ECLI:NL:RBSGR:2007:BA5274

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/5529 WAO
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres en vernietiging van het bestreden besluit

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres, die een uitkering ontving op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De rechtbank heeft op 15 februari 2007 de zaak behandeld, waarbij eiseres in persoon aanwezig was, bijgestaan door haar gemachtigde, mr. J.G.P. de Wit. Verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), was vertegenwoordigd door een gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder de gelegenheid te geven een nieuw besluit te nemen. Dit nieuwe besluit, dat op 22 februari 2007 werd genomen, handhaafde de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op 80 tot 100% op arbeidskundige gronden, maar handhaafde ook de medische grondslag van het eerdere besluit van 23 mei 2006.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische component van het bestreden besluit niet voldeed aan de eisen die daaraan gesteld worden. Eiseres had aangevoerd dat haar psychische belastbaarheid niet correct was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts, gezien de discrepantie tussen zijn bevindingen en die van de behandelende arts, een psychiatrische expertise had moeten laten verrichten. De rechtbank heeft geen reden gevonden om te twijfelen aan de bevindingen van psychiater Van Ittersum, die concludeerde dat eiseres kwetsbaar is voor stress en conflicten.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit van 23 mei 2006 vernietigd, omdat het niet voldeed aan de eisen van zorgvuldigheid en motivering zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen van de rechtbank. Tevens werd het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 644,-- werden vastgesteld. De rechtbank heeft bepaald dat het UWV het griffierecht van € 38,-- aan eiseres moet vergoeden. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
eerste afdeling, enkelvoudige kamer
Reg. nr. AWB 06/5529 WAO
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 20 oktober 2005 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat haar uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 21 december 2005 wordt herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
Bij besluit van 23 mei 2006 heeft verweerder het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 3 juli 2006, ingekomen bij de rechtbank op dezelfde datum, beroep ingesteld. De gronden zijn daarna aangevuld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 15 februari 2007 ter zitting behandeld.
Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. J.G.P. de Wit.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [...].
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder een termijn van twee weken te geven om nieuw besluit te nemen.
Bij besluit van 22 februari 2007 heeft verweerder het besluit van 23 mei 2006 gewijzigd. In dit gewijzigde besluit heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat haar WAO-uitkering per 21 december 2005 ongewijzigd wordt voortgezet naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Eiseres heeft hierop bij brief van 28 februari 2007 gereageerd.
Nadat partijen daartoe toestemming hebben gegeven, heeft de rechtbank bepaald dat verder onderzoek ter zitting achterwege blijft.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Motivering
Eiseres ontving een arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100 %.
Gelet op het nieuwe bestreden besluit van 22 februari 2007 blijft de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 21 december 2005 op arbeidskundige gronden ongewijzigd 80-100%. Voor het overige, namelijk de medische grondslag, heeft verweerder het besluit van 23 mei 2006 gehandhaafd.
Nu verweerder de medische grondslag van het bestreden besluit van 23 mei 2006 wel heeft gehandhaafd heeft eiseres aangegeven nog een oordeel te wensen over de medische grondslag van het bestreden besluit.
De rechtbank heeft geen aanleiding het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen onzorgvuldig te achten. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres door de verzekeringsarts Ponsioen op 12 augustus 2005 lichamelijk is onderzocht. Tevens heeft deze arts informatie ingewonnen bij de behandelende sector.
Gynaecoloog Ydema schrijft in zijn brief van 25 juli 2005 dat bij eiseres sprake is van doorbraakbloedingen onder Provera bij een uterus myomatosus en buikpijnklachten. Ook zou zij een cyste hebben of een necrotisch myoom. Binnenkort wordt de abdominale uterus extirpatie en de rechter adnex verwijderd.
De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat eiseres beperkt is ten aanzien van de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres vastgelegd in een functionele mogelijkheden lijst (FML).
Vervolgens heeft de bezwaarverzekeringsarts aan de hand van de door eiseres naar voren gebrachte medische bezwaren de bevindingen van de verzekeringsarts beoordeeld.
Tijdens de hoorzitting heeft de bezwaarverzekeringsarts eiseres gezien.
Tevens heeft deze arts informatie ingewonnen bij de behandelende sector en de door eiseres overgelegde medische informatie betrokken in zijn oordeelsvorming.
