ECLI:NL:RBSGR:2007:BA1870

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05-9029 WIK
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wwik-uitkering door gemeente Den Haag na advies Kunstenaars & Co

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag tot toekenning van een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen kunstenaars (Wwik) door de gemeente Den Haag. Eiseres, een kunstenaar, had op 4 januari 2005 een aanvraag ingediend voor een Wwik-uitkering. De gemeente heeft Kunstenaars & Co gevraagd om advies over de beroepsmatigheid van eiseres. In hun advies concludeerde Kunstenaars & Co dat eiseres in 2004 onvoldoende activiteiten had ontplooid om als beroepsmatig kunstenaar te worden aangemerkt. Dit advies werd door de gemeente overgenomen, wat leidde tot de afwijzing van de aanvraag.

De rechtbank 's-Gravenhage heeft het beroep van eiseres tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de adviserende instelling zes ijkpunten had gehanteerd bij het onderzoek naar de beroepsmatigheid van eiseres, en dat deze ijkpunten in lijn waren met de criteria die in de Memorie van Toelichting van de Wwik zijn genoemd. Eiseres betoogde dat het besluit in strijd was met het legaliteitsbeginsel, maar de rechtbank oordeelde dat de criteria die Kunstenaars & Co hanteerde voldoende waren en dat eiseres niet had aangetoond dat het advies onjuist of onzorgvuldig was.

