ECLI:NL:RBSGR:2007:BA2024

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/6234
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding en ontbinding van overeenkomst onder bedreiging

In deze zaak vordert de eiseres, een besloten vennootschap die mobiele telefoondiensten aanbiedt, betaling van een bedrag van € 1.003,63 van de gedaagde, die een zwakbegaafde man is. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst voor een mobiele telefoonaansluiting die op 27 oktober 2005 tot stand is gekomen. De gedaagde heeft de facturen van de eiseres onbetaald gelaten en stelt dat hij de overeenkomst onder bedreiging heeft afgesloten. De eiseres heeft de gedaagde in gebreke gesteld en vordert nu betaling van de openstaande bedragen, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten.

De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat hij de overeenkomst niet kan nakomen omdat deze onder dwang is gesloten. Hij heeft aangifte gedaan van afpersing en zijn vader heeft de eiseres geïnformeerd over de zwakbegaafdheid van de gedaagde. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde onvoldoende feiten heeft aangevoerd om de bedreiging te onderbouwen, en dat de eiseres niet op de hoogte kon zijn van de bedreigende omstandigheden. De kantonrechter wijst de vordering van de eiseres gedeeltelijk toe, waarbij de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen, maar de gevorderde schadevergoeding voor het vroegtijdig beëindigen van de overeenkomst wordt afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

De kantonrechter compenseert de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. Het vonnis is uitgesproken op 25 januari 2007 door mr. P. van der Kolk-Nunes, kantonrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie Delft
ES
Rolnr. 06/6234
25 januari 2007
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap [telefoonbedrijf] B.V.,
gevestigd te [A.],
eisende partij,
gemachtigde: Van Mastrigt & Partners, gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [B.],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. C.H. Remmelink.
Partijen worden aangeduid als [eiseres] en [gedaagde].
Procedure:
- de dagvaarding van 18 augustus 2006;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek, met producties;
- de akte uitlaten producties aan de zijde van [eiseres].
1. Feiten
De kantonrechter gaat uit van de navolgende feiten.
1.1 Op 27 oktober 2005 is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen voor de duur van 24 maanden ter zake van een mobiele telefoonaansluiting met nummer [06-00000000], met klantnummer [........], uit hoofde waarvan [gedaagde] telefoondiensten ter beschikking is gesteld.
1.2 Op de overeenkomst zijn de door [eiseres] gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing verklaard.
1.3 De aan [gedaagde] verstuurde facturen dienden conform de voorwaarden binnen 30 dagen na de factuurdatum te zijn voldaan.
1.4 De factuur van 9 december 2005, nummer [00000844] ten bedrage van € 354,37, de factuur van 6 januari 2006, nummer [0000748] ten bedrag van € 21,-- en de factuur van 8 februari 2006, nummer [0000846], ten bedrage van € 425,03 heeft [gedaagde] onbetaald gelaten.
1.5 Op 30 november 2005 heeft [gedaagde] in het bijzijn van zijn ouders aangifte bij de politie gedaan van afpersing cq. bedreiging.
1.6 Bij brief van 6 januari 2006 heeft de vader van [gedaagde] [eiseres] medegedeeld dat [gedaagde] een zwakbegaafde man is en dat [gedaagde] slachtoffer is geworden van chantage/afpersing. Hij heeft verzocht de abonnementen, waaronder de onder 1.1. genoemde overeenkomst te blokkeren en nietig te verklaren.
2. Vordering
[eiseres] vordert dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] zal worden veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag ad € 1.003,63, met de contractuele rente ad 1,00 % per maand over € 800,50 vanaf 18 augustus 2006 tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
[eiseres] legt aan de vordering voormelde vaststaande feiten ten grondslag alsmede de navolgende stellingen.
2.1 Kort na het schrijven van 6 januari 2006 is de overeenkomst beëindigd. Conform artikel 12.1 van de algemene voorwaarden is de schade voor [eiseres], te weten de kosten van de resterende looptijd van de overeenkomst, door [gedaagde] verschuldigd. Deze kosten zijn bij hem in rekening gebracht in de factuur van 8 februari 2006. De factuur van 6 januari 2006 ad € 17,65 te vermeerderen met BTW ziet op abonnementskosten over de maand januari 2006. In de facturen in de maand januari 2006 en daarna zijn geen gebruikskosten opgenomen.
