ECLI:NL:RBSGR:2007:BA4378
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening voor Chinese vreemdelingen met asielaanvraag
In deze zaak hebben verzoekers van Chinese afkomst op 22 december 2006 een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening, waarbij zij vroegen om alle rechtsgevolgen van het bestreden besluit op te schorten totdat er een uitspraak in de hoofdzaak zou zijn. De verzoekers, geboren in 1961 en 1998, hebben eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie was afgewezen. Op 20 maart 2007 heeft de staatssecretaris schriftelijk bevestigd dat verzoekers voldoen aan de voorwaarden van het regeerakkoord, wat betekent dat zij niet zullen worden verwijderd terwijl er nadere besluitvorming plaatsvindt. Tijdens de zitting op 27 maart 2007 was de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig, maar de verzoekers zelf zijn niet verschenen.
De voorzieningenrechter overweegt dat, gezien de toezegging van de staatssecretaris dat verzoekers niet zullen worden uitgezet, er geen spoedeisend belang is bij de gevraagde voorlopige voorziening. De verzoekers hebben niet kunnen aantonen dat er andere feiten of omstandigheden zijn die een spoedeisend belang rechtvaardigen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de verzoekers zonder rechtmatig verblijf in Nederland geen spoedeisend belang hebben aangetoond. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, voorzieningenrechter, en op 28 maart 2007 openbaar uitgesproken.
De voorzieningenrechter heeft tevens de staatssecretaris van Justitie veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, die zijn vastgesteld op € 644,-. De Staat der Nederlanden is aangewezen als rechtspersoon die het griffierecht moet vergoeden. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.