Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 05 / 51203
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 30 maart 2007
[[eiseres]],
geboren op [geboortedatum], van Zimbabwaanse nationaliteit,
eiseres,
gemachtigde: mr. J. Broersen, juridisch medewerker van de Stichting Rechtsbijstand Asiel,
de minister van Justitie, voorheen de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
verweerder,
gemachtigde: mr. E. Nardelli, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.
1.1 Eiseres heeft op 1 augustus 2005 een verzoek ingediend tot restitutie van de door haar betaalde leges. Verweerder heeft dit verzoek bij besluit van 16 september 2005 afgewezen. Eiseres heeft tegen het besluit op 11 oktober 2005 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 18 oktober 2005 ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit op 14 november 2005 beroep ingesteld.
1.2 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 24 januari 2007. Eiseres is niet in persoon verschenen, maar is ter zitting vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2 De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten. Eiseres is op 1 februari 2005 Nederland ingereisd met haar minderjarige zoon, [kind], geboren op [geboortedatum], van Zimbabwaanse nationaliteit.
2.3 In hoofdstuk B1/4.1.2.4 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) heeft verweerder het beleid voor restitutie van leges neergelegd. Ingevolge dit beleid is restitutie slechts in uitzonderingsgevallen mogelijk, onder meer indien een (anderszins) onverschuldigde betaling is verricht. Financiële draagkracht speelt bij de legesverplichting geen rol. Ontwikkelingen na de indiening van de aanvraag leiden niet tot restitutie. Het naast elkaar indienen van twee aanvragen leidt niet tot een recht op restitutie bij de eerste aanvraag zodra de tweede aanvraag wordt ingewilligd.
2.4 Verweerder heeft zich in het bestreden besluit, voor zover hier van belang en samengevat, op het volgende standpunt gesteld. Ingevolge artikel 24, tweede lid, Vw zijn leges verschuldigd voor de afdoening van een aanvraag. De legesplicht betreft in beginsel elke individuele vreemdeling voor wie om toelating wordt verzocht en ontstaat bij het indienen van de aanvraag. Slechts vreemdelingen die om toelating als vluchteling verzoeken zijn vrijgesteld van het betalen van leges. Gebleken is dat eiseres voor haar en haar minderjarige kind op 9 maart 2005 een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft ingediend bij de gemeente [plaatsnaam]. Hierom wordt het verzoek om restitutie van leges afgewezen. Het feit dat eiseres en haar minderjarige kind in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd leidt niet tot een ander oordeel. De stellingen dat eiseres alles zou hebben gedaan wat haar is meegedeeld en zich niet bewust was van het feit dat zij een dubbele aanvraag had ingediend, alsmede dat zij slachtoffer is geworden van de ingewikkelde procedure via verschillende loketten en het ontbreken van adequate voorlichting, wordt niet gevolgd. In het schrijven van 13 oktober 2004, waarin positief wordt geadviseerd ten aanzien van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor eiseres en haar minderjarige kind is aangegeven dat eiseres zich diende te melden bij het AC Rijsbergen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aan te vragen. Door het AC Ter Apel (AC Rijsbergen functioneerde niet meer als zodanig) is vervolgens nog (telefonisch) meegedeeld dat eiseres de uitnodiging voor de indiening van de aanvraag moest afwachten. Eiseres heeft ondanks deze mededelingen een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor haarzelf en haar minderjarige kind ingediend bij de gemeente Leiden. Eiseres is zelf verantwoordelijk voor het indienen van de juiste aanvraag. Zij had zich middels algemeen toegankelijke voorlichting van de juiste informatie kunnen voorzien. Er is afgezien van het horen van eiseres naar aanleiding van haar bezwaarschrift op grond van artikel 7:3, onder b, Awb.
2.5 Eiseres heeft hiertegen in beroep het volgende aangevoerd. Eiseres heeft de opdrachten die haar werden gegeven uitgevoerd. Haar is niet te kennen gegeven dat zij bepaalde zaken, als het invullen van aanvraagformulieren, niet hoefde te doen. Het gaat dan ook te ver om haar desondanks te verwijten dat zij ten onrechte een reguliere aanvraag bij de gemeente heeft gedaan. Door eiseres is kort na inreis in Nederland contact opgenomen met het AC Ter Apel waarbij haar werd medegedeeld dat zij de uitnodiging voor de indiening van de aanvraag moest afwachten. Echter, op het stempel in haar paspoort stond eveneens vermeld dat zij zich binnen drie dagen na binnenkomst diende te melden bij de Vreemdelingendienst van haar woonplaats. Toen zij zich daar meldde, werd haar medegedeeld dat de Vreemdelingendienst deze taak niet meer verrichtte en dat zij zich bij de gemeente moest melden. Bij de gemeente kreeg eiseres vervolgens een aanvraagformulier mee en werd een afspraak gemaakt. Eiseres heeft alle relevante bescheiden overgelegd, waaronder het schrijven van 13 oktober 2004. Deze bescheiden zijn gelezen en gekopieerd. Desondanks werd de aanvraag in behandeling genomen. De stelling van verweerder, dat eiseres zich door middel van algemeen toegankelijke voorlichting van de juiste informatie had kunnen voorzien en de dwaling derhalve voor haar eigen rekening en risico zou moeten komen, volgt eiseres dan ook niet. Eiseres had moeten worden gehoord naar aanleiding van haar bezwaarschrift.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.6 Bij schrijven van 13 oktober 2004 is door de Visadienst aan de echtgenoot van eiseres medegedeeld dat ten behoeve van eiseres en haar minderjarige kind in beginsel een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) zal worden verleend indien eiseres hiertoe een aanvraag indient bij de Nederlandse vertegenwoordiging in haar land van herkomst. In deze brief is tevens medegedeeld dat eiseres na haar inreis in Nederland bij het aanmeldcentrum te Rijsbergen een aanvraag moet indienen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 10 september 2004, geldig vanaf 19 oktober 2004, is vervolgens aan eiseres en haar minderjarige kind de gevraagde mvv verleend.