2.2 Omdat de facturen als vermeld onder 1.4 ondanks sommaties onbetaald bleven, zag [eiseres] zich genoodzaakt haar vordering uit handen te geven. De door haar incassogemachtigde verrichte werkzaamheden hebben bestaan uit het meerdere malen sommeren van [gedaagde], het doen voeren van onderhandelingen, het voeren van correspondentie, in ieder geval werkzaamheden die anders zijn dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak. De buitengerechtelijke kosten ad € 150,-- dienen op grond van de algemene voorwaarden voor rekening van [gedaagde] te komen.
2.3 Door het niet tijdig betalen van voornoemde facturen is [gedaagde] aan [eiseres] de contractuele rente ad 1% per maand verschuldigd geworden telkens vanaf 30 dagen na de factuurdatum, tot en met 15 augustus 2006 een bedrag van € 53,13.
3. Verweer
[gedaagde] voert verweer en concludeert primair [eiseres] in haar vordering niet ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen, zulks met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding en subsidiair de vordering van [eiseres] toe te wijzen tot een bedrag van € 375,47, met de rente vanaf de dag van de dagvaarding en de vordering voor het overige af te wijzen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure. Hij stelt daartoe het navolgende.
3.1 [eiseres] heeft geen verweer opgenomen in de dagvaarding hetgeen moet leiden tot de nietigheid van de dagvaarding.
3.2 [gedaagde] is een zwakbegaafde man van 24 jaar. Vanaf september 2005 is [gedaagde] in aanraking gekomen met personen die misbruik maakten van het feit dat hij zwakbegaafd is, waardoor hij onder druk overeenkomsten heeft afgesloten bij onder andere [eiseres]. [gedaagde] werd door deze personen meegenomen naar de winkel om een contract af te sluiten. Omdat [gedaagde] had vernomen dat deze personen pistolen hadden en zijn broertje door hen bedreigd was, voelde [gedaagde] zich bedreigd en heeft daarom meegewerkt aan het ondertekenen van het contract. Omdat de overeenkomst is aangegaan onder bedreiging, dient de overeenkomst met [eiseres] te worden vernietigd op grond van artikel 3:44 BW.
3.3 De door [eiseres] gestelde schade ad € 425,03 over de periode na de brief van 6 januari 2006 (het verzoek tot blokkeren van het telefoonnummer) is mede het gevolg van omstandigheden die aan [eiseres] kunnen worden toegerekend. Op grond van 6:101 BW dient deze schade voor rekening van [eiseres] te komen. Deze schade is bovendien niet nader onderbouwd.
3.4 De enige actie van de gemachtigde van [eiseres] is geweest het schrijven van sommatiebrieven. Deze werkzaamheden rechtvaardigen niet de gevorderde buitengerechtelijke kosten. Ook is op het schrijven van de vader van [gedaagde] geen reactie van [eiseres] of haar gemachtigde gekomen anders dan aanmaningen. Deze kosten zijn bovendien onredelijk hoog, nu deze mede zijn gebaseerd op schade die voor rekening van [eiseres] dient te blijven.
3.5 Als wettelijke rente wordt toegewezen, dient deze te worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding.
3.6 Bij dupliek stelt [gedaagde] dat zijn wil overeenkomstig artikel 3:34 BW ontbrak ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met [eiseres].
4. Beoordeling
4.1 Op het ontbreken van het verweer van [gedaagde] als opgenomen in artikel 111 lid 3 Rv staat blijkens artikel 120 lid 4 Rv niet de nietigheid van de dagvaarding voorgeschreven, zodat dit verweer dient te worden gepasseerd. De kantonrechter is wel van oordeel, dat [eiseres] in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 111 lid 3 Rv. Immers, alle gevoerde verweren dienen te worden vermeld; ook een verweer dat in de ogen van (de gemachtigde van) [eiseres] niet relevant is. Dit niet volledig en naar behoren verstrekken van gegevens dient in casu te leiden tot een beperking van de toe te kennen proceskosten.