Longarts Hertog schrijft in zijn brief van 3 januari 2006 dat eiseres overgevoelig is voor rook, maar ook voor tal van aspecifieke prikkelfactoren. Er is bij eiseres geen allergie voor stof vastgesteld. De longarts heeft onvoldoende argumenten gevonden om haar volledig arbeidsongeschikt te vinden voor lichte, niet erg inspannende werkzaamheden in een omgeving met goede klimatologische omstandigheden en zonder rook, prikkelende gassen of dampen. In zijn brief van 23 februari 2006 meldt longarts Hertog dat eiseres sinds 1999 bekend is met astmatische bronchitis.
Sociaal psychiatrisch verpleegkundige Otte meldt in haar brief van 4 januari 2006 dat bij eiseres sprake is van een depressie met psychotische kenmerken.
De bezwaarverzekeringsarts heeft aanleiding gezien om psychiater Van Ittersum aan te wijzen om bij eiseres een psychiatrische expertise te verrichten.
In zijn rapportage van 28 maart 2006 meldt Van Ittersum dat bij eiseres sprake is van een dysthyme stoornis, mogelijk in het verleden gecombineerd met depressieve episodes. Van Ittersum heeft geen aanwijzingen gevonden voor een persoonlijkheidsstoornis. Van Ittersum concludeert dat eiseres in staat is om werkzaamheden te verrichten, wel is zij kwetsbaar voor stress, conflicten en conflicterende functie-eisen.
De bezwaarverzekeringsarts is vervolgens tot de conclusie gekomen dat met de beperkingen van eiseres in de FML voldoende rekening is gehouden.
De grief van eiseres dat haar psychische belastbaarheid niet juist is vastgesteld, volgt de rechtbank niet. Zij overweegt daartoe dat de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldigheidshalve een psychiatrische expertise heeft laten verrichten gezien de discrepantie tussen zijn eigen bevindingen en die van de behandelaar. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de bevindingen van psychiater Van Ittersum.
In beroep en ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat in de FML ten onrechte ten aanzien van het item “conflicthantering” een normaalwaarde is gegeven, terwijl eiseres, mede gelet op de rapportage van Van Ittersum, hierop wel beperkt is.
De rechtbank overweegt als volgt. In de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 12 oktober 2006 (USZ 2006, 309) wijst de CRvB erop dat de verzekeringsarts de FML op de juiste wijze dient in te vullen en er ook op toeziet dat een beperking ook daadwerkelijk als een beperking wordt opgenomen en niet wordt “verstopt” in een toelichting bij een overigens als normaalwaarde aangegeven score, daar een dergelijke toelichting dan bij geautomatiseerde vergelijking niet als beperking zal worden herkend en een mogelijke overschrijding van de belastbaarheid in een functie op een dergelijk aspect dus niet door het systeem zal worden gesignaleerd.
Eiseres is gelet op de rapportage van Van Ittersum kwetsbaar voor stress, conflicten en conflicterende functie-eisen. De verzekeringsarts heeft in de FML bij het item “omgaan met conflicten” als toelichting bij de normaalwaarde gegeven: geen situaties met structureel veel conflicten. Naar het oordeel van de rechtbank moet uit de toelichting van de verzekeringsarts op dit item worden afgeleid dat ten aanzien van “omgaan met conflicten” in feite ook een beperking geldt. Een verkapte beperking in de vorm van een toelichting is niet toelaatbaar.
De medische component van het bestreden besluit voldoet derhalve niet aan de daaraan te stellen eisen.
Het beroep is gegrond en het bestreden besluit van 23 mei 2006 wordt vernietigd wegens strijd met het bepaalde in de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. Verweerder wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Gelet op het bovenstaande kan de rechtbank niet anders concluderen dat het besluit van 22 februari 2007 niet in stand kan blijven.
Verweerder wordt in de door eiser gemaakte proceskosten veroordeeld, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak is bepaald op 1 (gemiddeld) en voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van een beroepschrift en het verschijnen ter zitting) 2 punten worden toegekend.
Aangezien ter zake van dit beroep een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling van het bedrag van de proceskosten te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
Beslissing
De rechtbank ’s-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit van 23 mei 2006, voor zover gehandhaafd bij het besluit van 22 februari 2007;
draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
bepaalt dat het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht, te weten € 38,--, vergoedt;
veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,--, welk bedrag het UWV de griffier moet vergoeden.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mr. D.R. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2007 in tegenwoordigheid van de griffier S.V. de Bart-van der Vegte.
Voor eensluidend afschrift,
de griffier van de rechtbank ’s-Gravenhage,
Verzonden op: