ECLI:NL:RBSGR:2007:BA0971

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-52360 en 06-52407
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van arbeidsovereenkomst en toekenning van vergoeding in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 februari 2007 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [X] en de stichting [stichting]. [X], die sinds 1 november 2000 in dienst was bij de stichting als directeur van de afdeling Advies, Bezwaar en Bemiddeling, verzocht om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst op grond van verandering van omstandigheden, met een vergoeding van € 400.000,- bruto. Hij stelde dat er sprake was van een ernstige verstoring van de arbeidsverhoudingen, veroorzaakt door het bestuur en de algemeen directeur van de stichting, die niet professioneel met kritiek omgingen en niet integer handelden. De stichting verzocht eveneens om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar zonder vergoeding, en voerde aan dat [X] niet in staat was zijn afdeling goed te managen, wat leidde tot spanningen binnen de organisatie.

De kantonrechter heeft de verzoeken van beide partijen toegewezen, omdat er sprake was van een dusdanige verandering in omstandigheden dat een vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk was. De kantonrechter oordeelde dat [X] recht had op een vergoeding van € 95.171,- bruto, rekening houdend met zijn lange dienstverband, zijn functioneren en de omstandigheden waaronder de ontbinding plaatsvond. De kantonrechter concludeerde dat de stichting in de afgelopen jaren te maken had gehad met wanbeheer en dat de ontstane spanningen binnen de afdeling AB&B het gevolg waren van het nalaten van de stichting om adequaat te reageren op de signalen van [X]. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie 's-Gravenhage
Beschikking in de zaak van:
[X],
wonende te [woonplaats],
verzoekende partij in zaak met rolnummer 06-52360,
tevens verweerder in de zaak met rolnummer 06-52407,
tegen
de stichting
[stichting]
gevestigd te 's-Gravenhage,
verwerende partij in de zaak met rolnummer 06-52360,
tevens verzoekende partij in de zaak met rolnummer 06-52407,
procureur: mr. J. Krijgsman.
Partijen worden hierna aangeduid als '[X]' en '[de stichting]'.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het op 13 december 2006 ter griffie ingekomen verzoekschrift van [X];
- het op 21 december 2006 ter griffie ingekomen verzoekschrift van [de stichting];
- het verweerschrift van [de stichting];
- de pleitnota van [X];
- de pleitnota van [de stichting];
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 23 januari 2007.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. Feiten
1.1. [X] is met ingang van 1 november 2000 in dienst bij [de stichting], laatstelijk in de functie van directeur Advies, Bezwaar en Bemiddeling (hierna AB&B), tegen een bruto maandsalaris van € 6.389,-.
1.2. [X] is geboren op [geboortedatum].
1.3. Uit de jaarlijkse verslagen van met [X] gehouden functioneringsgesprekken blijkt dat hij goed tot zeer goed functioneerde. Het laatste functioneringsgesprek heeft op 19 april 2005 plaatsgevonden.
1.4. Bij brief van 17 juli 2006 heeft de algemeen directeur van [de stichting] aan [X] bevestigd dat hij hem de functie van leidinggevende heeft aangeboden van de samen te voegen afdelingen AB&B en A&M.
1.5. De dagelijkse leiding van [de stichting] is in handen van de algemeen directeur. Met ingang van december 2004 zijn er 6 verschillende personen, al dan niet als interim of waarnemer, benoemd geweest tot algemeen directeur van [de stichting].
1.6. Middels een in juni 2006 bij de rechtbank te 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift hebben [X] en negen andere werknemers van [de stichting] om ontslag van het bestuur van [de stichting] verzocht wegens wanbeheer. Tevens hebben zij het Openbaar Ministerie benaderd met de vraag of die van haar bevoegdheid ex art. 2:297 BW gebruik wil maken.
