ECLI:NL:RBSGR:2007:AZ9723

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06 / 39318 en AWB 06 / 39317
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning op basis van onjuiste gegevens en fiscale wijziging

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 25 januari 2007 uitspraak gedaan in een geschil over de intrekking van een verblijfsvergunning. De verzoeker, een Pakistaanse nationaliteit, had een verblijfsvergunning regulier onder de beperking 'arbeid in loondienst' bij Bombay Palace. De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie had deze vergunning ingetrokken op basis van het verstrekken van onjuiste gegevens. Verzoeker stelde echter dat hij ten tijde van de aanvraag geen onjuiste gegevens had verstrekt, maar dat er een wijziging in zijn fiscale situatie had plaatsgevonden, waardoor hij met terugwerkende kracht als vennoot in de vennootschap onder firma was toegetreden.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de intrekking van de verblijfsvergunning was gebaseerd op een onjuiste feitelijke grondslag. De wijziging van de fiscale situatie met terugwerkende kracht maakte niet dat op het moment van de aanvraag sprake was van het verstrekken van onjuiste gegevens of het achterhouden van gegevens. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit van de minister. Tevens werd de minister opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank.

De voorzieningenrechter heeft ook de kosten van de procedure toegewezen aan de verzoeker, waarbij de Staat der Nederlanden werd aangewezen als rechtspersoon die deze kosten moest vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke situatie en de noodzaak voor de overheid om zorgvuldig om te gaan met de gegevens die ten grondslag liggen aan beslissingen over verblijfsvergunningen.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 06 / 39318 (voorlopige voorziening)
AWB 06 / 39317 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 januari 2007
in de zaak van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1971, van Pakistaanse nationaliteit,
verzoeker,
gemachtigde: mr. A. van Driel, advocaat te Alkmaar,
tegen:
de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
verweerder,
gemachtigde: mr. R.M. ter Hart, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Verweerder heeft bij besluit van 19 juni 2006 de verblijfsvergunning regulier onder de beperking “arbeid in loondienst bij Bombay Palace te [plaatsnaam]” verleend met ingang van 18 mei 2005 met terugwerkende kracht ingetrokken vanaf de ingangsdatum. Verzoeker heeft tegen het besluit op 5 juli 2006 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 18 juli 2006 ongegrond verklaard. Verzoeker heeft tegen dit besluit op 14 augustus 2006 beroep ingesteld.
1.2 Verzoeker heeft op 14 augustus 2006 gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten voordat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
1.3 Verweerder heeft op 12 december 2006 een verweerschrift ingediend.
1.4 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 14 december 2006. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Er bestaat in dit geval aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
2.3 In de hoofdzaak toetst de voorzieningenrechter het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.4 Ingevolge artikel 19 juncto (jo.) artikel 18 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden ingetrokken indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden, terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid.
2.5 In de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) heeft verweerder beleidsregels over de toepassing van deze bepaling vastgesteld. In paragraaf B1/2.2.9 Vc is bepaald dat niet van belang is of het verstrekken van onjuiste gegevens dan wel het achterhouden van gegevens opzettelijk is gebeurd. Bepalend is of de verblijfsvergunning bij bekendheid met de juiste gegevens zou zijn verleend.
2.6 De voorzieningenrechter betrekt bij de beoordeling de volgende feiten. Verzoeker heeft bij zijn aanvraag op 17 maart 2005 aanvullende bewijsstukken en documenten overgelegd: een werkgeversverklaring gedateerd 1 maart 2005; een kopie van de toen geldige machtiging tot voorlopige verblijf; een origineel uittreksel inschrijving Kamer van Koophandel voor Noordwest-Holland gedateerd 3 februari 2005; een tewerkstellingsvergunning gedateerd 3 april 2004; een kopie van het registratiebericht aan het UWV; een arbeidsovereenkomst van verzoeker gedateerd 1 december 2000 en loonstroken ten name van verzoeker over de maanden januari 2005, februari 2005 en maart 2005.
2.7 Verweerder heeft zich - samengevat - op het standpunt gesteld dat de verblijfsvergunning terecht met terugwerkende kracht is ingetrokken, nu met terugwerkende kracht niet is voldaan aan de voorwaarden van de verleende verblijfsvergunning. Aan de intrekking legt verweerder ten grondslag het uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel gedateerd 29 maart 2006 alsmede de concept jaarrekening over het jaar 2005 van Bombay Palace te [plaatsnaam]. Verweerder stelt voorts dat verzoeker heeft aangetoond noch met stukken onderbouwd dat hij gedurende de geldigheidsduur van de verleende verblijfsvergunning werkzaam was in loondienstverband en feitelijk loon heeft genoten.
