ECLI:NL:RBSGR:2007:BA0409

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/4049 OB
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde verzuimboete omzetbelasting door onjuiste betaaldatum

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 15 februari 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen de fiscale eenheid [X.] b.v. en de inspecteur van de Belastingdienst. De eiseres was uitgenodigd om aangifte te doen van omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2005. De uitnodiging vermeldde echter een onjuiste uiterste betaaldatum van 31 maart 2006, terwijl de juiste datum 31 januari 2006 was. Eiseres deed op 13 januari 2006 aangifte en voldeed de belasting op 23 maart 2006. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur op adequate wijze de onjuiste betaaldatum had hersteld door middel van een mededeling in het persoonlijk domein van eiseres en een brief van 11 januari 2006. Hierdoor was eiseres op de hoogte van de juiste betaaldatum en kon haar geen verwijt worden gemaakt voor de te late betaling.

De rechtbank behandelde de vraag of de verzuimboete van € 373 terecht was opgelegd. Eiseres voerde aan dat de fout van de inspecteur haar geen verwijtbaar gedrag kon aanrekenen. De rechtbank oordeelde echter dat de inspecteur voldoende informatie had verstrekt over de juiste betaaldatum, waardoor eiseres tijdig op de hoogte had kunnen zijn. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde verzuimboete passend en geboden was, gezien het feit dat dit de derde keer was dat eiseres te laat had betaald binnen een periode van zeven tijdvakken.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter G.J. Ebbeling, in aanwezigheid van griffier A.D. van Riel.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/4049 OB
Uitspraakdatum: 15 februari 2007
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
Fiscale eenheid [X.] b.v., gevestigd te [Y.], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst te [P.], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 14 april 2006 op het bezwaar van eiseres tegen de aan haar, gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag omzetbelasting voor het tijdvak oktober 2005 tot en met december 2005, bij beschikking van 24 februari 2006 opgelegde verzuimboete ad € 373.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2007.
Namens verweerder is verschenen mr. [...]. Eiseres is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 3 januari 2007 aan eiseres ter attentie van [X.] op het adres [adres] te [Y.], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Namens eiseres is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niemand verschenen. Nu uit telefonische navraag bij [X.] op 7 februari 2007 is gebleken dat de uitnodiging is ontvangen, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. Verweerder heeft eiseres uitgenodigd tot het doen van aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2005. De uitnodiging en de bij de uitnodiging gevoegde acceptgiro vermelden een uiterste betaaldatum 31 maart 2006.
2.2. Op 30 december 2005 heeft verweerder op de internetsite van de Belastingdienst melding gemaakt dat voornoemde uiterste betaaldatum onjuist is. Op 5 januari 2006 is voorts in het persoonlijk domein van eiseres de datum in het overzicht aangiften en/of opgaven gecorrigeerd. Daarnaast heeft verweerder eiseres bij brief van 11 januari 2006 op de hoogte gesteld van de onjuiste betaaldatum en is de juiste uiterste betaaldatum van 31 januari 2006 vermeld.
2.3. Eiseres heeft op 13 januari 2006 aangifte gedaan en de omzetbelasting op 23 maart 2006 voldaan.
2.4. Met dagtekening 24 februari 2006 heeft verweerder aan eiseres een naheffingsaanslag omzetbelasting en een verzuimboete opgelegd wegens het niet tijdig betalen van de omzetbelasting over het onderhavige tijdvak.
2.5. In geschil is of de verzuimboete terecht aan eiseres is opgelegd.
2.6. Eiseres heeft aangevoerd dat zij te laat heeft betaald vanwege een drukfout van verweerder op de uitnodiging en de bij de uitnodiging gevoegde acceptgiro en dat haar om die reden geen verwijt kan worden gemaakt.
2.7. Verweerder heeft betoogd dat eiseres tijdig had kunnen weten dat de belasting uiterlijk 31 januari 2006 betaald had dienen te worden. Omdat op diverse wijzen melding is gemaakt van de onjuistheid in de aanvankelijk vermelde betaaldatum is geen sprake van afwezigheid van alle schuld, aldus verweerder. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd nog verklaard dat bij het openen van het persoonlijk domein automatisch eerst de mededelingen op het beeldscherm verschijnen. De hierin opgenomen mededeling van 5 januari 2006 betreffende de onjuist vermelde betaaldatum was derhalve kenbaar voor eiseres op het moment van aangifte op 13 januari 2006.
2.8. Artikel 19, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de Awr) bepaalt - voor zover hier van belang - dat in gevallen waarin de belastingwet voldoening van in een tijdvak verschuldigd geworden belasting op aangifte voorschrijft, de belastingplichtige gehouden is de belasting binnen één maand na het einde van dat tijdvak overeenkomstig de aangifte aan de ontvanger te betalen. Artikel 67c, eerste lid, van de Awr bepaalt - voor zover hier van belang - dat indien de belastingplichtige de belasting welke op aangifte moet worden voldaan niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn heeft betaald, dit een verzuim vormt ter zake waarvan de inspecteur hem een boete van ten hoogste € 4.537 kan opleggen.
2.9. Met de onder 2.2 en 2.7 vermelde mededeling in het persoonlijk domein van eiseres én de aan haar gezonden brief van 11 januari 2006 heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de onjuist vermelde betaaldatum op de uitnodiging en de bij de uitnodiging gevoegde acceptgiro, op adequate wijze hersteld. Door de voornoemde mededeling in het persoonlijk domein en de aan eiseres toegezonden brief, moet eiseres worden geacht op 12 januari 2006 (bij ontvangst van de op 11 januari 2006 verzonden brief) en in ieder geval op 13 januari 2006 (bij het doen van de aangifte op die datum) van de juiste betaaldatum op de hoogte te zijn gekomen. De rechtbank kan eiseres dan ook niet volgen in haar stelling dat haar geen verwijt kan worden gemaakt.
2.10. Eiseres heeft de verschuldigde belasting evenwel eerst eind maart, derhalve te laat, voldaan. In aanmerking genomen dat de onderhavige te late betaling het derde verzuim vormt binnen een periode van zeven tijdvakken, acht de rechtbank de opgelegde boete, gelet op § 23 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998, passend en geboden.
2.11. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
2.12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 15 februari 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. G.J. Ebbeling, in tegenwoordigheid van mr. A.D. van Riel, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.