4.2 [eiseres] heeft bij repliek aangevoerd dat zij gerechtvaardig mocht vertrouwen dat [gedaagde] een op zijn wil gerichte verklaring heeft afgelegd, nu hij zelf naar de betreffende [eiseres] vestiging is gekomen en zijn bankpas en ID heeft overgelegd. [gedaagde] heeft voorts na het sluiten van de overeenkomst betalingen gedaan die niet zijn gestorneerd, waaruit naar de mening van [eiseres] volgt dat hij de overeenkomst gestand houdt. Dit laatste is ook niet weersproken door [gedaagde].
4.3 Naar het oordeel van de kantonrechter kan de omstandigheid dat de overeenkomst onder bedreiging is afgesloten niet met recht worden tegengeworpen aan [eiseres], nu [gedaagde] - zoals ook door [eiseres] is betoogd - op grond van artikel 3:44 lid 5 BW jegens [eiseres] geen rechtsgeldig beroep kan doen op het bestaan van de bedreiging nu geen feiten en of omstandigheden zijn gesteld of gebleken op grond waarvan [eiseres] reden had het bestaan van deze bedreiging te veronderstellen.
4.4 Het eerst bij dupliek aangevoerde verweer dat een met de verklaring overeenstemmende wil ontbrak bij [gedaagde] omdat hij zwak begaafd is, is tardief aangevoerd en aan dit verweer zal dan ook voorbij worden gegaan. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] haar stelling overigens niet voldoende heeft onderbouwd. De enkele onderbouwde stelling dat [gedaagde] zwakbegaafd is, brengt niet - zonder meer - met zich dat zijn wil ontbrak bij het aangaan van de door hem met [eiseres] gesloten overeenkomst. Bovendien is niet gebleken dat [eiseres] had moeten begrijpen dat de verklaring van [gedaagde] dat hij een abonnement wilde afsluiten niet met zijn wil overeenstemde.
4.5 Nu voorts geen rechtens relevant verweer is aangevoerd, dient [gedaagde] op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst in ieder geval de gespreks- en abonnementskosten te voldoen tot het moment dat deze overeenkomst rechtsgeldig is beëindigd, dat wil zeggen kort na 6 januari 2006. De facturen van 9 december 2005 en 6 januari 2006 ten bedrage van € 354,47 en € 21,-- komen derhalve voor rekening van [gedaagde].
4.6 [eiseres] vordert voorts schade als vermeld in de factuur van 8 februari 2006. Zij stelt die te hebben geleden als gevolg van het vroegtijdig beëindigen van de overeenkomst. Gezien de gemotiveerde betwisting van deze kosten door [gedaagde] en het ontbreken van een nadere onderbouwing van deze kosten van de zijde van [eiseres], dienen deze kosten als onvoldoende onderbouwd te worden afgewezen.
4.7 [gedaagde] heeft in zijn conclusie van antwoord de mede gevorderde buitengerechtelijke kosten gemotiveerd weersproken. Eiser heeft haar vordering in haar conclusie van repliek op dit punt enkel onderbouwd met het overleggen van een viertal standaard aanmaningsbrieven, bijgevoegd als producties. Nu een nadere onderbouwing op dit punt ontbreekt, ziet de kantonrechter aanleiding deze kosten als onvoldoende onderbouwd af te wijzen omdat niet is gebleken dat de verrichtingen van de gemachtigde meer hebben ingehouden dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak.
4.8 Nu [gedaagde] een tweetal facturen te laat heeft betaald is hij daarover de wettelijke rente verschuldigd vanaf 30 dagen na de factuurdatum. De kantonrechter ziet geen aanleiding de rente eerst vanaf de dag van de dagvaarding toe te wijzen. Los van de enkele stelling heeft [gedaagde] geen feiten en of omstandigheden gesteld op grond waarvan dit anders zou zijn.
4.9 Nu beide partijen deels in het ongelijk gesteld worden, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren op na te melden wijze.
4.10 Op hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd gaat de kantonrechter niet nader in, nu een inhoudelijke behandeling daarvan niet tot een andere beslissing zal leiden.
Beslissing
De kantonrechter:
1. veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag ad € 376,37, met de contractuele rente ad 1% per maand over € 354,47 en € 21,-- telkens vanaf de dag van verzuim tot de dag der algehele voldoening;
2. compenseert de kosten van deze procedure zo, dat beide partijen de eigen kosten zullen dragen;
3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. van der Kolk-Nunes, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting d.d. 25 januari 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.