ECLI:NL:RBSGR:2007:BA4322
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.P.M. Meskers
- J.W. Bockwinkel
- C.O.W. Dubbelman
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding kosten rechtsbijstand door journalist in strafzaak
Deze beschikking betreft het verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand in de zaak van een journalist van de Telegraaf. Het verzoek heeft betrekking op de periode voorafgaand aan de gijzeling en wrakingsprocedure van de verzoeker. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen. De verzoeker, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], had domicilie gekozen te Amsterdam en was vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. V.L. Koppe. Het verzoek strekte tot het toekennen van een vergoeding uit 's Rijks kas van in totaal € 9747,66, bestaande uit kosten voor rechtsbijstand in een strafrechtelijk onderzoek en kosten van de verzoekschriftprocedure. De rechtbank heeft het verzoekschrift op 27 maart 2007 in raadkamer behandeld, waarbij de verzoeker niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier en de conclusie van de officier van justitie, die tot afwijzing van het verzoek heeft geconcludeerd.
De beoordeling van het verzoek is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die uit het dossier en het verhandelde in raadkamer zijn gebleken. In januari 2006 is tegen de verzoeker een strafrechtelijk onderzoek gestart, waarbij hij op 9 mei 2006 als verdachte is gehoord op verdenking van het openbaar maken van staatsgeheime documenten. De officier van justitie heeft op 9 oktober 2006 aan de raadsman van verzoeker bericht dat de strafzaak tegen verzoeker zal worden geseponeerd. De Telegraaf, de werkgever van verzoeker, had zich bereid verklaard om de kosten van rechtsbijstand te dekken, en de raadsleden hebben hun declaraties bij de Telegraaf ingediend.
De rechtbank oordeelt dat, ingevolge artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, een vergoeding voor schade en kosten van rechtsbijstand alleen kan worden toegekend als de gewezen verdachte daadwerkelijk kosten heeft gemaakt. In deze zaak is er geen bewijs dat verzoeker zelf kosten heeft moeten dragen, en er zijn geen bijzondere feiten of omstandigheden die een vergoedingsplicht voor de Staat rechtvaardigen. Daarom wordt het verzoek om vergoeding van de kosten van de verzoekschriftprocedure eveneens afgewezen. De rechtbank wijst het verzoek af.