ECLI:NL:RBSGR:2007:BA2414
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de VUT-uitkering in relatie tot de Werkloosheidswet
In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiser, die een uitkering ontvangt op grond van de Werkloosheidswet (WW), en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser ontvangt daarnaast ook een VUT-uitkering. Het UWV heeft aan eiser meegedeeld dat zijn VUT-uitkering in mindering wordt gebracht op zijn WW-uitkering, waardoor hij geen recht heeft op een WW-uitkering. Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 26 maart 2007 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht de VUT-uitkering van eiser in mindering heeft gebracht op de WW-uitkering. De rechtbank verwijst naar artikel 34 van de WW, waarin is bepaald dat inkomsten wegens ouderdomspensioen geheel in mindering worden gebracht op de WW-uitkering. De rechtbank stelt vast dat de VUT-uitkering van eiser moet worden aangemerkt als een uitkering die gelijkgesteld kan worden met een ouderdomspensioen, zoals bedoeld in de WW.
De rechtbank overweegt verder dat de VUT-regeling, gezien het karakter van de uitkering, voldoet aan de voorwaarden die zijn gesteld in de regeling Gelijkstelling van uitkeringen met ouderdomspensioen. Eiser heeft geen argumenten aangedragen die de rechtbank zouden kunnen overtuigen van het tegendeel. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is en dat het UWV de beslissing om de VUT-uitkering in mindering te brengen op de WW-uitkering terecht heeft gehandhaafd.
De rechtbank wijst erop dat tegen deze uitspraak binnen zes weken hoger beroep kan worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. W. Goederee.