: mr. P.E. Vos, advocaat te Haarlem,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. W.R. Rohlof, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 9 mei 2007 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld.
Bij beroepschrift van 10 mei 2007 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel. Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 houdt het beroep tevens in een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 16 mei 2007. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig I. Zeedijk als tolk in de Portugese taal.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Eiser heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd. De bewaring is onrechtmatig. Eiser heeft geen onrechtmatigheden geconstateerd met betrekking tot zijn inbewaringstelling, maar het voortduren van de bewaring is onrechtmatig, omdat het zicht op uitzetting ontbreekt, nu eiser mogelijk in aanmerking komt voor het generaal pardon. Eiser heeft sinds zijn asielaanvraag in 1996 onafgebroken in Nederland verbleven. Eiser stond en staat ingeschreven in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) van de gemeente [plaatsnaam]. Eiser viel, tot hij in 2006 meerderjarig werd, onder toezicht van de Stichting Nidos. Hij had maandelijks contact met een voogd van de Stichting Nidos en ontving dan leefgeld. Nadat eiser meerderjarig werd, heeft hij gewerkt om de huur van zijn woning in [plaatsnaam] te kunnen betalen. Uit zijn inschrijving in de GBA en de gegevens van de stichting Nidos kan worden opgemaakt dat eiser onafgebroken in Nederland heeft verbleven. De telefoonnotie van 23 november 2005 doet daaraan niet af.
Verweerder heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd. De bewaring is rechtmatig. Het is nog niet duidelijk of eiser in aanmerking komt voor het generaal pardon.
Blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie is eiser driemaal veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit. Op het moment dat eiser in bewaring werd gesteld kwam hij vanwege de herhaalde veroordelingen reeds niet in aanmerking voor het generaal pardon. Op 15 mei 2007, dus de dag voor de zitting, is het ‘openbare orde criterium’ voor het generaal pardon gewijzigd in die zin dat thans strafrechtelijke veroordelingen niet worden tegengeworpen indien, onder meer, de totale celstraf minder dan één maand bedraagt. Deze wijzing van het openbare orde criterium staat nu nog alleen in een intern stuk ten behoeve van de IND. Eiser is in totaal tot minder dan één maand celstraf veroordeeld, zodat thans het openbare orde criterium niet meer aan aan een beroep op het generaal pardon in de weg staat.
Eiser voldoet echter vermoedelijk niet aan het criterium dat hij onafgebroken in Nederland moet hebben verbleven. Daartoe is van belang dat eiser blijkens een telefoonnotie van 23 november 2005 heeft verklaard dat hij enkele maanden in het buitenland zou (gaan) verblijven. Deze verklaring is voldoende reden voor twijfel en verweerder moet derhalve in staat worden gesteld om uit te zoeken of eiser ook aan de overige criteria van het generaal pardon voldoet. Verweerder verwacht maximaal twee weken nodig te hebben voor nader onderzoek, waarbij dan wel van belang is dat eiser zijn volledige medewerking verleent. Er bestaat nu dan ook nog steeds zicht op uitzetting en de bewaring duurt rechtmatig voort.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan, indien het belang van de openbare orde of nationale veiligheid dat vordert, met het oog op de uitzetting, in bewaring worden gesteld de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft.
Eiser heeft niet bestreden dat hij geen rechtmatig verblijf hier te lande heeft.
Eiser heeft evenmin bestreden dat het belang van de openbare orde de bewaring vordert.
De rechtbank stelt vast dat eiser ten tijde van zijn inbewaringstelling niet voldeed aan het openbare orde criterium van het generaal pardon en dat eiser dit ook niet heeft betwist. De rechtbank acht de oplegging van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig.
Sindsdien zijn de criteria voor het generaal pardon gewijzigd, aldus verweerder, waardoor eiser alsnog aan het openbare orde criterium zou voldoen. Hierdoor is voor verweerder de noodzaak ontstaan om alsnog te toetsen of eiser aan de overige criteria van het generaal pardon voldoet. Gelet op de zeer recente wijziging van het openbare orde criterium, zoals zou blijken uit een interne richtlijn van verweerder, acht de rechtbank de voortduring van de bewaring sinds die wijziging thans nog niet onrechtmatig. Wel is de rechtbank van oordeel dat verweerder de beoordeling of eiser aan de overige criteria voldoet voortvarend ter hand moet nemen. Gelet op de eisers verklaring ter zitting dat hij staat ingeschreven in de GBA van de gemeente [plaatsnaam] en dat hij tot hij meerderjarig werd maandelijks in persoon contact had met zijn voogd van de Stichting Nidos, dient verweerder het onderzoek op korte termijn af te ronden en te beoordelen of voortzetting van de bewaring gerechtvaardigd is te achten. De rechtbank wijst eiser er nadrukkelijk op dat het hem vrijstaat om op korte termijn opnieuw beroep in te stellen teneinde de uitkomst van verweerders onderzoek ter toetsing aan de rechter voor te leggen.
De rechtbank concludeert dat de toepassing noch de tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met de wet en dat deze bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is te achten. Derhalve wordt het beroep ongegrond verklaard.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 21 mei 2007 door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, in tegenwoordigheid van M.C. Tilman, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.