1.7. Bij beschikking van 16 november 2006 heeft de rechtbank vastgesteld dat de door het [de stichting] gehanteerde handelswijze ten aanzien van de btw-kwestie moet worden gezien als een tekortkoming ten aanzien van het beheer over het vermogen van de stichting en aldus wanbeheer oplevert. Tevens heeft de rechtbank vastgesteld dat [de stichting] de jaarrekeningen over de jaren 1998 en 1999 te laat openbaar heeft gemaakt en haar jaarrekening over 2005 te laat heeft opgesteld. De tekortkomingen vormden voor de rechtbank evenwel onvoldoende aanleiding om over te gaan tot schorsing of ontslag van het bestuur.
1.8. In het sociaal medisch teamoverleg van 21 september 2006 wordt door de bedrijfsarts expliciet aandacht gevraagd voor de spanningen binnen AB&B.
1.9. In november 2006 wordt [organisatiebureau] door [de stichting] gevraagd een onderzoek te doen naar de spanningen binnen de afdeling AB&B.
2. De verzoeken
2.1. [X] verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de kortst mogelijke termijn op grond van verandering van omstandigheden met toekenning van een vergoeding aan hem van € 400.000,- bruto.
2.2. Hij voert daartoe aan dat er sprake is van een ernstige verstoring van de arbeidsverhoudingen. Deze verstoring vindt haar grond, aldus [X], in het feit dat het bestuur en de algemeen directeur van [de stichting] er blijk van hebben gegeven niet op een professionele manier met kritiek om te kunnen gaan en niet integer handelen. [X] stelt dat zijn arbeidsomstandigheden onwerkbaar zijn geworden en dat zijn eer en goede naar op grove wijze zijn geschaad door de uitkomst van het rapport [naam organisatiebureau]. [X] stelt dat hij er thans geen vertrouwen meer in heeft dat in de toekomst nog een werkbare situatie zal ontstaan.
2.3. [De stichting] verzoekt eveneens om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verandering in de omstandigheden zonder toekenning van enige vergoeding aan [X].
2.4. Zij voert aan dat gebleken is dat [X] niet in staat is zijn afdeling goed te managen, waardoor er groepsvorming is ontstaan die tot vergaande spanningen heeft geleid. Uit het onderzoek van [naam organisatiebureau] is gebleken dat [X] vergaande verwijten te maken zijn over zijn intimiderende, bedreigende en manipulatieve gedrag en houding jegens collega's en ondergeschikten. [X] is niet bereid om zich in te zetten om te komen tot een nieuw [de stichting]; [X] blijft hangen in verwijten en werkt niet oplossingsgericht.
3. De verweren
3.1. Op de gevoerde verweren zal hierna voor zover nodig, nader worden ingegaan.
4. Beoordeling
4.1. De kantonrechter heeft zich er van vergewist of het verzoek verband houdt met een opzegverbod als bedoeld in art. 7:685 lid 1 BW.
4.2. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is de kantonrechter gebleken dat er sprake is van een dusdanige verandering in omstandigheden dat een vruchtbare samenwerking tussen [X] en [de stichting] niet meer mogelijk is. De ontbindingsverzoeken van [X] en [de stichting] kunnen daarom worden toegewezen, zodat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk behoort te eindigen.
4.3. Met betrekking tot de vraag of aan [X] een vergoeding toekomt ten laste van [de stichting] overweegt de kantonrechter het volgende.
4.4. Voorop moet worden gesteld dat [X] inmiddels zes jaar bij [de stichting] in dienst is. Uit de met hem gehouden functioneringsgesprekken blijkt dat hij altijd "goed" tot "zeer goed" heeft gefunctioneerd, wat door [de stichting] wordt onderschreven. Dat er op zijn functioneren niets viel aan te merken kan ook worden afgeleid uit het feit dat de algemeen directeur van [de stichting] hem in juli 2006 nog heeft benaderd voor de functie van leidinggevende van twee samen te voegen afdelingen binnen [de stichting].