De rechtbank concludeerde dat de gemeente de aanvraag tot toekenning van de Wwik-uitkering terecht had afgewezen, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiseres had ook aangevoerd dat de motivering van het besluit innerlijk tegenstrijdig was, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 maart 2007, en eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
tweede afdeling, meervoudige kamer
Reg. nr. AWB 05/9029 WIK
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[eiseres], wonende te [gemeente A], eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 20 april 2005 heeft verweerder geweigerd een uitkering krachtens de Wet werk en inkomen kunstenaars (Wwik) toe te kennen.
Bij besluit van 17 november 2005, verzonden op 24 november 2005, heeft verweerder het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 13 december 2005 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 27 september 2006 door de enkelvoudige kamer van de rechtbank ter zitting behandeld, waarna de zaak is verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank.
De zaak is op 23 januari 2007 door de meervoudige kamer van de rechtbank ter zitting behandeld.
Eiseres is beide zittingen in persoon verschenen, vergezeld van haar gemachtigde mr. M. Schuckink Kool, advocaat te 's-Gravenhage. Namens verweerder is op de zitting van 23 januari 2007 verschenen mr. F. Darwish - Willeboordse.
Motivering
Eiseres heeft op 4 januari 2005 een aanvraag tot toekenning van een Wwik-uitkering ingediend. Verweerder heeft in verband met deze aanvraag aan Kunstenaars & Co verzocht een advies uit te brengen als bedoeld in artikel 35, aanhef en onder a, van de Wwik. In het voorjaar van 2005 heeft Kunstenaars & Co haar advies uitgebracht aan verweerder. In dit advies heeft Kunstenaars & Co aangegeven dat eiseres over het jaar 2004, zijnde 12 kalendermaanden voorafgaande aan de aanvraag d.d. 4 januari 2005, weliswaar heeft voldaan aan de bruto-inkomenseis, maar dat zij over deze periode niet beroepsmatig als kunstenaar aangemerkt kan worden in de zin van de Wwik, omdat zij in 2004 te weinig activiteiten heeft ontplooid die getuigen van inspanning om de beroepspraktijk als kunstenaar verder op te bouwen en te leiden naar een potentieel zelfstandige beroepspraktijk.
Verweerder heeft dit advies overgenomen en de aanvraag tot toekenning van een uitkering afgewezen.
Eiseres heeft betoogd dat voor zover het besluit van verweerder is gebaseerd op de stelling dat eiseres niet aan de beroepsmatigheidstoets heeft voldaan, dit besluit in strijd is met het legaliteitsbeginsel, nu niet duidelijk is aan welke voorwaarden wordt getoetst om te bezien of iemand als beroepsmatig kunstenaar wordt aangemerkt. Eiseres heeft voorts gesteld dat op basis van de Wwik niet kan worden verondersteld dat de inhoud van deze voorwaarden ter vrije beoordeling aan het uitvoerings- of adviesorgaan zijn overgelaten.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder e, van de Wwik wordt onder kunstenaar verstaan degene die hier te lande werkzaam is in een beroep of bedrijf in een al dan niet gemengde beroepspraktijk ter uitoefening van de scheppende, uitvoerende of toegepaste kunst.
Artikel 8, aanhef en onder b van de Wwik bepaalt dat een kunstenaar recht heeft op een uitkering indien hij gedurende een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen periode als kunstenaar werkzaam is geweest volgens bij die algemene maatregel van bestuur te bepalen voorwaarden en in die periode met die werkzaamheden een bij die algemene maatregel van bestuur te bepalen bruto-inkomen heeft verworven.
In het Uitvoeringsbesluit Wwik (Uitvoeringsbesluit) is invulling gegeven aan onder andere artikel 8, aanhef en onder b, van de Wwik. Artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit bepaalt dat de periode als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder b, van de Wwik 12 kalendermaanden bedraagt. Voorts bepaalt artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit dat het bruto-inkomen als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder b, van de Wwik € 1.200,- bedraagt.
Op 1 januari 2005 is de Wwik in werking getreden. Blijkens de Memorie van Toelichting heeft de wetgever geen aanleiding gezien om de beginselen die ten grondslag liggen aan de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (de voorloper van de Wwik) te wijzigen. Een kunstenaar heeft onder bepaalde voorwaarden recht op een uitkering. Eén van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan is dat degene die een uitkering aanvraagt als beroepsmatig kunstenaar actief is. Blijkens de Memorie van Toelichting dienen de beoordelingscriteria voor en de systematiek van de beroepsmatigheidstoets nader te worden uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur. In de Memorie van Toelichting is bij de toelichting op de begripsbepalingen aangegeven dat de kwalificatie of iemand in beroep of bedrijf als kunstenaar actief is door de individuele feitelijke omstandigheden geschraagd moet worden. Door de wetgever worden de volgende omstandigheden genoemd die daarbij van belang kunnen zijn: outillage, gerealiseerde kunstproducties, presentaties, een zekere bestendigheid en een zeker inkomen.
Bij de totstandkoming van het Uitvoeringsbesluit heeft de Minister - zo volgt uit de Nota van Toelichting - laten weten dat het kabinet ervan heeft afgezien criteria op te nemen waaraan de beroepsmatigheid van een kunstenaar moet worden getoetst. Opname van dergelijke criteria zou volgens de Minister het risico van bureaucratisering en regulering met zich brengen, hetgeen niet zou opwegen tegen een geringe toename van rechtszekerheid.
De rechtbank stelt vast dat anders dan de formele wetgever heeft beoogd bij de totstandkoming van de Wwik, de beoordelingscriteria voor en de systematiek van de beroepsmatigheidstoets niet nader zijn uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur. Dat betekent echter niet dat het bestreden besluit in strijd is met het legaliteitsbeginsel. Bij beantwoording van de vraag of van strijd met dat beginsel sprake is, is van belang welke criteria het adviesorgaan dat op grond van artikel 35 van de Wwik is aangewezen, hanteert en in hoeverre die criteria overeenkomen met de in de Memorie van Toelichting genoemde omstandigheden alsmede in hoeverre die criteria bij degene die de aanvraag heeft gedaan bekend waren.
In het onderhavige geval heeft de adviserende instelling Kunstenaars & Co zes ijkpunten gehanteerd bij het onderzoek naar de beroepsmatigheid van eiseres. Deze ijkpunten zijn ook vermeld op het vragenformulier dat aan eiseres is voorgelegd in het kader van dit onderzoek. Behalve het ijkpunt 'opleiding' zijn de ijkpunten nagenoeg dezelfde als de in de Memorie van
Toelichting genoemde omstandigheden (outillage, gerealiseerde kunstproducties, presentaties, een zekere bestendigheid en een zeker inkomen) die volgens de formele wetgever van belang zijn bij beantwoording van de vraag of iemand in bedrijf of beroep als kunstenaar actief is. Gelet hierop kan in het onderhavige geval niet met succes worden betoogd dat het bestreden besluit in strijd is met het legaliteitsbeginsel.
Voorts heeft eiseres aangevoerd dat in het advies van Kunstenaars & Co te weinig waarde is gehecht aan de publicitaire activiteiten die door eiseres zijn ontplooid. Hierbij heeft eiseres gewezen op de presentatie van haar werk bij Pulchri Studio, de activiteiten in het kader van het zogenaamde Bernouilliproject en haar website. Voorts heeft Kunstenaars & Co ten onrechte geen rekening gehouden met haar arbeidsongeschiktheid gedurende enkele maanden in 2004.
Uit het advies van Kunstenaars & Co blijkt dat zij met genoemde activiteiten en de website bekend was. Kunstenaars & Co heeft echter geconcludeerd dat deze activiteiten niet voldoende zijn voor een positieve beantwoording van de vraag of eiseres beroepsmatig als kunstenaar actief is. Eiseres heeft niet aangetoond dat die conclusie van Kunstenaar & Co onjuist is.
Met betrekking tot de bepleite arbeidsongeschiktheid overweegt de rechtbank dat eiseres de periode van arbeidsongeschiktheid niet bij de aanvraag of op het formulier voor de beroepsmatigheidstoets heeft vermeld. Het had op haar weg gelegen melding te maken van deze ongeschiktheid en de effecten die het volgens haar heeft gehad op haar activiteiten als beroepsmatig kunstenaar. Nu ook thans een medische onderbouwing van de geclaimde arbeidsongeschiktheid in het jaar 2004 grotendeels ontbreekt - de in beroep overgelegde medische verklaring betreft januari 2004 - kan niet met vrucht gesteld worden dat de conclusie van Kunstenaars & Co op onvolledige gegevens is gebaseerd en dus niet kan worden gebruikt.
Gelet op het voorgaande heeft eiseres niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat het advies op onjuiste gegevens is gebaseerd dan wel onzorgvuldig tot stand is gekomen. Verweerder heeft zijn besluit tot afwijzing van de aanvraag dan ook mogen baseren op dit advies.
Ten aanzien van het bestreden besluit heeft eiseres nog opgemerkt dat de motivering hiervan innerlijk tegenstrijdig is, aangezien vermeld wordt dat uit hetgeen door eiseres naar voren is gebracht blijkt dat zij zowel aan de inkomens- als beroepsmatigheidstoets voldoet en vervolgens uit het uiteindelijke besluit het tegenovergestelde blijkt.
Hieromtrent overweegt de rechtbank dat de gewraakte passage door verweerder is geplaatst onder het kopje 'Kern van het bezwaar'. Verweerder heeft daar klaarblijkelijk het standpunt van eiseres weergegeven. Deze weergave is dan ook niet aan te merken als motivering van het uiteindelijk genomen besluit. Van innerlijke tegenstrijdigheid is dan ook geen sprake.
Verweerder heeft de aanvraag tot toekenning van een Wwik-uitkering terecht afgewezen.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mrs. M. Munsterman, C.J. Waterbolk, C.F. de Lemos Benvindo en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2007, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Koppe.