Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer, enkelvoudig
Nevenzittingsplaats Rotterdam
Reg.nr : AWB 07/8459
V-nummer: [v-nummer]
Inzake: [eiseres] , eiseres,
gemachtigde mr. M. van Olffen, advocaat te Leiderdorp,
tegen: de Minister van Justitie, voorheen de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
gemachtigde mr. T.S. van Dijk.
I Procesverloop
1 Eiseres heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] 1970 en de Chinese nationaliteit te bezitten.
2 Op 23 februari 2007 is beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 22 februari 2007 waarbij eiseres op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) de maatregel van bewaring is opgelegd.
3 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 8 maart 2006. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig G.S. Nie, tolk Mandarijn.
II Overwegingen
1 Ingevolge artikel 94, vierde lid, van de Vw 2000 staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
2 Gemachtigde van eiseres heeft aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting bestaat omdat de Chinese autoriteiten niet meewerken aan uitzetting. Gemachtigde baseert deze stelling op zijn ervaring dat geen enkele Chinese cliënt van hem vorig jaar is uitgezet. Gemachtigde vraagt aan verweerder statistieken te overleggen, waaruit blijkt hoeveel laissez-passers door de Chinese autoriteiten worden afgegeven aangezien het algemeen bekend is dat de afgifte van laissez-passers door voornoemde autoriteiten zeer moeizaam verloopt. Gelet op de ter zitting aangegeven cijfers bestaat geen zicht op uitzetting aangezien eiseres niet beschikt over een identiteitsdocument.
3 Namens verweerder is aangevoerd dat er zicht op uitzetting is. Voor het kunnen verrichten van onderzoek door de Chinese autoriteiten is het belangrijk dat de informatie volledig en juist wordt gegeven, met name het identificatienummer is belangrijk. Als er documenten worden overlegd, dan wel eiseres volledige en juiste persoonsgegevens verstrekt, kan niet gezegd worden dat zicht op uitzetting ontbreekt. Verweerder heeft aangegeven dat er in 2006 1304 laissez-passer aanvragen liepen en dat er sinds april 2006 vijftien laissez-passers zijn verstrekt. In elf van de vijftien zaken was er een origineel paspoort, dan wel een kopie hiervan - al dan niet verlopen - voorhanden, in één zaak was er een identiteitsdocument en in twee zaken was er al eerder een laissez-passer afgegeven. In één zaak beschikte verweerder niet over nadere informatie.
4 De rechtbank overweegt het volgende.
4.1 Onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 16 februari 2007 (LJN: AZ8917) stelt de rechtbank ten aanzien van de afgifte van laissez-passers door de Chinese autoriteiten het volgende vast. Door verweerder is aangegeven dat in 2005 ongeveer 300 laissez-passers door de Chinese autoriteiten zijn verstrekt. In 2006 zijn - ten opzichte van een aantal lopende aanvragen van 1304 – slechts 37 laissez-passer aanvragen gehonoreerd. Van die 37 laissez-passers zijn 15 laissez-passers nà april 2006 verstrekt. In 11 van de 15 zaken was er een origineel paspoort, dan wel een kopie voorhanden, in één zaak was er een identiteitsdocument en in twee zaken was er al eerder een laissez-passer afgegeven. In één zaak beschikte verweerder niet over nadere informatie. Verweerder heeft niet aangegeven waardoor deze daling in afgifte van laissez-passers veroorzaakt is. Verweerder heeft wel benadrukt dat indien volledige en juiste persoonsgegevens worden verstrekt niet gezegd kan worden dat zicht op uitzetting ontbreekt
4.2 De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat indien volledige en juiste persoonsgegevens worden verstrekt dit leidt tot de afgifte van een laissez-passer niet. De rechtbank stelt vast dat uit de door verweerder over 2006, en dan met name na april 2006, gepresenteerde cijfers blijkt dat enkel indien de vreemdeling beschikt over een (kopie) van een identiteitsdocument, dan wel eerder een laissez-passer is verstrekt, afgifte van een laissez-passer door de Chinese autoriteiten in de rede ligt. Nu eiseres niet beschikt over enige documenten en er voor eiseres niet eerder een laissez-passer is afgegeven, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt dat in de onderhavige zaak sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn.
4.3 De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat voortzetting van de maatregel van bewaring met ingang van heden in strijd is met de Vw 2000 en bij afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
4.4 Het beroep is derhalve gegrond en de maatregel dient te worden opgeheven met ingang van 15 maart 2007.
4.5 De rechtbank ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,-- en wegingsfactor 1.) Aangezien ten behoeve van eiseres een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
III Beslissing
De rechtbank ’s-Gravenhage:
1 verklaart het beroep gegrond;
2 beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 15 maart 2007;
3 veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier dient te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. E.A. Poppe-Gielesen, rechter, en in het openbaar uitgesproken op
15 maart 2007 in tegenwoordigheid van mr. M. Hoebergen, griffier.
Rechtsmiddel
Krachtens artikel 95 van de Vw 2000 staat tegen deze uitspraak hoger beroep open. Ingevolge artikel 84, aanhef en onder d, van de Vw 2000 staat geen afzonderlijk hoger beroep open tegen de beslissing op het verzoek om schadevergoeding. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is één week na verzending van de uitspraak. Bij het beroep¬schrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, hoger beroep vreemdelingen¬zaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Voor informatie over de wijze van indienen van het hoger beroep kunt u www.raadvanstate.nl raadplegen.