ECLI:NL:RBSGR:2007:BA4322

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/754081-06
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding kosten rechtsbijstand door journalist in strafzaak

Deze beschikking betreft het verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand in de zaak van een journalist van de Telegraaf. Het verzoek heeft betrekking op de periode voorafgaand aan de gijzeling en wrakingsprocedure van de verzoeker. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen. De verzoeker, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], had domicilie gekozen te Amsterdam en was vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. V.L. Koppe. Het verzoek strekte tot het toekennen van een vergoeding uit 's Rijks kas van in totaal € 9747,66, bestaande uit kosten voor rechtsbijstand in een strafrechtelijk onderzoek en kosten van de verzoekschriftprocedure. De rechtbank heeft het verzoekschrift op 27 maart 2007 in raadkamer behandeld, waarbij de verzoeker niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier en de conclusie van de officier van justitie, die tot afwijzing van het verzoek heeft geconcludeerd.

De beoordeling van het verzoek is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die uit het dossier en het verhandelde in raadkamer zijn gebleken. In januari 2006 is tegen de verzoeker een strafrechtelijk onderzoek gestart, waarbij hij op 9 mei 2006 als verdachte is gehoord op verdenking van het openbaar maken van staatsgeheime documenten. De officier van justitie heeft op 9 oktober 2006 aan de raadsman van verzoeker bericht dat de strafzaak tegen verzoeker zal worden geseponeerd. De Telegraaf, de werkgever van verzoeker, had zich bereid verklaard om de kosten van rechtsbijstand te dekken, en de raadsleden hebben hun declaraties bij de Telegraaf ingediend.

De rechtbank oordeelt dat, ingevolge artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, een vergoeding voor schade en kosten van rechtsbijstand alleen kan worden toegekend als de gewezen verdachte daadwerkelijk kosten heeft gemaakt. In deze zaak is er geen bewijs dat verzoeker zelf kosten heeft moeten dragen, en er zijn geen bijzondere feiten of omstandigheden die een vergoedingsplicht voor de Staat rechtvaardigen. Daarom wordt het verzoek om vergoeding van de kosten van de verzoekschriftprocedure eveneens afgewezen. De rechtbank wijst het verzoek af.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
parketnummer: 09/754081-06
kenmerk RK: 07/96
Beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage op het verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
te dezer zake domicilie kiezende te Amsterdam,
Keizersgracht 560-562, ten kantore van mr. V.L. Koppe,
ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 10 januari 2007.
Het verzoek
Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding uit 's Rijks kas ten bedrage van in totaal € 9747,66 terzake van:
a. kosten die verzoeker stelt te hebben gemaakt in verband met rechtsbijstand in het kader van een tegen hem ingesteld strafrechtelijk onderzoek (bekend onder parketnummer 09/754082-06) ten bedrage van € 9.207,66, althans ter hoogte van een door de rechtbank in redelijkheid te bepalen bedrag; en
b. kosten van de onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 540,-.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier met bovengenoemd parketnummer.
De rechtbank heeft het verzoekschrift op 27 maart 2007 in raadkamer behandeld.
Verzoeker is - hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen - niet in raadkamer verschenen; wel aanwezig was zijn raadsman, mr. V.L. Koppe, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie heeft in raadkamer geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Beoordeling van het verzoek
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het verzoek uit van de volgende feiten en omstandigheden, zoals die uit de inhoud van het dossier en het verhandelde in raadkamer zijn gebleken.
In januari 2006 is tegen verzoeker een strafrechtelijk onderzoek gestart in het kader waarvan verzoeker op 9 mei 2006 in de zaak bekend onder bovengenoemd parketnummer als verdachte is gehoord op verdenking van het openbaar maken van staatsgeheime documenten. Bij brief van 9 oktober 2006 heeft de officier van justitie aan de raadsman van verzoeker bericht dat verzoeker niet (verder) zal worden vervolgd en dat de strafzaak tegen verzoeker zal worden geseponeerd.
Ten behoeve van de verdediging van verzoeker ten tijde van het strafrechtelijk onderzoek hebben zowel mr. V.L. Koppe als mr. R.S. le Poole werkzaamheden verricht. De Telegraaf, werkgeefster van verzoeker, heeft zich - voordat genoemde raadslieden hun werkzaamheden aanvingen - bereid verklaard om de daaraan verbonden kosten voor haar rekening te nemen. De Telegraaf heeft ten opzichte van verzoeker terzake van deze bereidverklaring geen voorbehoud gemaakt of daaraan op enig moment een voorwaarde verbonden. Genoemde raadslieden hebben terzake van de door hen verrichte werkzaamheden declaraties op naam gesteld van en ingediend bij de Telegraaf. De Telegraaf heeft de declaraties voldaan.
Ingevolge artikel 591a, eerste en tweede lid, Sv wordt, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel, aan de gewezen verdachte uit 's Rijks kas een vergoeding toegekend voor de schade welke hij tengevolge van tijdverzuim door het gerechtelijk vooronderzoek en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.
Bij de in de artikelen 591 en 591a Sv geregelde vergoedingen gaat het, blijkens de wetsgeschiedenis en jurisprudentie, om die kosten en schade, die werkelijk ten laste van de gewezen verdachte zijn gekomen of welke door hem zijn geleden. In de onderhavige zaak is, gelet op de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden, geen sprake van een situatie waarin verzoeker op enigerlei wijze zelf kosten van rechtsbijstand heeft moeten dragen. Nu voorts gesteld noch gebleken is van bijzondere feiten of omstandigheden op grond waarvan - desondanks - een vergoedingsplicht voor de Staat jegens verzoeker zou kunnen worden aangenomen, dient het verzoek te worden afgewezen.
Voor toekenning van een vergoeding voor de kosten van de onderhavige verzoekschriftprocedure acht de rechtbank, in het licht van het voorgaande, evenmin gronden aanwezig.
Beslissing
De rechtbank wijst het verzoek af.
Aldus gedaan te 's-Gravenhage door mrs. H.P.M. Meskers, voorzitter, J.W. Bockwinkel, C.O.W. Dubbelman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Terwel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2007.