ECLI:NL:RBSGR:2007:BA3247
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opheffing vreemdelingenbewaring en schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 12 april 2007 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de opheffing van de vreemdelingenbewaring van eiseres en de gevorderde schadevergoeding. Eiseres had op 19 maart 2007 een beroepschrift ingediend tegen het voortduren van haar bewaring, nadat de rechtbank op 8 maart 2007 het beroep tegen de bewaring ongegrond had verklaard. De voorzieningenrechter had op 15 maart 2007 het beroep van eiseres tegen de ongegrondverklaring van haar bezwaar tegen haar ongewenstverklaring gegrond verklaard, en de gedwongen uitzetting van eiseres verboden totdat opnieuw op het bezwaar was beslist. De rechtbank oordeelde dat er tot aan de opheffing van de bewaring zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn heeft bestaan. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet direct na de uitspraak van de voorzieningenrechter hoefde te concluderen dat uitzetting niet mogelijk was. De opheffing van de bewaring vond plaats op 30 maart 2007, twee dagen na de beschikking van de kinderrechter, die had bepaald dat eiseres een band met haar zoon moest opbouwen voordat zij naar Colombia kon uitreizen. De rechtbank oordeelde dat er geen grond was voor schadevergoeding, omdat verweerder voldoende voortvarend had gehandeld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, maar veroordeelde verweerder wel in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 644,-.