Voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
Reg. nr. AWB 07/329 BESLU
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:84
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening van
[verzoeker], wonende te [woonplaats],
verzoeker,
ten aanzien van het besluit van 2 januari 2007, verzonden op 3 januari 2007, van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Gravenhage, verweerder, waarbij verzoeker een schorsing van zijn marktvergunning voor de duur van twee marktdagen is opgelegd.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bij brief van 10 januari 2007 bij verweerder bezwaar gemaakt. Voorts heeft hij bij brief van dezelfde datum de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is op 8 februari 2007 ter zitting behandeld.
Verzoeker is in persoon verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [ vertegenwoordiger].
I. Beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2. De voorzieningenrechter gaat bij de beoordeling van het onderhavige verzoek uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.1 Verweerder heeft verzoeker op 11 mei 2006 een specificatie warenmarktnota 2e periode 2006 voor verzoekers standplaats op de markt aan de Herman Costerstraat, waarbij is vermeld dat het door verzoeker verschuldigde marktgeld € 889,10 bedraagt.
2.2 Op 22 mei 2006 heeft verweerder verzoeker een nota toegezonden, waarbij voor de 2e periode 2006 een bedrag van € 889,10 aan marktgeld wordt geheven.
2.3 Op 29 juni 2006 en 19 juli 2006 zijn aan verzoeker betalings-herinneringen toegezonden, met het verzoek het verschuldigde marktgeld te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van deze betalingsherinneringen.
2.4 De in rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.3 genoemde poststukken zijn door verweerder geadresseerd aan verzoeker op het adres [adres A.].
2.5 Verzoeker heeft verweerder op 26 juli 2006 gemeld dat hij is verhuisd van het adres [adres A.] naar het adres [adres B.].
2.6 Bij brief van 27 november 2006, geadresseerd aan verzoeker op het adres [adres B.], heeft verweerder verzoeker in kennis gesteld van het voornemen tot schorsing van verzoekers marktvergunning voor de duur van twee dagen wegens achterstallige betaling van het verschuldigde marktgeld. Dit bedrag bedraagt, vermeerderd met administratiekosten, € 899,10. Verzoeker wordt in de gelegenheid gesteld uiterlijk voor 12 december 2006 zijn zienswijze kenbaar te maken. Het uitsluitend alsnog voldoen van de achterstand zal niet worden aangemerkt als een zienswijze en zal zonder meer leiden tot het opleggen van de aangezegde schorsing, aldus verweerder.
2.7 Bij het bestreden besluit heeft verweerder verzoekers marktvergunning geschorst voor twee achtereenvolgende marktdagen en wel op 22 januari 2007 en 24 januari 2007. Hieraan is ten grondslag gelegd dat verzoeker, hoewel hem twee betalingsherinneringen zijn toegezonden, het verschuldigde marktgeld voor de 2e periode 2006 niet heeft voldaan. Voorts is overwogen dat verzoeker niet heeft gereageerd op het voornemen van 27 november 2006.
2.8 Verzoeker heeft op 9 januari 2007 het verschuldigde marktgeld voldaan.
2.9 Verweerder heeft zich bereidwillig getoond om geen uitvoering te geven aan het bestreden besluit tot op het onderhavige verzoek uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter.
3. Verzoeker heeft aangevoerd dat er één periode niet is betaald door een fout van de bank. Hij stelt dat er brieven schijnen te zijn verstuurd, maar dat hij deze niet heeft ontvangen. Verzoeker acht het redelijk dat hem extra kosten en rente worden opgelegd, maar meent dat twee dagen schorsing een te hoge straf is. Hij verzoekt dan ook de schorsing op te heffen.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5.1 Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Verordening op de heffing en invordering van marktgeld (Markgeldverordening 2006) wordt het marktgeld ten behoeve van vaste standplaatshouders geheven bij wege van gedagtekende nota, die binnen dertig dagen na dagtekening dient te worden voldaan.
5.2 In artikel 5, eerste lid is bepaald dat het verboden is zonder marktvergunning een verkoopplaats op een markt in te nemen.
5.3 In artikel 11, aanhef en onder d, van de Marktverordening gemeente
’s-Gravenhage 2004 is bepaald dat het college een vergunning als bedoeld in artikel 5 al dan niet voorwaardelijk kan intrekken, dan wel telkens voor ten hoogste vier marktdagen kan schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem vervangt of bijstaat niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van de Marktgeldverordening.
6.1 Verzoeker heeft ter zitting medegedeeld dat hij reeds per 17 maart 2006 is verhuisd naar [adres B.], maar dat hij dit te laat heeft doorgegeven aan verweerder. Hij verkeerde aanvankelijk in de veronderstelling dat er sprake was van een fout van de bank bij de betaling van het marktgeld. Hiervan is echter geen sprake. Verzoeker betwist de brieven ter zake te hebben ontvangen. Verzoeker betwist voorts dat hij het voornemen van 27 november 2006 heeft ontvangen.
6.2 Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de betalingsherinneringen en het voornemen van 27 november 2006 zijn geadresseerd aan het door verzoeker opgegeven adres, alwaar hij werd geacht woonachtig te zijn. Verweerder gaat er van uit dat deze brieven zijn verstuurd en ziet geen aanknopingspunten voor de conclusie dat dit niet het geval zou zijn geweest.
6.3 De voorzieningenrechter gaat, gelet op verzoekers standpunt dat hij van verweerder geen brieven heeft ontvangen, er van uit dat verzoeker hiermee doelt op de nota dan wel de betalingsherinneringen voor het marktgeld van de 2e periode 2006. Verweerder mag er in beginsel van uitgaan dat een opgegeven correspondentieadres juist is. Vaststaat dat verzoeker zijn adreswijziging eerst op 26 juli 2006 aan verweerder heeft doorgegeven. Verweerder had derhalve ten tijde van de verzending van voornoemde nota en betalingsherinneringen geen reden om aan te nemen dat verzoeker niet meer op het adres [adres A.] woonachtig zou zijn. Verweerder mocht er dan ook van uitgaan dat dit adres juist was en heeft deze nota en betalingsherinneringen op juiste wijze aan verzoeker bekendgemaakt.
De voorzieningenrechter overweegt ter zake van het voornemen van 27 november 2006 dat verweerder zijn standpunt dat er van uit kan worden gegaan dat dit voornemen is verzonden niet heeft onderbouwd. Derhalve is vooralsnog onvoldoende komen vast te staan dat het voornemen op of omstreeks 27 november 2006 is verzonden. Verweerder dient derhalve in de te nemen beslissing op bezwaar aandacht te besteden aan de vraag of het voornemen van 27 november 2006 daadwerkelijk aan verzoeker is verzonden.
7. Hoewel op grond van hetgeen in deze voorlopige voorzieningenprocedure naar voren is gekomen niet valt uit te sluiten dat verweerder na heroverweging het bestreden besluit kan handhaven, ziet de voorzieningenrechter, gelet op de belangen van verzoeker, aanleiding om het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb in te willigen, in die zin dat het primaire besluit van 2 januari 2007 wordt geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de nieuwe beslissing op bezwaar.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage,
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe, in die zin dat het primaire besluit van 2 januari 2007 wordt geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de nieuwe beslissing op bezwaar.
gelast dat de gemeente 's-Gravenhage als rechtspersoon aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht ad € 141,-- vergoedt.
Aldus gegeven door mr. M.D.J. van Reenen-Stroebel, als voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2007, in tegenwoordigheid van de griffier, A.J. Faasse - van Rossum.