ECLI:NL:RBSGR:2007:AZ9471
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitzetting van Iraakse vreemdeling met EU-document en zicht op uitzetting
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 23 februari 2007 uitspraak gedaan in een beroep tegen de bewaring van een Iraakse vreemdeling, eiser, die in het Uitzetcentrum te Zestienhoven verblijft. Eiser heeft aangevoerd dat hij van verschillende bronnen, waaronder luchtvaartmaatschappijen, heeft vernomen dat Irakezen met een EU-document niet worden toegelaten op vluchten naar Irak, waardoor er geen zicht op uitzetting zou zijn. De rechtbank heeft verweerder, de Minister van Justitie, opgedragen inzicht te verschaffen in het aantal geslaagde uitzettingen naar Noord-Irak met een EU-document en het aantal pogingen daartoe. Verweerder kon echter geen afdoende informatie verstrekken en meldde slechts dat in 2007 tot op heden één persoon met een EU-document naar Noord-Irak is uitgezet.
De rechtbank oordeelde dat verweerder niet het gevraagde inzicht heeft verschaft en geen afdoende redenen heeft gegeven voor het ontbreken van deze informatie. Hierdoor bleef het betoog van eiser onvoldoende weersproken, en kon niet langer worden gesteld dat er zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de opheffing van de bewaring met ingang van de uitspraak, wees het verzoek om schadevergoeding af en veroordeelde verweerder in de proceskosten.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rechtspositie van vreemdelingen die in Nederland verblijven en de voorwaarden waaronder zij kunnen worden uitgezet. De rechtbank benadrukte dat het ontbreken van zicht op uitzetting een belangrijke factor is in de beoordeling van de rechtmatigheid van de bewaring.