2.8 Verzoeker heeft zich in beroep - samengevat - op het volgende standpunt gesteld. Verweerder heeft de verblijfsvergunning ten onrechte ingetrokken en zich gebaseerd op een ondeugdelijke feitelijke grondslag. De vennoten van Bombay Palace hebben eind november 2005 om fiscale redenen besloten tot wijziging van de bedrijfsvoering in die zin dat verzoeker met terugwerkende kracht tot 1 januari 2005 zou toetreden als vennoot in de Vennootschap onder firma (V.O.F.) van zijn broer en diens echtgenote en verzoeker zou voortgezet blijven werken als specialiteitenkok, niet meer in loondienst maar als zelfstandig ondernemer/medevennoot. Verzoeker stelt dat hij gedurende het tijdvak 1 januari 2005 tot en met november 2005 in loondienst is geweest en ook als zodanig geadministreerd stond. Verzoeker bleef feitelijk werken zoals hij deed maar verkreeg een andere juridische positie. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft verzoeker stukken overgelegd. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.9 Door verzoeker is in de bezwaarprocedure een brief overgelegd van accountantskantoor BAKO te Arnhem gedateerd 29 juni 2006 waarin de accountant een toelichting geeft op de gang van zaken bij het opmaken van het nieuwe V.O.F. contract van de V.O.F. Bombay Palace met zijn vier vennoten, ingaande 1 januari 2005. Voorts verklaart de accountant dat, nu volgens het Kamer van Koophandel uittreksel een vennoot [verzoeker] per 01 januari 2005 aanwezig is, er loontechnisch en fiscaal geen [verzoeker] als werknemer bij de onderneming in dienst is.
2.10 Eveneens is in bezwaar overgelegd een Vaststellingsverklaring gedateerd 29 juni 2006 opgemaakt door voornoemd accountantskantoor waarin de accountant verklaart dat door toetreding met terugwerkende kracht van verzoeker als vennoot per 01 januari 2005 (fiscale positie) er geen loondienstverband van V.O.F. Bombay Palace met verzoeker is geweest. Er zijn wel periodieke loonstroken geproduceerd die als correctie in 2005 zijn teruggeboekt, als feitelijke positie.
2.11 In aanvulling op het bezwaarschrift zijn door verzoeker op 12 september 2006 overgelegd: een kopie van de
loonbelastingaangiftes over het jaar 2005; een kopie van de salarisspecificaties over de maanden februari tot en met juni 2005; een kopie van een bankafschrift van de ING-bank van 13 mei 2005; en kopieën van de kwitanties van de ontvangst van contante salarisbetalingen van 28 februari 2005, 31 maart 2005, 31 mei 2005, 30 juni 2005, 31 juli 2005, 31 augustus 2005, 30 september 2005 en 31 oktober 2005.
2.12 Verweerder heeft de verblijfsvergunning ingetrokken op grond van artikel 19 jo. artikel 18, eerste lid, aanhef en onder c, Vw. Op grond van deze bepaling kan de vergunning worden ingetrokken indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden, terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag zouden hebben geleid.
2.13 De voorzieningenrechter is van oordeel dat de intrekking van de verblijfsvergunning gebaseerd is op een onjuiste feitelijke grondslag. Het betreft een wijziging van de fiscale situatie met terugwerkende kracht. Deze fiscale wijziging maakt niet dat op het moment van de aanvraag sprake was van verstrekking van onjuiste gegevens noch van het achterhouden van gegevens. De grief treft derhalve doel.
2.14 Het beroep is derhalve gegrond wegens strijd met artikel 7:12 Awb.
2.15 De voorzieningenrechter zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen.
2.16 Nu in de hoofdzaak wordt beslist, zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
2.17 De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoeker heeft gemaakt en de rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten zijn ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht € 644,-- in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1) en € 322,-- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1).
2.18 Met toepassing van artikel 8:74, eerste lid, Awb en artikel 8:82, vierde lid, Awb zal de voorzieningenrechter de Staat der Nederlanden aanwijzen als rechtspersoon die het betaalde griffierecht moet vergoeden.
3. BESLISSING
De voorzieningenrechter:
3.1. verklaart het beroep gegrond;
3.2. vernietigt het bestreden besluit van 18 juli 2006;
3.3. draagt verweerder op binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
3.4. wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
3.5. veroordeelt verweerder in de kosten in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening ad € 644,-- en in verband met het beroep ad € 322,-- en draagt de Staat der Nederlanden op deze kosten aan verzoeker te voldoen;
3.6. draagt de Staat der Nederlanden op het betaalde griffierecht ad tweemaal € 141,-- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, en op 25 januari 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van M.J.E. de Jong, griffier.
Afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak, voor zover deze de hoofdzaak betreft, hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak. Van deze uitspraak staat, voor zover deze de voorlopige voorziening betreft, geen hoger beroep open.