ECLI:NL:RBSGR:2007:BA4438

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/754151-04 Beslissing
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • C.A. Heeregrave
  • H. Heins
  • F. Spiering-van der Maden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing in de strafzaak tegen een van de verdachten in de zogenoemde 'metselmoorden'

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 25 april 2007 een beslissing genomen in de strafzaak tegen een verdachte in de zogenoemde 'metselmoorden'. De rechtbank behandelde verschillende verzoeken van de verdediging, waaronder het verzoek om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. De verdediging stelde dat het openbaar ministerie de rechtbank en de verdediging op het verkeerde been had gezet door relevante sporen in het pand te wissen of niet veilig te stellen. Daarnaast werd verzocht om het feit dat betrekking heeft op een valse visum af te splitsen van de overige feiten en dit te verwijzen naar de politierechter. De rechtbank heeft deze verzoeken afgewezen. Ze oordeelde dat de stelling van de verdediging over het opzettelijk wissen van sporen niet voldoende feitelijke onderbouwing had. Ook het verzoek tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie was eerder al afgewezen, en de rechtbank handhaafde dit standpunt. Wat betreft de afsplitsing van het feit, oordeelde de rechtbank dat het belang van het onderzoek niet werd gediend door de door de raadsman aangevoerde argumenten. De rechtbank verzocht de deskundige Eikelenboom om in zijn rapportage rekening te houden met specifieke getuigenverklaringen en onderzoeksresultaten. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer, onder leiding van voorzitter mr. C.A. Heeregrave, en de uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier mr. E.H. Ruitenbeek.

Uitspraak

RECHTBANK `S-GRAVENHAGE
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/754151-04
B E S L I S S I N G
inzake de verzoeken als gedaan ter terechtzitting van 16 april 2007 namens:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats]),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
door diens raadsman mr. H. Wansink, advocaat te Amsterdam.
Namens verdachte is verzocht, voorzover hier relevant, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het openbaar ministerie de rechtbank en de verdediging bewust op het verkeerde been heeft gezet door sporen in het pand [adres] die relevant zijn voor de verdediging te wissen dan wel niet zeker te stellen.
Voorts is namens verdachte verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het openbaar ministerie niet bereid is gebleken ten aanzien van het valse visum getuigen en deskundigen te horen.
Tenslotte is namens verdachte verzocht het hem tenlastegelegde feit dat betrekking heeft op het valse visum af te splitsen van de overige feiten en dat feit te verwijzen naar de politierechter.
De officier van justitie, mr. P. Spoon, heeft geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken.
De rechtbank zal de verzoeken afwijzen.
De stelling dat er door het openbaar ministerie op de plaats delict voornoemd doelbewust sporen zijn gewist dan wel niet veiliggesteld om de verdediging en de rechtbank op het verkeerde been te zetten ontbeert feitelijke onderbouwing. Het verzoek zal reeds om die reden worden afgewezen.
Ten aanzien van het verzoek tot het niet-ontvankelijk verklaren van het openbaar ministerie omdat dit niet bereid bleek om getuigen en deskundigen te horen, merkt de rechtbank op dat dit verzoek in een eerder stadium al door de rechtbank is afgewezen. De rechtbank handhaaft haar toen ingenomen standpunt.
Wat de door de raadsman bepleite afsplitsing betreft, stelt de rechtbank vast dat het belang van het onderzoek als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering niet behelst het hiertoe door de raadsman aangevoerde argument, te weten recht op een schadevergoeding bij een mogelijke integrale vrijspraak.
Ter gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting van 16 april 2007 is door de officier van justitie verzocht het procesverloop vast te stellen voor zover dit het nadere onderzoek naar de in het pand [adres] door de deskundige Eikelenboom aangetroffen en door de rechter-commissaris veiliggestelde sporen betreft.
De rechtbank beslist als volgt.
BESLISSING
Wijst de door de raadsman ter terechtzitting van 16 april 2007 gedane verzoeken af.
De rechtbank stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde de deskundige Eikelenboom opdracht te geven, in aansluiting op zijn op 28 augustus 2006 uitgebrachte rapport, naar aanleiding van de resultaten van het DNA-onderzoek dat door het LUMC verricht wordt, een volledige bloedspoorpatroonanalyse uit te voeren en daarover te rapporteren.
De rechtbank verzoekt de deskundige in zijn rapportage in het bijzonder te betrekken:
a. de lezing van [medeverdachte] op het gebeuren in de [adres] op 12 augustus 2004;
b. de resultaten van het door het LUMC te verrichten DNA-onderzoek;
c. de getuigenverklaring van [getuige], zoals afgelegd ter terechtzitting van 16 april 2007, met name voor zover die verklaring betrekking heeft op de locatie van de volgende voorwerpen:
1. het (bruine) nachtkastje,
2. de staande asbak,
3. de grote Heineken fles,
4. de kleding aan de muur, en
5. de kalender op de deur.
Aldus gegeven door mr. C.A. Heeregrave, voorzitter, mrs. H. Heins en F. Spiering-van der Maden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Ruitenbeek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 april 2007.