ECLI:NL:RBSGR:2007:BA3362
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake beëindiging bijstandsuitkering
In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiser, wonende te [gemeente A], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag over de beëindiging van zijn bijstandsuitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). De rechtbank heeft op 5 april 2007 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij eiser een beroepschrift had ingediend tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. Dit beroepschrift was echter pas negen maanden na het verstrijken van de beslistermijn ingediend, wat de rechtbank aanleiding gaf om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 6:12, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. De termijn waarbinnen op het bezwaar moest worden beslist was in dit geval ten minste tien weken na de brief van 10 februari 2005. De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het indienen van het beroep al lang was verstreken, en dat een termijn van vijf tot zes maanden als redelijk wordt beschouwd volgens de jurisprudentie.
Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn bijstandsuitkering, maar de rechtbank oordeelt dat de brieven van eiser niet als bezwaarschriften kunnen worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.