ECLI:NL:RBSGR:2007:BA0142

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/3782 MRB
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffing motorrijtuigenbelasting en boete bij gebruik handelaarskenteken voor bedrijfsactiviteiten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, stond de vraag centraal of de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en de daarbij opgelegde boete terecht waren opgelegd aan V.O.F. Autohandel [X.]. De rechtbank deed uitspraak op 22 februari 2007, na een zitting op 8 februari 2007, waar eiseres werd vertegenwoordigd door haar vennoot [vennoot A.]. De inspecteur van de Belastingdienst, [P.], vertegenwoordigde de verweerder.

De zaak ontstond naar aanleiding van een controle op 14 september 2005, waarbij werd vastgesteld dat een auto met handelaarskenteken geparkeerd stond nabij een dienstencentrum. De inspecteur legde een naheffingsaanslag op, omdat het gebruik van de auto niet in het kader van de bedrijfsactiviteiten zou zijn geweest. Eiseres betwistte dit en stelde dat de auto was verkocht en dat de afwikkeling van de verkoop in [plaats] zou plaatsvinden. De rechtbank oordeelde dat het afleveren van verkochte auto's een activiteit is die volledig tot de bedrijfsvoering van eiseres behoort.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de naheffingsaanslag en de boete, en veroordeelde de verweerder in de proceskosten van eiseres. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van de auto in het kader van de bedrijfsactiviteiten van eiseres plaatsvond, en dat de naheffingsaanslag en boete derhalve niet gerechtvaardigd waren. De uitspraak benadrukt het belang van de context waarin handelaarskentekens worden gebruikt en de voorwaarden die daaraan zijn verbonden.

De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag en biedt een belangrijke precedent voor vergelijkbare zaken in het bestuursrecht en belastingrecht.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/3782 MRB
Uitspraakdatum: 22 februari 2007
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
V.O.F. Autohandel [X.], gevestigd te [Y.], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratie, [P.], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 10 maart 2006 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (aanslagnummer [000000000]) en de daarbij opgelegde boete.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2007.
Namens eiseres is daar verschenen haar vennoot [vennoot A.], vergezeld van zijn echtgenote. Namens verweerder is verschenen [...].
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag en de boete;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 51,10 en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan als rechtspersoon die dit bedrag aan eiseres dient te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 281 vergoedt.
2. Gronden
2.1. Op 14 september 2005 is door verbalisant [naam verbalisant], hoofdagent van politie Zeeland, team [plaats], geconstateerd dat het motorrijtuig van het merk [merk], met kenteken [AA-00-AA], (hierna: de auto), geparkeerd stond op een parkeerplaats nabij het dienstencentrum [...] in de [a-straat] te [plaats]. De auto was ten tijde van de controle voorzien van het handelaarskenteken [00-00-AA].
2.2. Naar aanleiding van deze controle is aan eiseres op grond van artikel 69, lid 1 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet) een naheffingsaanslag opgelegd over de periode van 15 september 2004 tot en met 14 september 2005. De nageheven belasting bedraagt € 321. Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag is bij beschikking een boete opgelegd ten bedrage van eveneens € 321. In de uitspraak op bezwaar zijn de naheffingsaanslag en de boete gehandhaafd.
2.3. Ingevolge artikel 1, tweede lid, van de Wet, in verbinding met artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994, artikel 37, derde en vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 44, vierde lid, van het Kentekenreglement, mag een handelaarskenteken uitsluitend worden gebruikt indien met het voertuig van de weg gebruik wordt gemaakt in het kader van bedrijfsactiviteiten van het bedrijf of de persoon aan wie dat kenteken is opgegeven.
Bij constatering van gebruik van de weg met een motorrijtuig dat tot de bedrijfsvoorraad behoort zonder dat aan de daaraan gestelde voorwaarden is voldaan, kan motorrijtuigen- belasting worden nageheven krachtens artikel 69 van de Wet.
2.4. In geschil is uitsluitend de vraag of met de auto van de weg gebruik werd gemaakt in het kader van de bedrijfsactiviteiten van eiseres. Verweerder beantwoordt deze vraag ontkennend, eiseres bevestigend.
Eiseres heeft - zakelijke weergegeven - het volgende aangevoerd. Eiseres had de auto verkocht. Met de koper van de auto was afgesproken dat de verkoop in [plaats] zou worden afgewikkeld. [vennoot A.] (hierna: [vennoot A.]) zou de koper ontmoeten in het dienstencentrum [...]. [vennoot A.] is naar het dienstencentrum gereden en heeft daar de auto geparkeerd. De afwikkeling van de koop werd uitgesteld omdat de koper niet over voldoende contant geld bleek te beschikken. Op een later tijdstip, toen de koper wel kon betalen, heeft de levering van de auto alsnog plaatsgevonden. Een en ander wordt bevestigd in een door eiser overgelegde schriftelijke verklaring van de koper.
Verweerder heeft - kort samengevat - gesteld dat het parkeren van een auto met een handelaarskenteken op een zo grote afstand van het bedrijf als hier het geval is, niet is toegestaan en dat eiseres dit in de haar toegezonden zogeheten 'toezichtbeleidsbrief' heeft kunnen lezen.
2.5. Gelet op de onder 2.3. genoemde bepalingen, in het bijzonder artikel 44, lid 4, van het Kentekenreglement, kan naar het oordeel van de rechtbank, het gebruik dat eiseres met de auto van de openbare weg heeft gemaakt, niet tot heffing van motorrijtuigenbelasting leiden indien dit gebruik uitsluitend plaatsvond in het kader van de bedrijfsactiviteiten van eiseres. Nu de bedrijfsactiviteiten van eiseres, naar niet tussen partijen in geschil is, bestaan uit de handel in tweedehands auto's en het afleveren van verkochte auto's een activiteit is die volledig tot deze handel behoort, vonden de rit van de auto van het bedrijf van eiseres naar de plaats waar [vennoot A.] de koper zou ontmoeten en het parkeren van de auto in de nabijheid daarvan uitsluitend plaats in het kader van de bedrijfsactiviteiten van eiseres.
2.6. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard en zijn de naheffingsaanslag en de boete vernietigd.
2.7. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op € 51,10 aan reiskosten.
Deze uitspraak is gedaan op 22 februari 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. G.J. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van mr. P.C. Stroebel, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.