Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 94 en artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 07/6048
V-nr.: [nummer]
inzake: [eiser], geboren op [geboortedatum] 1977, van (gestelde) Gambiaanse nationaliteit, verblijvende in het Cellencomplex te Schiphol-Oost, eiser,
gemachtigde: mr. S.Y.M. Metselaar-Hou, advocaat te Hoofddorp,
tegen: de Minister van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. A.H. Kras, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1.1 Op 23 januari 2007 is eiser op grond van artikel 3 van de Vw 2000 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van eiser is op dezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 toegepast.
1.2 Bij beroepschrift van 8 februari 2007 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel. Daarbij is opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd alsmede toekenning van schadevergoeding.
1.3 Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 15 februari 2007. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Ter zitting was tevens aanwezig mevrouw A.Y.C. Sikkens, tolk in de Engelse taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. OVERWEGINGEN
2.1 Eiser heeft aangevoerd dat hij de gang van zaken met betrekking tot het aanvragen van rechtsbijstand als zeer onzorgvuldig heeft ervaren. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting aangegeven bijzonder ongelukkig te zijn met de gang van zaken omtrent de piketmelding, nu eiser op 23 januari 2007 de toegang tot Nederland is geweigerd en pas op 7 februari 2007 een piketmelding is uitgegaan, terwijl eiser meerdere malen om een advocaat had verzocht.
Eiser zelf heeft hieraan ter zitting desgevraagd toegevoegd dat hij direct nadat hem de toegang geweigerd was op de avond van 23 januari 2007, op 24 januari 2007 en op 26 januari 2007 gevraagd heeft om een advocaat. Hem werd eerst gezegd dat hij een advocaat zou krijgen als hij werd overgeplaatst en na de derde keer vragen dat de advocaat het te druk had. Eiser heeft gevraagd naar het telefoonnummer van een advocaat, zodat hij zelf kon bellen.
2.2 Verweerder heeft aangevoerd dat de maatregel rechtmatig is opgelegd en voortduurt. Aan alle voorwaarden om rechtsbijstand te krijgen is door verweerder voldaan. Ten aanzien van artikel 6 van de Vw 2000 is met betrekking tot het verkrijgen van rechtsbijstand niets geregeld, behalve het uitreiken van de rechtsmiddelenfolder, waarin ook is opgenomen dat verzocht kan worden om rechtsbijstand. Verweerder heeft ter zitting medegedeeld dat is geprobeerd een claim op een luchtvaartmaatschappij te leggen, maar dat is niet gelukt. Nu wordt een laissez-passerprocedure bij de Gambiaanse autoriteiten opgestart.
De rechtbank overweegt het volgende.
2.3 Verweerder is op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 bevoegd een vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, een ruimte of plaats als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel aan te wijzen, waar hij zich dient op te houden.
2.4 Ingevolge artikel 94, vierde lid, van de Vw 2000 verklaart de rechtbank het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan, indien zij van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
2.5 Niet is gesteld dat verweerder niet bevoegd was om aan eiser, die de toegang is geweigerd, de maatregel van grensdetentie op te leggen. Eiser heeft aangedragen dat hij na oplegging van de maatregel onzorgvuldig is bejegend omdat hij, ondanks herhaald verzoek daartoe, niet geholpen is rechtsbijstand in te schakelen. De rechtbank is van oordeel dat dit een rol kan spelen bij beantwoording van de vraag of de voortduring van de grensdetentie bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is te achten.
2.6 De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan eisers verklaringen omtrent zijn verzoeken aan verweerder om rechtsbijstand in te schakelen. Daarbij is van belang dat eiser gedetailleerd heeft verklaard omtrent de data waarop hij de verzoeken heeft gedaan en de naam van een concrete persoon, [naam], heeft genoemd tot wie hij zich heeft gewend. De rechtbank acht de verklaringen van eiser derhalve aannemelijk. Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat er op 23 januari 2007, op 24 januari 2007 en op 26 januari 2007 is gevraagd om rechtsbijstand. Niet is in geschil dat op deze data geen rechtsbijstand is ingeschakeld. Eiser heeft gesteld en verweerder heeft niet bestreden dat dit eerst op 7 februari 2007 is gebeurd. Eiser meent dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door niet direct na zijn verzoeken daartoe rechtsbijstand in te schakelen.
2.7 Met eiser is de rechtbank van oordeel dat het niet direct inschakelen van rechtsbijstand door verweerder na herhaaldelijk klemmend verzoek van eiser daartoe een ernstig zorgvuldigheidsgebrek oplevert. De rechtbank heeft hierbij het volgende in aanmerking genomen.
2.7.1 Verweerder heeft er op gewezen dat niet uit de wet voortvloeit of in het beleid is opgenomen dat in geval van oplegging van de maatregel op grond van artikel 6 van de Vw 2000 een verplichting tot het doen van een piketmelding dan wel tot het anderszins inschakelen van rechtsbijstand bestaat. Ook in de jurisprudentie is geen verplichting als hier bedoeld ontwikkeld. De rechtbank komt evenwel op grond van het hiernavolgende tot de conclusie dat een dergelijke verplichting onder omstandigheden wel degelijk op verweerder kan rusten.
