ECLI:NL:RBSGR:2007:BA5023
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D.C. Vissers
- Rechtspraak.nl
Uitzetting van vreemdelingen naar Afghanistan met EU-documenten en de rechtmatigheid van vreemdelingenbewaring
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 15 maart 2007 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de rechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring van eiser, die op 19 januari 2007 in bewaring was gesteld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R. Haze. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 2 maart 2007, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. G.J.M. van Spanje, heeft in zijn reactie op het heropeningsbesluit gesteld dat uitzettingen naar Afghanistan met behulp van EU-documenten mogelijk zijn. Dit werd onderbouwd met een verklaring van de afdelingsmanager Laissez-Passer van de Dienst Terugkeer & Vertrek, P. Frederiksz, die aangaf dat sinds oktober 2006 twaalf personen op deze manier zijn uitgezet.
De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de informatie die door verweerder is verstrekt, niet voldoende is om aan te tonen dat er zicht op uitzetting bestaat voor eiser. De rechtbank oordeelt dat de enkele verklaring van verweerder onvoldoende is, vooral omdat er geen recentere stukken zijn overgelegd die de mogelijkheid van uitzetting van eiser met een EU-document bevestigen. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is opgelegd, omdat er geen zicht op uitzetting bestaat.
Daarnaast heeft de rechtbank besloten eiser een schadevergoeding toe te kennen van € 1850,- voor de onrechtmatige detentie, die is gebaseerd op de dagen die hij in bewaring heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de kosten van de rechtsbijstand vastgesteld op € 644,-, die door de Staat der Nederlanden aan de griffier van de rechtbank moeten worden vergoed. De uitspraak biedt partijen de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een termijn van één week na verzending van de uitspraak.