2.7 Op 1 februari 2005 zijn eiseres en haar minderjarige kind Nederland ingereisd. Blijkens het zich in het dossier bevindende afschrift van het paspoort van eiseres en de zich in dat paspoort bevindende mvv, is bij de verlening van de mvv ingevolge artikel 4.26 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) een aantekening als bedoeld in artikel 4.24, eerste lid, onder d, Vb geplaatst, inhoudende dat eiseres zich binnen drie dagen bij de korpschef van haar woonplaats moet melden. Eiseres heeft aangevoerd dat zij zich, conform deze schriftelijk opdracht, heeft gemeld bij de korpschef, in casu bij de Vreemdelingendienst, te Alphen aan den Rijn, waar haar werd medegedeeld dat zij zich moest wenden tot de gemeente Leiden. Eiseres is, blijkens het zich in het dossier bevindende formulier “Afspraken bevestiging”, op 7 februari 2005 bij de gemeente Leiden geweest, waar met haar een afspraak is gemaakt voor 8 maart 2005. Op dit formulier is onder meer aangegeven dat zij het aanvraagformulier moet meenemen. Daarnaast is op dit formulier vermeld dat voor een verblijfsvergunning bepaalde tijd een bedrag van € 715,- aan leges verschuldigd is. Eiseres stelt bij de gemeente alle relevante bescheiden te hebben overgelegd, waaronder de brief van de Visadienst van 13 oktober 2004.
2.8 De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder de afwijzing van het verzoek van eiseres om restitutie van de door haar betaalde leges van € 715,- afdoende heeft gemotiveerd. Deze vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend en betrekt hierbij de volgende feiten en omstandigheden.
2.9 Verweerder heeft aangegeven dat in de brief van de Visadienst van 13 oktober 2004 is vermeld dat eiseres bij het aanmeldcentrum een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd moest indienen. Dit is evenwel onvoldoende om te concluderen dat er in casu geen sprake is van een zodanige situatie dat de betaalde leges niet voor restitutie in aanmerking komen. Naast de in de brief van 13 oktober 2004 neergelegde mededeling, is in het paspoort van eiseres immers een aantekening gesteld waarin haar tevens werd opgedragen zich binnen drie dagen na inreis bij de Vreemdelingendienst in Nederland te melden. Deze melding heeft uiteindelijk geleid tot de opdracht zich tot de gemeente Leiden te wenden. In het door de gemeente Leiden aan eiseres verstrekte formulier “Afspraken bevestiging” is opgenomen dat voor een verblijfsvergunning bepaalde tijd leges van € 715,- zijn verschuldigd. Op het formulier is niet vermeld dat dit betrekking heeft op een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, zodat eiseres hieruit niet had kunnen afleiden dat zij ten onrechte een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had ingediend.
2.10 Eiseres heeft onweersproken gesteld dat zij de brief van de Visadienst van 13 oktober 2004 bij de gemeente Leiden heeft overgelegd, waaruit het voor de medewerkers van de gemeente duidelijk had moeten zijn dat eiseres een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd moest indienen en niet een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en derhalve geen legesbetaling verschuldigd was. De rechtbank acht deze gang van zaken, gelet op het voorgaande, onzorgvuldig.
2.11 Hoewel verweerder op zichzelf bezien eiseres bij brief van 13 oktober 2004 juist heeft voorgelicht, dient de hierboven weergegeven onzorgvuldige informatievoorziening en daarmee het onzorgvuldig handelen van de gemeente Leiden aan verweerder te worden toegerekend, aangezien de gemeenten belast zijn met (een deel van) de uitvoering van de vreemdelingenwetgeving. Nu in het beleid van verweerder uitdrukkelijk de mogelijkheid van restitutie van betaalde leges is opgenomen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in het onderhavige geval de gevraagde restitutie is geweigerd.
2.12 De rechtbank zal het beroep derhalve gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet hierin aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten, zulks met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten zijn op voet van het bepaalde in het bovengenoemde Besluit vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). Uit de gegrondverklaring volgt dat verweerder het betaalde griffierecht ad € 138,- dient te vergoeden.
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit;
3.3 bepaalt dat verweerder binnen zes weken opnieuw op het bezwaarschrift beslist.
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiseres moet voldoen;
3.5 wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht ad € 138,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P. van der Lelie, rechter, en op 30 maart 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van drs. S.R.N. Parlevliet, griffier.
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.