2.7.2 In het beleid inzake de toegangsweigering, neergelegd in paragraaf A2/5.5.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) is het volgende omtrent rechtsbijstand is opgenomen: “Indien een geweigerde vreemdeling om een raadsman verzoekt, zendt de grensbewakingsambtenaar hieromtrent een faxbericht aan de meldcentrale rechtsbijstand.”
2.7.3 De rechtbank ziet niet zonder meer in dat dit beleid niet zou kunnen worden toegepast wanneer een vreemdeling om rechtsbijstand verzoekt wanneer hij, nadat hem de toegang tot Nederland is geweigerd, op grond van artikel 6 van de Vw 2000 is onderworpen aan vrijheidsontneming.
2.7.4 Voorts volgt uit het beleid dat, in geval van oplegging van de maatregel op grond van artikel 59 van de Vw 2000, verweerder in beginsel vóór oplegging van de maatregel rechtsbijstand dient in te schakelen. In paragraaf A6/5.3.4.1 van de Vc 2000 staat vermeld dat het uitgangspunt is dat de vreemdeling, voordat hij in bewaring gesteld wordt, gehoord wordt. Paragraaf A6/5.3.4.2 van de Vc 2000 luidt, voor zover thans van belang, als volgt: “In beginsel wordt de vreemdeling gehoord in het bijzijn van een advocaat. Van die recht moet door de bevoegde ambtenaar aan de vreemdeling tijdig mededeling gedaan worden (zie artikel 5.2, vijfde lid, Vb). ‘Tijdig’ betekent in dit verband dat, als de vreemdeling rechtsbijstand bij het gehoor wil, de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen zich zodanig dient in te spannen dat die bijstand in redelijkheid gerealiseerd kan worden.” Het beleid vermeldt dat hiertoe de piketcentrale wordt ingeschakeld. Nu het bij oplegging van artikel 6 van de Vw 2000 evenzeer om detentie gaat, valt naar dezerzijds oordeel niet in te zien waarom verweerder, in geval van een expliciet en herhaaldelijk verzoek om rechtsbijstand, niet met overeenkomstige toepassing van dit beleid de gevraagde rechtsbijstand zou kunnen inschakelen.
2.7.5 Bij haar oordeelsvorming heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) in een uitspraak van 15 november 2001, zaaknummer 200104732/1, heeft geoordeeld dat wet noch beleid noch artikel 5 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) een zodanig recht op rechtsbijstand omvat, dat in iedere zaak (cursivering rechtbank) waarin krachtens artikel 6 van de Vw 2000 een maatregel wordt opgelegd, verweerder gehouden is ervoor zorg te dragen dat de vreemdeling door een piketadvocaat wordt bezocht.
De rechtbank leest deze uitspraak aldus, dat verweerder niet in iedere zaak waarin aan een vreemdeling een maatregel als bedoeld in artikel 6 van de Vw 2000 is opgelegd, gehouden is toegang tot rechtsbijstand te faciliteren, maar dat op verweerder onder bijzondere omstandigheden evenwel een dergelijke verplichting kan rusten. Nu eiser herhaaldelijk heeft verzocht om rechtsbijstand is de rechtbank van oordeel dat dergelijke bijzondere omstandigheden zich hier hebben voorgedaan.
2.8 De rechtbank ziet zich vervolgens geplaatst voor de vraag of, gezien het geconstateerde zorgvuldigheidsgebrek, de voortduring van de maatregel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is te achten. De rechtbank beantwoordt die vraag in bevestigende zin. Aan het aan verweerders zijde spelende belang van de grensbewaking dient naar dezerzijds oordeel meer gewicht toe te komen dan aan het belang dat is geschonden door genoemd zorgvuldigheidsgebrek. De rechtbank heeft hierbij in de eerste plaats in aanmerking genomen dat eiser, zij het met vertraging, wel na twee weken rechtsbijstand heeft gekregen en dat dit is geschied binnen de termijn die staat voor het doen van een kennisgeving inzake de detentie. Voorts heeft de rechtbank hierbij in ogenschouw genomen dat eiser Nederland met een vals paspoort en visum is binnengereisd. Van belang is tot slot dat verweerder met voortvarendheid het vertrek van eiser faciliteert, nu verweerder doende is een aanvraag om een laissez-passer bij de Gambiaanse autoriteiten in te dienen.
2.9 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel op grond van artikel 6 van de Vw 2000 thans niet in strijd met de Vw 2000 en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd te achten. Derhalve wordt het beroep ongegrond verklaard.
2.10 Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 22 februari 2007 door mr. H.J.M. Baldinger, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.J. Ullersma, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.