ECLI:NL:RBSGR:2007:BA3242
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onvoldoende voortvarendheid bij vreemdelingenbewaring en schadevergoeding
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 26 maart 2007, gaat het om de voortzetting van de vreemdelingenbewaring van eiser, die op 8 maart 2007 een beroepschrift indiende tegen het voortduren van zijn bewaring. De rechtbank oordeelt dat de periode van 28 dagen tussen de verzending van de laissez-passer aanvraag door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) naar de Indiase autoriteiten onredelijk lang is, tenzij bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die niet voor risico van verweerder komen. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken die de vertraging rechtvaardigen. De stelling van verweerder dat de vertraging te wijten is aan de overgang van de Unit Facilitering Terugkeer naar de DT&V wordt door de rechtbank niet als een bijzondere omstandigheid erkend.
De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld en dat de maatregel van bewaring opgeheven dient te worden. Eiser heeft recht op schadevergoeding voor de periode dat hij onterecht in bewaring is gehouden. De rechtbank kent eiser een schadevergoeding toe van € 770,00, gebaseerd op het normbedrag voor detentie. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 322,- worden vastgesteld. De uitspraak wordt gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, en P.B. Nelisse, griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 maart 2007.