ECLI:NL:RBSGR:2007:BA0567
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opheffing van de maatregel tot vrijheidsontneming in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 februari 2007 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortzetting van de bewaring van eiser, die op 12 februari 2007 was ingediend. Eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. D.H. van den Elzen, betoogde dat er geen zicht op uitzetting naar China bestond binnen een redelijke termijn. De rechtbank overwoog dat de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, onvoldoende informatie had verstrekt over de afgifte van laissez-passers door de Chinese autoriteiten. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken en de cijfers die door verweerder waren gepresenteerd, waaruit bleek dat in 2006 slechts in 37 van de 1304 aanvragen een laissez-passer was afgegeven. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat, gezien de duur van de bewaring van ruim vijf maanden, er geen zicht op uitzetting was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond en beval de onmiddellijke opheffing van de maatregel tot vrijheidsontneming. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 644,-. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen gronden voor aanwezig werden geacht. De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, en mr. M. Hasanian, griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.