RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/650049-06
's-Gravenhage, 20 april 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [land] op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden" Huis van Bewaring te Zoetermeer.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 30 oktober 2006, 10 januari 2007 en 6 april 2007.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Heemskerk, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. A.H. Baggerman heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij gewijzigde dagvaarding onder 1 2e cumulatief/alternatief telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij gewijzigde dagvaarding onder 1 1e cumulatief/alternatief, 2 en 3 telastgelegde - wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Ten aanzien van feit 3 leest de rechtbank in de zevende regel het woord "door" in, nu de steller van de dagvaarding kennelijk het oog heeft gehad op de uitvoeringshandelingen van verdachte en de medeverdachten.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij gewijzigde dagvaarding onder 1 2e cumulatief/alternatief en 2 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank komt op grond van het navolgende tot dat oordeel.
Ten aanzien van feit 1 2e cumulatief is niet komen vast te staan dat verdachte bemoeienis heeft gehad met het aanwerven van [D] in Bulgarije voor de prostitutie.
Ten aanzien van feit 2 is niet komen vast te staan dat verdachte voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van [C] met derden tegen betaling, nu die [C] als getuige op 28 juli 2006 tegenover de politie heeft verklaard die handelingen vrijwillig te hebben verricht, wel geldbedragen aan medeverdachte [AM] heeft gegeven, maar daarvan de werkelijke herkomst verzwegen en het geld dat zij daarmee verdiende altijd voor zichzelf heeft mogen behouden
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de bij de gewijzigde dagvaarding onder 1 1e cumulatief/alternatief en 3 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de door de getuigen [D] en [E], in deze zaak afgelegde verklaringen, overweegt de rechtbank dat deze verklaringen, gezien in onderlinge samenhang met de door andere getuigen in deze zaak afgelegde verklaringen, die wel door de verdediging konden worden getoetst, consistent zijn en veel met elkaar overeenstemmende details bevatten.
Hoewel zulks uit het dossier niet expliciet blijkt, hanteert de rechtbank als uitgangspunt bij de beoordeling van de status van de slachtoffers in deze zaak dat zij allen illegaal in Nederland verbleven. De rechtbank komt tot deze vaststelling gelet op deels het terug naar Bulgarije sturen van deze slachtoffers het deels wijzen op de zogenaamde B-9 status.
Door hun illegale status in Nederland werd de kwetsbaarheid van de positie van de slachtoffers vergroot.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van medeplegen van mensenhandel. Er was sprake van een duidelijke taakverdeling tussen verdachte en zijn mededaders. Verdachte begeleidde [D] en [E] naar de bar en de woning van klanten als zij als prostituee werkten en haalde ze daar weer op. Hij maakte afspraken met hun klanten, onderhandelde over de prijzen en nam het geld dat voornoemde vrouwen met de prostitutie verdienden in ontvangst. Voorts fungeerde hij als tolk. Zijn mededaders hielden zich o.m. bezig met het werven van de vrouwen als prostituee en het voorzien van onderdak. Onder voornoemde omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders, dat verdachte als medepleger van mensenhandel moet worden aangemerkt.
De rechtbank merkt op dat zij ten aanzien van de slachtoffers [D] en [E] telkens een kortere periode bewezen verklaart vallend binnen de telastgelegde periode, te weten:
Ten aanzien van [D] de periode van 1 maart 2005 tot en met 11 juli 2006;
Ten aanzien van [E] de periode van 13 juni 2006 tot en met 6 juli 2006.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Hierbij wordt in het bijzonder nog het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders gedurende ruim drie maanden schuldig gemaakt aan mensenhandel. In min of meer georganiseerd verband lieten zij vrouwen in de prostitutie werken. Hierbij zijn de vrouwen op allerlei manieren onder druk gezet waarbij geweld niet werd geschuwd en moesten zij alle opbrengsten uit de prostitutie aan verdachte en zijn mededaders afstaan. Verdachte was betrokken bij de prostitutie van één vrouw en een doofstom meisje van vijftien jaar. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij dit gehandicapte meisje heeft gezegd dat zij haar klanten niet mocht vertellen dat zij vijftien jaar was en dat zij moest vertellen dat zij achttien jaar was.
Door aldus te handelen heeft verdachte de vrouwen ernstige schade aan de lichamelijke en geestelijke integriteit toegebracht en hun persoonlijke vrijheid ernstig geschaad. Verdachte heeft zijn persoonlijk gewin daarbij uitdrukkelijk gesteld boven de vrijheid van zijn slachtoffers. De rechtbank is van oordeel dat deze vorm van mensenhandel reeds uit het oogpunt van generale preventie fors bestraft moet worden.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat na te melden gevangenisstraf passend en geboden is.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 57, 273a (oud) en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1 2e cumulatief/alternatief en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1 1e cumulatief/alternatief en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
MEDEPLEGEN VAN MENSENHANDEL, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 12 juli 2006,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 14 juli 2006;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. De Graaff, voorzitter,
Honée en Lely, rechters,
in tegenwoordigheid van Ligthart, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 april 2007.
Mr. Lely is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.