ECLI:NL:RBSGR:2007:BA0126
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.J. van Leijenhorst
- A.J. Kwestro
- Rechtspraak.nl
Verdeling van nabestaandenpensioen tussen echtgenote en ex-echtgenote in belastingzaak
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, stond de wijze waarop de pensioenuitvoerder de rechten op een nabestaandenpensioen verdeelt tussen de huidige echtgenote en de ex-echtgenote van eiser centraal. Eiser, geboren in 1937, was na 18 jaar huwelijk gescheiden van zijn eerste echtgenote en getrouwd met zijn huidige echtgenote. Hij had in 2004 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.148, inclusief een pensioenuitkering van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) van € 24.404. De Belastingdienst had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, die eiser betwistte.
De rechtbank oordeelde dat de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die het bezwaar van eiser tegen de aanslag had afgewezen, terecht was. De kern van het geschil was of de pensioenuitkering van het ABP tot het belastbare inkomen moest worden gerekend. Eiser stelde dat de uitleg van het pensioenreglement door het ABP in strijd was met de eisen die de Wet op de loonbelasting 1964 aan pensioenregelingen stelde, waardoor de pensioenregeling onzuiver zou zijn en de pensioenuitkering onbelast zou moeten blijven.
De rechtbank concludeerde dat de pensioenregeling op zich voldeed aan de wettelijke eisen en dat de wijze waarop de pensioenuitvoerder de rechten verdeelde tussen de ex-echtgenote en de huidige echtgenote de regeling niet onzuiver maakte. De rechtbank wees het beroep van eiser af en verklaarde het ongegrond, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd op 31 januari 2007 in het openbaar gedaan door mr. G.J. van Leijenhorst, in aanwezigheid van griffier mr. A.J. Kwestro.