4.5. Door [de stichting] wordt erkend dat zij zich de laatste twee jaar in zwaar weer heeft bevonden. Ten gevolge van een samenloop van omstandigheden was er sprake van druk op de bedrijfsvoering, werden er bezuinigingen doorgevoerd en was er sprake van opkomende concurrentie. Sinds december 2004 heeft [de stichting] bovendien te maken gehad met tal van wisselingen in de persoon van de algemeen directeur. In een periode van anderhalf jaar tijd zijn zes verschillende personen benoemd geweest tot algemeen directeur van [de stichting].
4.6. Naar het oordeel van de kantonrechter kan het niet anders dan dat [de stichting], in een tijd waarin haar organisatie onder druk stond, te maken heeft gehad met een gebrek aan continuïteit in haar dagelijkse leiding. Het is aannemelijk dat in een dergelijke situatie belangrijke beslissingen vooruit worden geschoven, wat tot onrust in de organisatie leidt.
4.7. De kantonrechter acht het onder de gegeven omstandigheden aannemelijk dat [X], zoals hij stelt, geen gehoor vond bij de algemeen directeur en het bestuur ten aanzien van de door hem gesignaleerde problemen binnen [de stichting]. Het is dan ook begrijpelijk dat [X] en zijn collega's zich in juni 2006 in verband met de door hen gesignaleerde problemen hebben gewend tot de rechtbank en het openbaar ministerie. Dat dit ook terecht was blijkt wel uit het feit dat de rechtbank op een aantal punten heeft geconstateerd dat er sprake was van wanbeheer bij [de stichting].
4.8. Nu de indiening van de door [X] en zijn collega's opgestelde verzoeken niet door alle werknemers van de afdeling AB&B werd gesteund, is het niet verwonderlijk dat de opstelling en indiening van de verzoeken tot spanningen binnen de afdeling AB&B heeft geleid. Dat een en ander niet bevorderlijk is voor een prettige en gezonde werksfeer is evident. Hieromtrent kan [X] naar het oordeel van de kantonrechter echter geen verwijt worden gemaakt. Het is eerder [de stichting] die het nodige te verwijten valt. Als zij immers had geluisterd naar de door [X] en zijn collega's gesignaleerde problemen en daar adequaat op was ingesprongen, had het immers nooit zover hoeven komen. De binnen de afdeling AB&B ontstane spanningen, die zoals uit het rapport [naam organisatiebureau] blijkt zijn ontstaan in de periode maart/april 2006, zijn naar het oordeel van de kantonrechter het gevolg van de tweedeling die binnen AB&B is ontstaan door de indiening van de verzoekschriften. Deze tweedeling is een rechtstreeks gevolg van het nalaten van [de stichting].
4.9. Voor zover in het rapport van [naam organisatiebureau] kritiek op [X] wordt uitgeoefend is de kantonrechter van oordeel dat dit niet mee dient te spelen bij de beoordeling van het onderhavige ontbindingsverzoek. [X] is immers nimmer in de gelegenheid gesteld zijn gedrag naar aanleiding van dit rapport aan te passen. Bovendien is de in het rapport opgenomen kritiek volstrekt nieuw en vindt deze geen ondersteuning in de eerder gevoerde functioneringsgesprekken.
4.10. Alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemende, waaronder de lengte van het dienstverband, de hoogte van het laatstelijk door [X] genoten salaris, zijn leeftijd en diens kansen op de arbeidsmarkt, acht de kantonrechter een vergoeding aan [X] van € 95.171,- bruto billijk. (c=1,4). Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding is tevens rekening gehouden met de eindejaarsuitkering van 4%.
4.11. Op hetgeen verder door partijen is aangevoerd zal de kantonrechter niet in gaan, nu dit niet tot een andere beslissing leidt.
4.12. [De stichting] heeft ter zitting afstand gedaan van haar recht op intrekking van het ontbindingsverzoek.
4.13. De kantonrechter ziet aanleiding de kosten van de procedure zo te compenseren dat iedere partij de eigen kosten draagt.
BESLISSING
De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 2 februari 2007 onder toekenning van een vergoeding aan [X] ten laste van [de stichting] ten bedrage van € 95.171,- bruto;
compenseert de proceskosten zo dat iedere partij de eigen kosten van de procedure draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C.M. Höppener en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.